De psalmen Davids
(1663)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij
[pagina 8]
| |
En in mijn swaerste lijden
Soo roept dit afgeschuymde Rot,
Hy heeft noch hulp noch heyl by Godt,
Hy wil hem niet bevrijden. Selah.
2. Maer ghy Heer zijt mijn eer en schildt,
V heb ick uytverkooren;
Ghy zijt het die mijn hooft optilt,
Dat ick niet ga verlooren:
Wanneer mijn hert maer tot u schreyt
Soo zijt ghy datelijck bereyt
Om mijn gebedt te hooren. Selah.
3. Ick hadd' op mijne leger-plaats
Mijn rust in stilt' genoomen,
'k Ontwaeckte wederom, niets quaets
Was over my gekomen;
Want Godt die stondt op mijne zy,
Al swoerender schoon tegen my
Tien duysent, 'k souw niet schroomen.
4. Rijst mijn Beschermer, rijst weer op,
En steeck uyt uwe handen,
Ghy slaet mijn vyandt op den kop,
En breeckt sijn felle tanden.
By onse Godt en anders geen
Is hulp te vinden, hy alleen
Stiert zegen op de landen. I. Gloria
|
|