| |
| |
| |
De Koningh belooft Esther wederom te sullen geven al wat sy begeeren soude, vers 1, etc. Sy bidt om haer, ende hares volcks leven, 3. ontdeckende Hamans boos voornemen, 4. Die Esther om sijn leven bidt, siende dat de Koningh op hem seer gestoort was, 7. Sijn aengesichte wort bedeckt, dat hy den Koningh niet meer sien en mocht, 8. Charbona seyt den Koningh, dat Haman een galge van vijftigh ellen hooge hadde maken laten, om Mordechai daer aen te hangen: De Koningh gebiedt dat men Haman aen deselve soude hangen, 9. ’t welck geschiedde, 10.
| |
1
DOe de Koningh met Haman gekomen was, 1 om te drincken met de Koninginne Esther:
| |
2
Soo seyde de Koningh tot Esther, oock 2 ten tweeden dage 3 op de maeltijt des wijns, Wat is uwe bede, Koninginne Esther? ende sy sal u gegeven worden: ende wat is u versoeck? ’t sal geschieden, oock tot de helft des Koninckrijcks.
| |
3
Doe antwoordde de Koninginne Esther, ende seyde, Indien ick, ô Koningh, genade in uwe oogen gevonden hebbe, ende indien het den Koningh goet dunckt, men geve my 4 mijn leven, om mijner bede wille, ende 5 mijn volck, om mijns versoecks wille.
| |
4
Want 6 wy zijn verkocht, Ick, ende mijn volck, dat men [ons] verdelge, doode, ende ombrenge: 7 Indien wy noch tot knechten, ende tot dienstmaeghden 8 waren verkocht geweest; ick soude geswegen hebben, of schoon 9 de onderdrucker 10 de schade des Koninghs geensins en soude konnen vergoeden.
| |
5
Doe sprack de Koningh Ahasveros, ende seyde tot de Koninginne Esther, Wie is [kolom] die? ende waer is die selve 11 die sijn herte vervult heeft om alsoo te doen?
| |
6
Ende Esther seyde, De man, de onderdrucker ende vyant is dese boose Haman: Doe verschrickte Haman voor het aengesichte des Koninghs, ende der Koninginne.
| |
7
Ende de Koningh stont op in sijne grimmigheyt van de maeltijt des wijns, [ende gingh] 12 na den hof des palleys: ende Haman bleef staen, om van de Koninginne Esther, aengaende 13 sijn leven, versoeck te doen, want 14 hy sagh, dat het quaet van den Koningh over hem 15 ten vollen besloten was.
| |
8
Doe de Koningh weder quam uyt den hof des palleys in het huys van de maeltijt des wijns, soo was Haman 16 gevallen 17 op het bedde, daer Esther op was: Doe seyde de Koningh, Soude hy oock wel de Koninginne 18 verkrachten 19 by my 20 in het huys? Het 21 woort gingh uyt des Koninghs mont, ende sy 22 bedeckten Hamans aengesichte.
| |
9
Ende a Charbona een van de kamerlingen voor ’t aenschijn des Koninghs [staende], seyde, Oock siet de galge, welcke Haman gemaeckt heeft 23 voor Mordechai, 24 die goet voor den Koningh gesproken heeft, staet by Hamans huys, vijftigh ellen hooge: doe seyde de Koningh, Hanght hem daer aen.
| |
10
Alsoo hingen sy Haman aen de galge, die hy voor Mordechai hadde doen bereyden: ende de grimmigheyt des Koninghs wert gestilt.
|
-
1
- D. om maeltijt te houden ende vrolick te zijn: als Gen. 43. vers 34.
-
2
- D. op den dagh der tweeder maeltijt, daer van boven c. 5. vers 8. mentie gemaeckt wort.
-
3
- Siet bov. 5.6. also oock ond. vers 7.
-
5
- Te weten, de Ioden, uyt dewelcke ick gesproten ben. Anders, ende mijnes volcks. Te weten, ziele, of leven.
-
6
- T.w. van Haman aen u, voor een groote somme gelts. ’t Schijnt dat Esther siet op de presentatie des gelts dewelcke Haman gedaen hadde. Siet boven 3.9. ende 4.7.
-
7
- Ofte, Och of wy tot, etc.
-
8
- T.w. tot profijt des Koninghs.
-
9
- Anders, de onderdruckinge, (D. het profijt dat van de onderdruckinge soude komen) niet en soude konnen vergeleken worden met de schade des Koninghs.
-
10
- Esther geeft hier mede te verstaen, dat de Koningh groot profijt van de Ioden genoot, T.w. van wegen de schattingen, die sy moesten betalen: Ende sy seyt, dat de schade die de Koningh door het verdelgen der Ioden in alle sijne Koninckrijcken lijden soude, soo groot soude wesen, dat Haman, met sijne tien duysent talenten silvers (boven 3.9.) deselve niet en soude konnen vergoeden.
-
11
- D. die in sijn herte vastelick voorgenomen heeft sulcks te doen. Hebr. die sijn herte vervult heeft. Siet dergelijcke maniere van spreken. Actor. 5.3.
-
12
- D. in den hof die aen, ofte by het palleys was.
-
13
- Hebr. sijne ziele, als vers 3.
-
14
- Siet Prov. 16. vers 14. ende 20.2.
-
16
- Te weten, om Esther te smeken ende te bidden, dat sy den Koningh voor hem soude willen bidden, dat hy sijn leven mochte behouden.
-
17
- Verstaet hier sulck een bedde, ofte koetse, als boven 1. vers 6. zijnde gemaeckt om aen de tafel te liggen als sy aten. Aldus heeft oock Christus ende sijne discipelen aen de tafel gelegen, niet geseten, Matth. 26. vers 20. want dit eertijts by de Persen, Romeynen ende andre natien gebruycklick was.
-
18
- Of, gewelt aendoen, overweldigen.
-
19
- D. in mijn bywesen, ende tegenwoordigheyt.
-
20
- Te weten, in dit huys der maeltijt.
-
21
- Of, een woort, Dat is, bevel.
-
22
- Die by de Persen in des Koninghs ongenade gekomen was, dien wert het aengesichte bedeckt, als niet weerdigh zijnde den Koningh te aenschouwen. siet Iob 9.24.
-
23
- Te weten, om hem daer aen te hangen. Dit mach wel Charbona van yemant uyt Hamans huysgesin vernomen hebben, doe hy gegaen was om Haman tot het tweede bancket te halen, siende daer dese galge opgericht.
-
24
- Te weten, ontdeckende de conspiratie der kamerlingen tegen den Koningh, daer hy seer wel aen gedaen heeft, doende daer mede den Koningh den grootsten dienst die men hem doen konde, namelick, hem sijn leven behoudende. siet bov. 2. 21, 22.
|