Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren Pieter de la Court GEBRUIKT EXEMPLAAR exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1159 E 15 ALGEMENE OPMERKINGEN Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren van Pieter de la Court uit 1662, gepubliceerd onder het pseudoniem V.D.H. REDACTIONELE INGREPEN Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (p. *1v) is niet opgenomen in de lopende tekst. [pagina *1r] INTEREST van HOLLAND, ofte GRONDEN van Hollands-Welvaren. Aangewezen door V.D.H. t' AMSTERDAM, By Joan. Cyprianus vander Gracht, in 't jaar 1662. [pagina 268] Cap. Pag. I. HOlland is geen een land, en heeft niet allesins een interest. 1 II. Van Hollands naturelike lasten. 2 III. Van Hollands naturelike vruchten en voordeelen. 6 IV. Dat de Inwoonders van Holland uit den bodem niet konnen werden gevoede. 7 V. Dat Holland zeer wel legt om zijn voedsel uit der zee te rapen. 8 VI. In Europa is geen land tot de negotie bequamer als Holland. 11 VII. Dat Holland door de Vissery de Negotie, en door die twee de Manufacturen verkregen heeft. 14 VIII. Dat alle Ingezetenen van Holland, in vryheid zijnde, door een gemeen welen qualik-varen wonderlik aan een zijn geschakeld. 15 IX. Werd gevraagd, waarom de zware oorlogs-lasten niet hebben de Visserye, Negotie, en Manufacturen, buiten Holland gekeert? 23 X. Alvoren te antwoorden, werd verhaald den ouden stand der negotie in Europa. 24 XI. Werd voor antwoord in het particulier aangewezen, dat noodzakelik de Vissery en Negotie in het geheel, en de Manufacturen voor het grootste deel, zich moesten in Holland neder zetten. 30 [pagina 269] XII. Dat Amsterdam met meer middelen van subsistentie voorzien, grooter koopstad, en Holland een kooprijker Land is, als ooit in de wereld was. 33 XIII. Onder de middelen, om deze kostelike Gods zegen te behouden, is het eerste vryheid voor alle Religien. 35 XIV. Het tweede middel is, volkome vryheid om zich te erneeren, voor allen die hier begeeren te woonen. 38 XV. Dat beslote Compagnien en Gildens voor Holland zeer schadelik zijn. 41 XVI. Dat deze volkome vryheid niet genoeg is, 't en zy de lasten vermindert werden. 42 XVII. Dat men in Holland, tegen alle reden, de vryheid van Religie bekommert. 42 XVIII. Dat men in Holland ook eenigsins ten onrecht, de vryheid van Vissery en Negotie besnoeit. 44 XIX. Dat men de handwerken niet min onvoorzichtiglik benauwt. 45 XX. Dat de zware imposten, en inzonderheid de zware convoy-gelden, 's Lands welvaren eindelik zullen verjagen. 47 XXI. Waar op men in 't stellen der Convoy-gelden meest acht moet nemen. 49 XXII. Dat men tegen deze fondamenten in velen heeft gedwaalt. 52 XXIII. Dat na de vryheid, de beveiling der zee, in vrede, zeer noodig is. 56 [pagina 270] XXIV. Boven alle is oorlog, en voornemelik ter zee, voor Holland zeer schadelik. 63 XXV. Dat men deze maximen, van beveilinge der zee en vrede, van ouds in Holland heeft gehad. 65 XXVI. Te vervallen tot een Monarchale, ofte een-hoofdige regeringe, is voor Holland een onwederopstandelike dood. 70 XXVII. Wetten en train van justitie naar de koopmanschap geformeerd. 75 XXVIII. Waarom de Ingezetenen van Holland door de regeeringe der Princen van Oranjen niet meer zijn geruineerd geworden. 88 XXIX. Waarom de Vryheid in Holland niet meer goeds heeft veroorzaakt sedert de doods des Princen van Oranjen. 92 XXX. Wat goede vruchten de beginselen van een vrye Regeringe albereits gebaart hebben. 116 XXXI. Dat de wezende gebreken der regeringe konnen werden gebeeterd, zoo lang men geen Kapitain Generaal heeft. 142 XXXII. Besluit over het Interest van Holland, absolutelik geconsidereerd. 145 XXXIII. Werd naargevorscht of en hoe 't welvaren van eenig Land door Alliantien kan werden betracht. 146 XXXIV. Consideratien in 't particulier [pagina 271] over Hollands Alliantien met minder Opermachten. 156 XXXV. Consideratien over Hollands Alliantien aan te gaan met machtiger Potentaten: en eerst met Vrankrijk. 160 XXXVI. Consideratien over Hollands Alliantien aan te gaan met Spanjen. 164 XXXVII. Consideratien over Hollands Alliantien aan te gaan met Engeland. 168 XXXVIII. Eenige zoo generale als particuliere conclusien, gefondeerd op deze voorgande consideratien. 180 XXXIX. Dat Holland voor dezen door Graven en Stadhouders geregeert zijnde geweest, gedurig vol oproer was, en gantsch geen In- maar wel Uitheems geweld heeft konnen afkeeren: en dat het nu, met een vrye Regeering, zich zelven veel beter behoorde, en kan conserveeren en beschermen, tegen alle In- en Uitheems geweld. 188 XL. Dat Holland, gedurende zijn' vrye Regeringe, door geen Inheems gewelt zal konnen werden geruineert. 206 XLI. Dat Holland, gedurende zijn vrye Regeering, zeer wel alle Uitheems geweld kan afkeeren. 213 XLII. Dat Holland gantsch ongefortificeerde Steden blijvende behouden, en alleenlik met Uitrecht vereenigd zijnde, [pagina 272] zich seer wel tegen alle Potentaten des weerelds zoude konnen beschermen. 226 XLIII. Dat ydere groote Hollandse Stad, wel gefortificeert wezende, zich zeer wel tegen alle geweld van buiten zoude konnen beschermen. 230 XLIV. Hollands Interest geconsidereerd ten respecte van alle zijne Nabuuren in het generaal. 244 XLV. Twee objectien tegen deze conclusien werden beantwoord. 251 XLVI. De genoome conclusien werden met fabulen en spreek-woorden verklaard. 256 XLVII. Werd ten tweeden male geconcludeerd, dat vryheid, beveiling der zee, en vrede, zorgvuldig in Holland moet werden gezocht, en dat alle oorlog, buiten noodweer, daar zeer schadelik is. 265 2009 dbnl cour001inte01_01 unicode scans Pieter de la Court, Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren. Joan. Cyprianus vander Gracht, Amsterdam 1662  DBNL-TEI 1 2009-08-18 CB colofon toegevoegd Verantwoording Dit tekstbestand is gebaseerd op een bestand van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (https://www.dbnl.org) Bron: Pieter de la Court, Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren. Joan. Cyprianus vander Gracht, Amsterdam 1662  Zie: https://www.dbnl.org/tekst/ques002lauw01_01/colofon.php In dit bestand zijn twee typen markeringen opgenomen: paginanummering en illustraties met onderschriften. Deze zijn te onderscheiden van de rest van de tekst door middel van accolades: {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} {==Figuur. 1: Onderschrift van de afbeelding.==} {>>afbeelding<<} {==*2r==} {>>pagina-aanduiding<<} Voor-reeden van Hollands Interest. DEwijl aller landen waarachtigAller landen waarachtig interest. interest bestaat in het welvaaren der Regeerders en Onderdaanen gesamentlik, en het zelve kennelik van een goede regeering hangd; soo moet men weeten, dat een goede regeering is, niet daar het wel ofte qualik vaaren der Onderdaanen hangd van de deugd ofte ondeugd der Regeerders; maar (dat zeer aanmerkens-waardig is) daar het wel en quaalik vaaren der Regeerders noodwendig volgd op, ofte hangd van het wel ende quaalik vaaren der Onderdanen. Want vermits men gelooven moet dat eygen altijds voorgaat, zal in het eerste geval eygen voordeel ook tot nadeel {==*2v==} {>>pagina-aanduiding<<} der gemeene onderdaanen werden gesogt. Maar vermits in het tweede geval, eygen voordeel niet, dan door het gemeen, kan werden verkreegen, sal het selve door de Regeerders altijds werden betragt. Tantum de publicis malis sentimus, quantum ad privatas res pertinet, Niemand hinkt van een ander mans zeer. Aller Souverainen waarachtig Interest.Waar uit klarelik volgd, dat alle wijse Regeerders geneegen zijn hun Land, Rijk ofte Steeden soo machtig te maken, dat zy tegen der omleggende buuren geweld sig konnen beschermen, om dat het welvaren der Regeerders, voor soo veel, noodsaakelik van dat van haare Onderdaanen dependeerd, ende zy andersins uit de regeeringe zouden werden geschopt. Want hoewel de Monarchen, Heeren ende Hoofden, door quaade opvoedingen ende weelde, hun lusten volgende, ende de regeeringe laatende drijven op favori- {==*3r==} {>>pagina-aanduiding<<} ten ende hovelingen, gemeenelik deese eerste pligt aller Regeerders versuimen, soodanig als men door die gedurige regeeringe der favoriten ende Monarchale revolutien ziet: zoo versuimen nochtans de wijse zelfs-regeerende Heeren niet, hun land zoo veel als 't doenelik is teegen hunne nabuuren bestendig te maken. Maar de Monarchale ofte Republikse Staat daar toe machtig genoeg zijnde, werden naar de gelegentheid van de formen der Regeeringen, gansch contrarie wegen door de Regeerders omtrent het welvaaren der Onderdaanen ingegaan. Want vermits de tweede pligtAller Monarchen Interest is de Onderdaanen machteloos te maken. der Monarchen, Heeren ende Hoofden is, goede zorge te dragen dat haare eigen Onderdaanen zoo machteloos blijven, dat zy niet zouden konnen schatting ende gehoorsaamheid weigeren; zoo is daer toe in alle manieren dienstig, te beletten {==*3v==} {>>pagina-aanduiding<<} dat geen hunner Steeden zoo groot en machtig werden, dat zy uit haaren eigen boesem ende borse een heir te velde zouden konnen brengen ende houden, om daar mede aan hun eigen Heer het hoofd te bieden ofte hem te verjaagen. En even zoo weinig mogen voorsichtige Heeren, Hoofden, en Monarchen toelaaten dat haare steeden door een goede fortificatie haar eigen Heer zouden konnen buiten keeren. En of schoon de kindse, wellustige, domme en traage Monarchen dit alles versuimen, zoo versuimen nochtans de Hovelingen, die alsdan in haare plaatse regeeren, niet haar eigen voordeel te betrachten, ende 't zy in vreede, 't zy in oorloge, de onderdaanen uitplonderende, die machteloos te maaken, en te ontblooten van alle fortificatie, vivres, ammonitie van oorloge, en krijgs-oeffeningen der gemeene onderdanen. {==*4r==} {>>pagina-aanduiding<<} Maar vermits, ter contrarie,Aller Regenten van Republijken waarachtig interest is, groote volkrijke gefortificeerde Steden te maken. de tweede pligt van Regeerders der Republiken ende groote Steeden is, die zoo volkrijk, machtig, ende sterk te maaken als 't eenigsins doenelik is, om dat alle Regeerders ende Magistraats-persoonen, alsmede alle anderen, in des Lands ofte Steede dienst weesende, daar door des te meer machts, eere ende profijten verkrijgen, ende sekerlijker in tijde van vreede ofte oorloge besitten; zoo ziet men gemeenelik alle Republijken in konst, koop, volkrijkheid, ende sterkte bloejen. Daarenboven moet men zeerHollands waarachtig interest. wel considereren, dat Holland zeer lichtelik teegen zijne naburen kan werden beschermt. Ende dat het bloejen der Visserijen, Manufacturen en Negotien, daar op Holland purelik bestaat, gewisselik veroorsaaken moet ongeloovelik machtige, geld- envolkrijke Steeden, die door haar {==*4v==} {>>pagina-aanduiding<<} bequame situatie, zeer lichtelik onwinbaar te fortificeeren zijn; alle het welk voor een Monarch, Heer en Hoofd, een gantsch onverdragelike zaak is. En dien-volgende besluit ik, dat den Hollandschen ingezetenen geen grooter quaad kan overkomen, dan geregeert te werden door een Monarch, Heer ofte Hooft: en dat ter contrarie God de Heer over een land, gebouwt op zodanige gronden, geen grooter zegen uitstorten kan, dan met in het zelve in te voeren een vrye Republiksche ofte Staats-gewijze Regeering. Maar vermits deze mijne conclusie strijd tegen zeer generaale en langdurige voor-oordeelen, dunkt my geraden die wech te nemen, zo veel my doenelik zal wezen, met de volgende reden. Hoewel uit het voor-gaande blijkt, dat de Ingezetenen van een Republik oneindelik gelukkiger zijn, als de onderdanen van een land, geregeert door een Heer ofte een uit- {==*5r==} {>>pagina-aanduiding<<} stekend hoofd, zo zal nochtans het contrarie meest altijds werden gelooft in Landen, daar een Heer is, of in Republiken daar iemand op op den trap is om Heer te werden. Want niet allen de Officianten,Aller Hovelingen en Soldaten waarchtig interest. Hovelingen, Edelluiden en Soldaten, maar ook alle die het geren zouden wezen, door de corruptie der Regeringe zich verrijkende, ofte hare grootsheid zoekende, verheffen de Monarchale regeringe, om eigen profijt, ten Hemel, als daar uit nedergedaald zijnde: hoewel God de Heer geen dan een Republikse regering genadiglik ingesteld, en daar na in zijnen toorn een uitstekend hoofd over de zelve gekoren heeft, 1 Sam. cap. 8. En daarenboven derven alle die bloedzuigers van den Staat, en van het menschelik geslacht, de Republiken tot in den drek verachtende, en van muizen olifanten makende, de feilen der zelver breed uitmeeten, en de deugden verduisteren, om dat zy {==*5v==} {>>pagina-aanduiding<<} weten daar over van niemand te Manieren van oordeelen aller gemene Onderdanen.zullen werden gestraft. Waar op alle 't gemeene volk, ontbloot van kennis en oordeel, zegt Amen; voornementlik als het werd geblindhokt en tegen de wettige Regeerders opgehitst door Predikers die naar de Heerschappye dingen, hoedanige (God betert) ook al eenige in Holland, en d'omleggende Provincien gevonden worden. Zulks alle deugdzame en verstandige Ingezetenen genoodzaakt werden, hun vinger in de aarde steekende, te rieken in wat Land zy woonen, en zich wel te wachten de gebreken der Lands-Heeren, ofte die 't garen zouden wezen, te ontdekken. Ja weinige Inwoonders van een vryen Staat vind men die genegen zijn te onderwijzen hoe veel een Republik beter zy als een Monarchy, om dat zy weten daar over van niemand te zullen werden geloond; en dat aan de andere zijde, {==*6r==} {>>pagina-aanduiding<<} Koningen met lange armen zware slagen konnen geven; en hoewel alle verstandige Onderdanen der Monarchen, die nevens de hoofse pluim-strijkers de schaamte niet hebben afgelegt, in het generaal overtuigd werden van de voortreffelikheid eener RepublikeOf eenige volkeren van nature, Monarchaal moeten geregeerd werden. boven de Eenhoofdige Regeringe; zo houden nochtans eenige staande, veele volkeren zodanig geaard te zijn, dat zy niet gelukkelik dan door eenen Heer konnen werden geregeerd; en brengen by de exempelen aller volkeren van Asia en Afrijken, als mede alle Europise volkeren gelegen na het Zuiden: wel is waar dat zy ook bekennen, dat alle volkeren die meer na het Noorden gelegen zijn, bequameliker werden geregeerd door een uitstekend Hoofd en meerder vryheid, gelijk warelik van Vrankrijk af na het Noorden genoegzaam alle absolute Monarchale regeringe ophoud; en dienvolgende sustineren {==*6v==} {>>pagina-aanduiding<<} de selve en vele anderen, de Hollanders in het particulier zo wrevelig, factieus en bot te zijn, dat zy niet, dan door een zeer uitstekend Hoofd in dwang gehouden zijnde, gelukkelik zouden konnen werden geregeerd, en dat het zelve ook door de historien der voorlede Graven zoude werden bekraftigt. Maar aan de andere zijde werd Of de Hollanders van zoo een wreveligen aart zijn, dat zy niet gerustelik dan door een Hoofd konnen werden geregeerd.gesegt, dat de tijden der voorlede Graven kennelik zijn geweest zeer afgrijselike tijden en regeeringen, vervullende de Historien met gedurige verfoejelike oorlogen, oproeren, en grouwelen, gebaard door en ter occasie van dat uitsteekend Hoofd: en dat ter contrarie de Hollanders, als op de Vissery, Manufacturen en Negotie levende, van nature zeer vreedsaam zouden wesen, indien zy door zoodanig Hoofd niet oproerig wierden gemaakt. Wat hier van zy, kan ten deele uit de Historien werden geleerd. Maar hier op zal misschien ei- {==*7r==} {>>pagina-aanduiding<<} mand seggen, de saaken sedertOf de Hollanders onder een Stadhouder ofie Kapitain Generaal gelukkiger zouden wezen als voor dezen onder de Graven. honderd jaren veranderd te zijn, om dat Holland voor dezen meest op den land-bouw bestond, en dat hier geen soldaten, finantien ofte gefortificeerde plaatsen waren daar de Graaf over konde disponeren. Waarom hy geen oorlog konde voeren, dan met zijn Leen-mannen en Poorters op geconsenteerde beeden, en dat daarenboven de Hollandse Steden, naar proportie der krijgs-konst, zoo sterk waren, dat zy niet, dan met zeer groot geweld, door een Graaf konden werden ingenomen, zulks die regeering in alle manieren ongestadig, krachteloos en oproerig moeste zijn. En hier by sal misschien iemand noch voegen, dat Holland nu t'eenemaal bestaat op de koopmanschap, ende dat een uitstekend Hoofd, Kapitain Generaal, ofte Stadthouder, hier zoude hebben een eige lijfwacht in den {==*7v==} {>>pagina-aanduiding<<} Hage, plaatse der Dagvaart, als mede de gonst van een groote besoldigde krijgs-macht, van alle de Predikanten, en door die, de gonst der gemeene Ingesetenen. En dat hy daarenboven, door de Gedeputeerden ter Generaliteit, t'zijnen gelieve zoude konnen disponeren van die onwinbare frontier-plaatsen der niet stemmende Landen, schoon genomen hy zijn macht door geen uitheemsche Alliantien quame te sterken. Zulks hy meest alle Hollandse Steden, nu genoegzaam open leggende, ter loops zoude konnen overweldigen, en dienvolgende zoude warelik iemand konnen zeggen: dat de Hollanders, door het kiezen van zodanig uitsteekend Hoofd, als onnozele lammeren zouden werden geregeerd door een onwederstandelik Souverain. Wat hier van zy, en of de Hollandse ingezetenen als dan gelukkig zouden wezen, zal ik een ander {==*8r==} {>>pagina-aanduiding<<} wijtloopiger laten denken, zeggen en schrijven. Maar wat der Hollanderen bottigheidOf de Hollanders al te bot van aart zijn, om in forme van Republike geregeerd te werden. aangaat, of die zo groot zy, datse niet verstands genoeg zouden hebben om een vrye Republikte konnen formeeren, en dat zy dien kosteliken steen, de Vryheid, gevonden hebbende, met den Esopisen Haan een graantjen koorens meerder zouden achten, daar van zeg ik niet wel te konnen werden geoordeeld; want vermits zy noch geen tien jaren zijn vry geweest, en het daar te vooren zeer ontijdig en schadelik was zijn goed verstand in het stuk der Regeringe te tonen; als mede vermits het klaar is, dat eene generatie van menschen in vryheid moet werden doorgeworsteld, eer men daar van te recht oordeelen kan; zoo moet men het zelve God en den tijd overgeven, om daar na, indien deze slaafachtige wederstrevers werden overleeft, een goed oordeel {==*8v==} {>>pagina-aanduiding<<} voor ofte tegen te konnen vellen. Onderentusschen kan dit volgende Tractaat van Hollands Interest onpartijdig werden gelezen: en ten zelven einde zy yder gewaarschout, dat uit elke particuliere zake niet veel nuttigheids kan werden getrokken, maar dat die moet werden gevonden in de overdenkinge en aan-een-knopinge aller verhandelingen te zamen, om eindelik te konnen oordeelen, of hier het waarachtige Interest dezer Landen getroffen zy; indien neen, zal my genoeg wezen, by zo verre men gelooft, dat ik het nochtans ernstig gezocht, en daar toe eerst den weg gebaand hebbende, (affectus pro effectu: In magnis voluisse sat est,) meer danks als ondanks van mijn vry Vaderland heb verdiend; alzo misschien door mijn poogen en dwalen een ander, veel bequamer, zal werden opgewekt om beter te doen. 't Welk God geve. {==1==} {>>pagina-aanduiding<<} Interest van Holland. Capittel I. Holland is geen een Land, en heeft niet allesins een interest. OM dat men met de naamOm dat Holland geen een Land is, kan 't geen een Interest hebben. 's Lands welvaaren verstaan moet de conservatie en vermeerdering der Ingesetenen van 't Land, bestaande in Regeerders en Onderdaanen; en dat Holland van ouds niet is geweest een Land ofte Republike, maar bestaan heeft in veel Republiken, die warelik metter tijd hebben gekreegen een en het zelfde hoofd, onder den naam van Graaf ofte Stadhouder, doch vermits de selve zich met zijn Domeinen moest te vreeden houden en de Landen regeeren, ofte, om beeter te zeggen, administreren, elk naar zijn byzondere gewoonten en Rechten, zoo zijn de selve niettemin gebleeven zoo veele verscheide Republiken: en daarom zal ie- {==2==} {>>pagina-aanduiding<<} der verstandig mensch lichtelik oordeelen konnen dat verscheidentheid van Regeerders, Onderdaanen, Landen en situatie, ook noodsaakelik verscheidentheid van interesten veroorsaakende, ik van Hollands welvaaren, als van een Land, niet bescheidentlik zal konnen schrijven, nochtans ben ik geneegen het selve onder eenen titul te doen, zoo veel mijn geringe kennis toelaat; en alle zijne Steeden ofte Landen in eene sake ofte Interest over een koomen. Cap. II Van Hollands naturelike lasten. Hollands situatie, HOlland, leggende op de hoogte van 51 tot 52 graden naar het noorden, aan zee, en vele binnewaateren: zijnde daarenboven een zeer laag en vlakland, is daar door zeer veele ongemakken onderworpen. en ongemakken daar uit ontstaande, zelfs in volkome vreede.Ten eersten zijn hier zeer felle en lange winters, waar door de menschen meer licht, brandt, kleeding en voedsel van noode hebben. Daarenboven moeten alle de beesten van dit grasig land dan werden gestalt, hoewel men dan met meer kosten en arbeid min zuivel trekt. Ten tweeden, zijn de saisoenen hier zoo {==3==} {>>pagina-aanduiding<<} kort, dat zy zeer wel waargenomen werden, en wel gelukken moeten om voordeel te konnen doen. Want het zaad in dit vochtig land verrot ofte verteerd zijnde, daar na niet bequaamelik met ander kan werden bezaaid. Ten derden, door de nabyheid der zee en vlakte des lands ontstaat in de voor en na-tijd, niet alleen voor den menschen ongezond weeder; maar in de voortijdt werden door scherpe koude winden alle bloeisels der boomgaarden verteerd, en in de herfst door stormwinden, veel onrijp ooft geplukt. Ten vierden, is boven allen considerabel, dat deeze landen, meest alle laager leggende als de vloeden der zee en rivieren, die grouwelike stormen des Oceaans en ys-gangen moeten afkeeren; waar teegen met zeer groote onkosten werd gearbeid: want een roede langte des zeedijks somtijds wel 600 guldens kost van maaken. Aan de rivieren kosten de zelve ook zeer veel. En hoe zwaaren last het zelve moet weesen, kan men eenigsins afmeeten uit de jaarelikse omslaagen van Rijnland, het welk genoegsaam noch met de zee, noch met eenige loopende rivieren, en niet dan met stille-staande wateren gemeenschap heeft. Namentlik wegens morgengelden en binne- {==4==} {>>pagina-aanduiding<<} landse onkosten betaald yder morgen wel twee guldens, en daarenboven om het regenwater door molens uit te malen en door kadijkjens uit te keeren, moet jareliks voor yder morgen wel 30 stuyvers, als mede voor tanwerken, aan voetwegen, wage-wegen, en wateringen te onderhouden, wel 20 stuyvers werden betaalt. Waar by noch eindelik moeten ontstaan veel boeten en quellingen, als Baljow, Dijkgraaf en Heemraaden ad vitam gekooren werden, en van de Ingelanden gansch independent zijn. Ten vijfden is klaar dat Holland uit zijn grond gansch geen mineraalen, ofte eenige de geringste bergwerken uitlevert; sulks uit den grond met graven gansch niet te haalen is, dan kley en veen, en dat met het land te schenden. Holland dus worstelende tegen zee, rivieren en uitgemaale meeren, en kan nauweliks vier-honderd duizend vruchtbare morgen lands, duin en hey niet gereekend zijnde, uitleeveren. Want volgens omslag van den jaare 1554 wierde bevonden omtrent 300000 morgen en eenige honderd meer; ook zeggen de Staaten van Holland en Zeeland in seekere Remonstrantie aan den Graave van Lycester, dat deeze twee Provintien met veel hey, duyn, en uitgedolve onlanden, {==5==} {>>pagina-aanduiding<<} niet meer als 500000 morgen uitleverden, sulks ik gisch Holland nu niet boven 400000 morgen in alles zal konnen uitmaken. En vermits de Bodem meest over alle sand, moer, ofte veenig is, moet de zelve werden gebeeterd; en om dat de beeternisse zeer haast door een openland nederzijgt, is de beeternisse in het korte wederom van noode. Dus is het met Holland gesteld inSulks de ongemakken, die het Oorlog veroorsaakt heeft, gansch ondragelijk zijn. volle vreede, zonder zich eenigsins tegen zijn' nabuuren te waapenen, ofte die af te keeren, wat zal het zijn indien men considereerd, dat de Hollanders de zee niet alleen veylen, en haare Steeden en Landen teegen alle geweld van buiten beschermen moeten, maar dat zy daarenboven haaren nek hebben belaaden met het bewaaren van veele geconquesteerde Steeden en omleggende Provintien, die Holland nietwes toebrengen, en ter contrarie uit Hollands boesem werden voorzien met fortificatien, ammonitie-huisen, eet-waaren, waapenen, geschut, bezolding, jaa, dat schandelik is, met huizen ofte logijs-gelden voor soldaaten. Alle de welke in het toekomende een Kapitain Generaal bekomende, voor het weereloze Holland veel formidabelder zullen weezen, dan eenige andere nabuuren. En nochtans is het {==6==} {>>pagina-aanduiding<<} gelovelik dat deeze lasten, zoo politike als militaire binnen en buiten 's lands, deeze Provintie en Steeden alleen aangaande, meer als tien millioenen guldens des jaars nu in vollen vreede beloopen. Immers zegt Liewe van Aisma op het jaar 1643, dat de Provintie van Holland jareliks aan inkomen had elf millioenen guldens; sedert welken tijd des gemeene lands-middelen noch merkelik zijn vermeerderd. Ook is waarachtig dat de Steeden tot haar eige nooddruft, zeer veele accijzen hebbende opgesteld, de Ingezetenen noch veel meer belasten. Cap. III. Van Hollands naturelike vruchten en voordeelen. Hollands voordeelen, en wat het uitleeverd.HIer teegen en konnen de binnewateren niet uitleeveren, als vis, watervogelen en eyeren; de duinen niet als konijnen-vleesch en vellen, vier-honderd-duizend morgen lands niet anders als steenplaatzers-aarde, turf, koorn, moes-kruiden, ooft, vlas, hennip, meede-krappen, ried, gras, zuivel, koeyen, kalveren, schaapen, paarden, doch van 't strang en duin zoude men konnen zeggen dat het kalk en zand uitleeverd. {==7==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. IV. Dat de inwoonders van Holland uit den bodem niet konnen werden gevoed. MAar als men 't zoo stelde dat alle het land wierd bezaait met hetVVaar uit blijkt dat Holland in vreede, en noch veel min in oorlog sig zelven niet voeden kan. noodsaakelikste, namentlik tarw, en dat ieder morgen jareliks won 15 zakken, en zouden vier-honderd-duizend morgen niet konnen verschaffen aan twee millioenen menschen ieder een pond brood des daags, en misschien zoude men bevinden, indien het mogelik ware het zelve te reekenen, dat nu alleen aan den landbow, en alle het gunt zonder het welke den landbow niet kan werden gedaan, meer menschen moeten arbeiden als daar van konnen werden gevoed. zulks het klarelik blijken zoude, als men alle overige vruchten, die nu daar werden gewonnen, met het andere dat tot's menschen leeven noodig is, zoude overweegen; dat de boeren en haar gevolg, zeer veel spijze, drank, kleederen, wooning en brand zouden te kort schieten. Waaromme men zeer wel zeggen mag, dat Holland in geenderley wijze op zijn eigen bodem bestaat, maar dat het in alle manieren zijn voedsel buiten 's lands moet zoeken. {==8==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. V. Dat Holland zeer wel legt om zijn voedsel uit der zee te raapen. Sulks de Ingezetenen haar voedsel uit der zee moeten zoeken.EN om zijn voedsel uit der zee, die een ieder gemeen is, te haalen, legt Holland zeer wel, niet alleen aan een visrijk strand, en het Doggers zand daar de kabbeljaau in groote meenigte kan werden gevangen, en gezouten; maar ook aan de haaring-vissery, die nergens als omtrent de kust van Groot-Brittanjen kan geschieden. En is deeze haring vangst zedert 250 jaren, dat Willem Beukelzen van Biervlied geleerd heeft de zelve te zouten en in tonnen te pakken, neevens de kabbeljaau-vangst geworden een zeer krachtig middel van subsistentie voor deeze Landen; inzonderheid, vermits veele omleggende volkeren, door Religie, verplicht zijn zich van vleesch eeten te onthouden. En vermits men noch onlangs heeft beginnen te gebruiken in veele gelegentheeden, traan ofte olie van Walvisschen, en dat het Noorden, daar de zelve te vangen zijn, niet verre van ons af is, immers met zuidelike winden, die veel by ons waajen, binnen ses ofte acht dagen {==9==} {>>pagina-aanduiding<<} kan werden bezeilt; zoo kan die vissery ook lichtelik met de zout-handel aan ons land werden vast gemaakt: want om die visseryen voornementlik, en by gevolge de negotie en retouren daar van hangende, aan ons land te koppelen, moetmenHet groot getal der Ingezeetenen is een krachtig middel om de Negotie aan Holland te koppelen. zeer wel considereren dat de grootste zwarigheid, om door zijn eigen bodem te subsisteren, namentlik het onuitspreekelik getal der menschen, is het krachtigste middel om alle buitenlandze waaren naa Holland te trekken, niet alleen om te verstapelen en daar naa buiten 's lands te verzenden door de Maze, Waal, Yssel en de Rhijn, alle te zamen eene rivier uitmakende, in aanleggende veelvoudige steeden en volkeren, de considerabelste van de geheele wereld voor het vertier der koopmanschappen: maar ook, om de zelve ingebrachte waaren hier eindelik te consumeeren, ofte te laaten verarbeiden, zijnde kennelik, dat geen land ter wereld in zoo kleinen begrijp, zoo veele menschen en werkbaazen heeft. Hier by komt noch dat geen land ter weereld zoo wonderlik is doorsneeden met wateringen, langs welke men alle koopmanschappen met zeer kleine onkosten kan heen en weeder voeren. Immers, het legt zoo met de Vissery, {==10==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoe considerabel Hollands visserye zy.dat jareliks meet als drie hondert duizend lasten zoute vis of haaring door de Hollanders werden gevangen en vertierd. En na het Noorden vaaren jareliks, om walvissen te vangen, meer als twaalf duizend mannen uit gemelde landen; zulks als men naareekend, dat alle die Scheepen hier werden geboud, de touwen, zeilen, netten en tonnen gemaakt, als mede met zout voorsien, men zeer lichtelik zal konnen begrijpen dat hier aan een ongelovelik getal menschen zich kan ernéren; voorneementlik als daar noch by komt, dat alle die menschen ook van nooden hebben spijs, drank, kleederen en huizen, als mede dat de gevange vis, ook door de Hollanders over den geheelen aard-bodem werd te scheepe gevoerd. En voorwaar, indien waarachtig is 't gunt Sr. Walther Raleig, die alles naarstelik omtrent den jaare 1610 heeft ondersocht, om Koning Iacob te informeeren, zegt; zoo zouden op de kusten van Groot-Brittanjen de Hollanders als doen gevist hebben met 3000 scheepen, en 50000 menschen, als mede dat de zelve noch beesig hielden, zoo om haar uit te reeden, den vis te verkoopen en de retouren te doen, 9000 andere scheepen, en 150000 andere menschen; en als hier {==11==} {>>pagina-aanduiding<<} noch by komt 't gunt hy verder zegt, namentlik dat twintig buyssen 8000 menschen onderhouden, en dat de Hollanders alles gereekend wel 20000 scheepen in zee hadden: als mede dat de vissery en zeehandel met zijn gevolg sedert dien tijd wel een derdendeel is vermeerderd; zoo is licht te bedenken dat de zee een uitneemend groot middel van subsistentie aan Holland verstrekt. Cap. VI. In Europa is geen land tot de negotie bequamer als Holland. DUs hebbende geconsidereerd HollandsVan Hollands Negotie. bequaamheid tot de visseryen, en in mijn gedachten komende dat de Hollandse negotie daar van wel allermeest schijnd te dependeeren; zoo zal ik nu bedenken waar in die bequaamheid meest bestaat. Ten eersten moet ik zeggen, dat ik met het woord negotieren verstaa ietwes te koopen om te verkoopen, 't zy ter sleet, 't zy op dat het zelve wederom zoude verder mogen werden verkoft, zonder daar aan gebracht te hebben eenige veranderinge: zulks buitens lands goede koop in te koopen, om weeder- {==12==} {>>pagina-aanduiding<<} om buitens lands dierder te verkoopen, ofte wel de goederen die hier gebracht ofte gemaakt zijn, goede koop in te koopen, om buitens lands dierder te verkoopen, maar het considerabelste gedeelte is, van 't gunt ik nu met het woord negotie verstaa. Hollands goede situatie om te Negotieren.Ten tweeden zeg ik, dat Holland hier toe ook zeer bequaam gelegen is, in het midden van Europen, rekenende van S. Michael Archangel in Muscovien, en Revel tot Spanjen, en wat belangd dat wy van Italien en de Levante wijder af en naader aan Oosten leggen; is zeer noodzakelik, want meest alle grove waren, als pik, teer, asschen, kooren, hennip, scheeps- en timmer-hout, als mede Pomersche en Pruissche wolle, daar van daan moeten gehaaldt, en hier binnens lands gebracht werden: om dat meer als de helft der gemelde waaren hier te lande werden geconsumeerd, ofte verarbeid, blijkende hier uit dat de Hollanders wel met de helfte meer scheepen naa Oosten als naa Westen pleegen te VVaar toe helpen de Conquesten der Oost-indische Compagnie.vaaren. Ten derden, is nu zeer considerabel, om de negotie aan Holland te koppelen, de Oostindische Compagnie, waar door alle speceryen en Indische waaren genoegzaam aan Holland vast zijn. {==13==} {>>pagina-aanduiding<<} Ten vierden, is een zeer groot voordeelEn de lage interesten van penningen. voor de Hollandse negotie, dat de penningen aldaar teegen vierd' half, jaa zelfs wel tegens drie ten hondert in 't jaar, zonder eenig pand, ook aan koopluiden werden gegeeven; en vermits in andere Landen zelfs van penningen daar vaste goederen voor verbonden zijn, merkelik meer gegeven wordt, zoo ontstaat hier uit, dat de Hollanders overalle met gereed geld koopende, en te borg verkoopende (welk van geen andere natien kan werden naar gedaan) een van de meeste oorzaaken is, waar door de Hollanders meest alle negotien anderen hebben ontrokken. Ten vijfden, om dat in Holland zeerEn de kostelikheid van Holland, dwingd de Ingezetenen tot de koopmanschap. veel imposten en schattingen moeten werden betaalt, en datmen van vaste goederen en penningen op renten gegeven, zeer weinig trekt; als mede om dat hier geen Kloosters en weinig leengoederen zijn; en dat daerenboven de vrouwen zeer vruchtbaar zijn, soo ontstaan onder die veel kinderen, smalle en gelijke deelingen, die hier gansch geen bequaamheid om te rentieren, maar zeer groote noodzakelikheid om te koopmanschappen veroorzaken. {==14==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. VII. Dat Holland door de Vissery de Negotie, en door die twee de Manufacturen verkregen heeft. Van de Visserye en Negotie, schijnen de Handwerken voor een groot deel te dependeren.IN een land daar visserye en negotie is, konnen ook zeer lichtelik alle handwerken gedaan werden, want noodzakelik moet daar uit ontstaan een zeer groote bequaamheid tot alle rouwe stoffen ofte materialen, om daar omtrent te arbeiden, te bekomen; en de gemaakte waren door de zelfde gelegentheid over zee, ofte langs de rivieren te versenden. Dus zietmen dat in Holland het grof zout gezoden: van zijde, vlas, en wolle allerley Manufacturen gemaakt: van hennip, gaaren, touwen en kabels gedraaid en netten gebreid: als mede van buitenlands hout veel scheepen getimmert werden; want het is klaar, dat de scheeps-timmery in Holland niet moet werden geconsidereerd als een pure consumtie, maar als een zeer gewichtige koopmanschap; vermits meest alle de groote scheepen, voor de vremde volkeren van Europen door de Hollanders werden getimmerd, behalven welke handwerken, noch zeer {==15==} {>>pagina-aanduiding<<} veele anderen tot noodig gebruik, vermaak ofte cieraad dienende, zoodaanig zijn dat tot de zelve meest waater van nooden is, 't zy om die te pleegen, 't zy om die op het onkostelikste, niet te lande, maar te waater, af en aan te voeren. En daar de vallende wateren ons schijnen te ontbreeken, werd dat gebrek in ons laag, vlak en aan zee geleegen land, door de gedurige winden vervuld. Daarenboven legt Holland in zoo eenEn Hollands climaat is zeer bequaam voor de handwerken. koud climaat, dat de menschen door de warmte niet werden belet te arbeiden. En vermits men hier doorgaands grove lucht heeft, harde kost eet, en gering bier drinkt, zijn de menschen veel bequamer om gedurig te arbeiden; en door de groote imposten werden zy genoodzaakt het zelve te doen. Cap. VIII. Dat alle Ingeseetenen van Holland in vryheid zijnde, door een gemeen wel en qualik-vaaren wonderlik aan een zijn gekoppeld. DAarenboven diend men zeer wel te considereren dat de vissery, niet {==16==} {>>pagina-aanduiding<<} Dat alle verhaalde middelen van subsistentie, als meede alle Ingezeetenen van de hoogste tot de laagste aan een geschakeld zijn.alleen de negotie, en die twee de handwerken veroorzaken; maar dat de vissery hier veel meer bloeid om dat hier negotie en handtwerken zijn, door de welke de vis en olie kan werden vervoert en geconsumeerd ofte gesleeten. Als mede dat de negotie meer als voor de helft zoude weezen vernietigd, indien men daar af naame de negotie in vis en allerley andere waren omtrent de welke hier werd gearbeid; behalven dat by gevolge de binnenlandse consumtien van allerley uitheemse waren ook meer als voor de helft vermindert zouden wezen. En zoo is ook waarachtig, dat noodzakelik alderley handwerken, meer als voor de helft zouden verminderen, indien niet geheel vernietigt werden, zoo haast als men dit land zoude berooven van de visseryen en negotie in waaren die buiten deeze Provintien werden gesleeten. Eindelik is ook klaar dat de landluiden nu genoegzaam alle hare vruchten, suivel, vee, brand, &c. binnens lands slijtende, een groot voordeel hebben boven andere boeren, die alles buiten 's lands moeten vertieren: zulks dit groot getal menschen, onboeren, mijns bedunkens, de eenigste oorzaak is dat die in Holland zoo grouwelik belaste landluiden noch konnen subsisteren. En hoe merkelik dat alle Regenten, of {==17==} {>>pagina-aanduiding<<} die in eenigen dienst van haar dependeeren, door die groote meenigte menschen werden gebeneficieerd, is, om zijn klaarheid, onnoodig gezegt. Doen hier weinig menschen woonden, noch geen hondert jaaren geleeden, waren de uitstekenste bedieningen van Burgermeester en Scheepen, zelf in de principaalste Steeden, groote lasten, die men op groote boeten moest op zich laaden; nu is het een groot beneficie daar stee-bode, jaa veerschippersknecht te zijn, en daar van alleen met een huisgezin te moeten leeven. Wijders geneegen zijnde een overslagVVelk alles werd verklaard door een row ooverslag, waar van de menschen in Holland leeven. te maken van het getal der menschen in Holland, fixum domicilium, haar vaste woonplaats hebbende, ofte te huize hoorende; en zoo veel my doenlik is met eenen ook na te reekenen, met wat proportie voorzeide menschen, door onze gemelde middelen van subsistentie hier werden gevoed: zoo zal ik aan de eene zijde considereren, dat Sir Walter Raleig willende den Koning Jacob van Engeland beweegen tot voortzetting der visseryen, Manufacturen en negotiatie ter zee, waarschijnelik de voordeelen der zelve op het breedste zal hebben uitgemeeten, en het getal der menschen daar {==18==} {>>pagina-aanduiding<<} door leevende, wat booven de waarheid vergroot. En aan de andere zijde zal ik considereren dat in den jaare 1622, ingewilligd zijnde het hoofdgeld over alle Inwoonders geen uitgezonderd, als gevangenen, landloopers, en die aan de andere zijde van de linie waren gereist, als mede alle Forenses, de zelve nochtans in het geheel over Zuidholland, niet meer wierden bevonden als 481934. Hoewel de instructie, voor de Commissarissen ten zelven einde, zeer scherp ingesteld was, om alle fraude en bedrog voor te koomen. Doch op dat men moge gissen of in het aangeven van dit getal oprechtelik gegaan zy, zal ik het zelve in het particulier uitdrukken, gelijk het ter Reekenkamer is geregistreerd. Dordrecht met de dorpen 40523 Haarlem met de dorpen 69648 Delf met de dorpen 41744 Leyden en Rynland 94285 Amsterdam met de dorpen 115022 Gouda met de dorpen 24662 Rotterdam met de dorpen 28339 Gronichem met de dorpen 7585 Schiedam met de dorpen 10393 Schoonhoven met de dorpen 10703 _______ 442904 {==19==} {>>pagina-aanduiding<<} d'ander zijde beloopt 442904 Briel met de dorpen 20156 's Graven-Hage 17430 Heusden 1444 _______ 481934 En genomen dat West-Vriesland het vierdendeel van de Inwoonders van Zuid-Holland uitleverde, zoude het zijn 120483 _______ In alles 602417 Maar vermits ik meen klarelik te konnen werden gezien, dat in dit aangeven uitneemend groot bedrog is omgegaan; en dat deeze landen sedert dien tijd merkelik in Inwoonders zijn toegenomen; zoo zal ik gissen dat hier in het geheel zonder iemand ter wereld uit te zonderen, te Huize hooren het getal van 2400000 menschen. En dat zy leeven als volgd, namentlik Door de visseryen op zee en die vissers uit te rusten voor zoo veel zy vissers zijn, met scheepen, want, tonnen, zout, en andere materialen, of instrumenten 450000 Door den land-bow, binnenlandse vissery, duinmeyen, en turven, als meede alle deezen tot hun neering uit te rusten, {==20==} {>>pagina-aanduiding<<} d'ander zijde is 450000 tuig en want, voor zoo veel zy boeren zijn, te verschaffen 200000 Door het maaken van eenigerley manufacturen, scheepen, konst- ofte hand-werken, die buitens lands werden vertierd, 450000 Door de negotie, waar by ik nu verstaa het vervoeren en buiten-lands te verkoopen alle gewassen en werken onzer Inwoonders, 't zy vis, land-vruchten, handwerken &c. En wederom van buitens lands te halen allerley koopmanschap, hoedanig die zy, om de zelve, 't zy hier, 't zy buytens lands te verkoopen, mits dat het niet zy hier ter sleet, en alle die den negotianten, voor zoo veel zy negotianten zijn, ten dienste zijn 450000 Door alle deeze Inwoonders voor zoo veel zy menschen zijn te voorzien met, en te arbeiden omtrent alle 't gunt hier te lande werd gesleeten, als spijze, drank, kleeding, wooning, konst, noodige, gemakkelike ofte vermakelike huisraad te verkoopen of maken 650000 {==21==} {>>pagina-aanduiding<<} Door den arbeid en zorge van alle deze voorgemelde, de ledich-gaande Edelluiden, Regeerders en Officianten in politie, justitie finantie, militie, renteniers, soldaten, inwoonders van Godts-huyzen, bedelaars, &c. 200000 ________ 2400000 En hoewel deze gissing, 't zy wegens die menichte der Inwoonders, 't zy wegens de onderlinge proportie der levens-middelen, zeer row en onzeker is, zo meen ik nochtans zeer klaar te wezen, dat niet het achtste gedeelte der Inwoonderen van Holland, haren nooddruft zouden konnen vinden in haar eigen boezem, als het overschot der getrokke vruchten zoude moeten uitleveren alle andere behoeftigheden; zulks Homo homini Deus in statu Politico, d'een mensch den anderen onder een goede Regeringe, een God zijnde, het voor dit Land een onuitsprekelick grote zegen is, dat hier zo veel menschen door eerlike middelen werden gevoed, en voornementlik dat het welvaren aller Ingezetenen (ledich-gaande Edelluiden en zoldaten uitgezondert) van de minste tot de meeste, zo naw aan een is verbonden: en boven alle, dat niemand {==22==} {>>pagina-aanduiding<<} warelik aan's lands welvaren meer is gelegen, als den Regeerders dezer Aristokrative regeringe. Want vissers, boeren, koop- en handwerks-luiden hare goederen en konsten, lichtelik in andere landen zouden konnen overdragen, om daar wederom vissers, boeren, koop- en handwerks-luiden te werden. Maar den bezitters van onroerende goederen is dat by 's lands qualik-varen niet doenlik, en genomen dat, de on, tot roerende goederen gemaakt zijnde, zy zich in andere landen metter woon begaven, zo zouden zy daar geen levens-middelen vinden; en noch veel min zouden zy, in vremde landen tot de regering werden gebruikt, ofte eenig officie en beneficie daar van dependerende, verkrijgen. Dat voorzeider aller Ingezetenen welvaren kan werden geruineerd door eene misslag.Nochtans zoude deze loffelike harmonie, en overeenstemming konnen werden gebroken, tot ruine van alle Ingezetenen, geen uitgezonderd, dan hovelingen en soldaten, met een eenige misslag; namentlik met te kiezen een Opperhoofd, want vermits de Heeren, hovelingen, edelluiden en soldaten noodwendig op de arbeidende Ingezetenen azen, zouden zy alle hare macht gebruiken tot eigen voordeel en tot nadeel van't gemeen; en op dat zy door de {==23==} {>>pagina-aanduiding<<} groote machtige Steden daar in niet zouden werden gesteuit; zouden zy kennelik alle Steden klein, en de Ingezetenen arm maken, om zich zonder tegenspreken te konnen doen gehoorzamen. Zulks men hier te recht altijds God behoorde te bidden, à furore Monarcharum libera nos Domine, ô God bewaar doch Holland voor een Hoofd. Cap. IX. Werd gevraagd waarom de zware Oorlogs-lasten niet hebben de Vissery, Negotie, en Manufacturen buiten Holland gekeerd? MAar het is niet genoeg te wetenVVaarom de koopmanschap zich niet heeft in andere Landen nedergezet. hoe bequaam in 't generaal dit land is om zo vele menschen bezich te houden: want om het interest wel te vervolgen, diend men in het particulier wel te weten de oorzaken waarom de grote onbequaamheid, lasten en oorlogen aan de andere zijde niet hebben veroorzaakt dat de vissery, koopmanschap en hand-werken zich hebben nedergezet in andere landen. By exempel Engeland, het welk alles geconsidereerd, oneindelike grote voordelen van situatie, havens, zuivere kust, {==24==} {>>pagina-aanduiding<<} voordeelige winden, veel rouwe waaren uit te leveren, gedurige vrede, vryheid van alle imposten, boven ons heeft gehad. Cap. X. Alvooren te antwoorden, word verhaald den ouden stand der negotie in Europa. Oover 700 jaaren waaren genoegzaam geen koopluiden in Europa.OM hier af eenig licht te konnen geven, zal ik in het korte voor laaten gaan een verhaal van 't gunt sich in oude tijden deezen aangaande heeft toegedraagen. Het is kennelik dat over zes ofte zeeven honderd jaaren, in gansch Europen ieder land voor zijn' eyge inwoonders zaajen, bouwen, en weeven moest, sulks genoegzaam geen koopluiden waaren; dan eenige weinige in de Republiken van Italien, die binnen de midlandse zee bleeven: of wel in andere landen, koopluiden weinig in getaale die binnen 's lands handelden; maar vermits na het noorden en oosten noch buiten noch binnen-landse koopluiden waaren, moeste by overvloed van menschen en gebrek van nooddruft, meerder land door geweld van waapenen gesocht worden. En dit zijn geweest die overvallingen {==25==} {>>pagina-aanduiding<<} der Cimbren, Schieten, Gotten, Quaden, Wandelen, Hunnen, Franken, Burgonjers, Noormannen, &c. die tot omtrent den jaare duizend in haare meeste kracht zijn geweest. Alle welke volkeren, en met een woord alle die Duits spraaken, haaren overvloed ruilden niet tegen geld, maar naar men zegt, aldus: twee hoendren voor een gans: twee ganzen voor een verken: drie lammeren voor een schaap: drie kalveren voor een koe. Het ruilen met kooren had ook zijn zeeker gebruik, 't welk buiten eetwaaren niet en ging. Sie los Annales de Flandes del Eman. Sueyro. De Vlaamingen, naast geleegen aanDe Vlamingen zijn hier de eerste koopluiden in Manufacturen geweest, Vrankrijk, waaren de eerste die zich met weeveryen begonnen te erneeren, en de zelve aldaar verkosten, het welk de jonge Boudewijn van Vlaanderen omtrent den jaare 960 merkelik vorderde met daar toe jaarmarkten in verscheide plaatsen op te rechten; en vryheid, zonder eenigen tol, voor alle inkomende en uitgaande waaren te verleenen. Waar door die koopmanschap omtrent drie honderd jaaren naar een gedurig aangroeide; hoewel die waaren niet wierden gesleeten dan in Vrankrijk en Duitsland: tot dat veele schaadelike keuren der Hallen de Weveryen uit de Steeden ten deele naa de {==26==} {>>pagina-aanduiding<<} dorpen gejaagt hebbende; de oorloogen tusschen Vrankrijk en Vlaanderen, de zelve daar naa de Brabanders,van het platte land naa Loven in Braband verdreeven. Het welke die Brabanders nochtans niet voorsichtiger maakte. Want de zelve oorzaaken, namentlik keuren van Hallen en impost op de neering, ook gedurende het oorlog teegen Vrankrijk, oorzaak waren van veele oproeren der Weevers, omtrent honderd jaaren daar naa niet alleen in Vlaanderen, (alwaar onder andere te Ypre in het jaar 1303 op de Hallen wierden dood gesmeten de Voogd met de tien Scheepenen, zijnde de geheele Magistrature der stad. Te Gent, twee Scheepenen en elf anderen, in 't jaar 1301. Te Brugge meer als 1500 menschen in 't jaar 1302) maar ook in Braband, sulks onder anderen te Loven door een groot oproer verscheide Magistraats-persoonen op het Raadhuis wierden dood gesmeeten. eindelik de Leidenaars en Engelanders,En veele handdaadigen naa Engeland vluchteden, aldaar de eerste kennisse der Drapperyen brengende: maar veele anderen verspreideden sich naa de landen van Overmaaze en naa Holland, sich onder anderen veele te Leyden neederzettende. Onderentusschen hadden de Duitse Kruis-heeren seedert den jaare 1200, in schijn van de Heidenen tot het Chri- {==27==} {>>pagina-aanduiding<<} sten geloove te bekeeren, zich door het zwaard meester gemaakt niet van het schraale Pomeren en Oder, dat zy den bekeerden Vorste lieten bezitten; maar wel van het vette Pruissen en Lijfland, en de rivieren Weissel, Pregel, en Duin, en by gevolg van alles dat uit Poolen, Littauwen, ofte Rusland in zee moet daalen: by welke gelegentheid de naast aan zee geleegen Oosterse steeden hebben begonnendie door de Oosterlingen oover zee wierden verhandeld en gevoerd. die groove waaren te haalen, en naa de Neederlanden, Engeland en Vrankrijk te voeren, alsmede daar van daan heen en weeder te brengen, alle overvloed en gebrek. En vermits zy omtrent den jaare 1360 door de oorlogen tusschen Denemarken en Sweeden zeer ter zee beschaadigd, onder anderen het vermaarde WisbuyVVanneer en hoe het Hansische verbond is opgerecht. waare geplonderd geweest; zoo rechteden 66 Steeden het verbond op tot handhaaving der vrye zee-vaart en koopmanschap. En dus wierden zy door dien Oostersen handel genoegzaam de eenige voer- en veer-luiden der zee, alle andere Natien uit den Oceaan vaarende; tot dat naa den jaare 1400 de konst van haaring te zouten in Vlaanderen gevonden zijnde, de visserye meer en meer toenam met den zee-handel te Brugge; het welke duurde tot den jaare {==28==} {>>pagina-aanduiding<<} Van de Brugse, Antwerpse en Amsterdamse negotie daar na.1482, als wanneer Vlaanderen in oorlog quam teegen den Ertz-Hertog Maximiliaan, weegens de voogdye over zijn zoon en landen; het welk tien jaren duurde, zijnde ondertusschen Sluis, de zee-haven van Brugge, den meesten tijd bekommerd geweest; sulks die van Antwerpen en Amsterdam, om den koophandel tot zich te trekken, den Ertz-Hertoge gonstig geweest zijnde, hun oogwit bequamen. En vermits de Italianen, door den Levantsen handel, het zaad der zijde-wormen uit China en Persien gekregen hebbende, hare zijde-weeveryen over alle bekend hadden gemaakt, en die veel t' Antwerpen begonden te venten; en dat daarenboven zoo West- als Oost-Indien ter zee wierd ontdekt, en de Spanjaarden en Portugeesen hare waaren en speceryen ook te Antwerpen venteden, als mede dat de Nederlandse Drapperye meest zijnde verloopen na Engeland, en de Engelsen haren Stapel der Court ook tot Antwerpen nedersettende, zoo veroorsaakten dat verscheide andere nieuwigheden. Hoe machtige koopstad Antwerpen geweest zy.Ten eersten, dat Antwerpen wierd de vermaardste koopstadt die ooit in de wereld was geweest, zelfs vele schepen na Vrankrijk, Engeland, Spanjen en Italien afsendende. {==29==} {>>pagina-aanduiding<<} Ten tweeden, hoewel de Oosterlingen t' Antwerpen het Oosterhuis en Stapel bouwden, zoo en hadden zy nochtans de bequaamheid niet om op eenen bodem het kooren van Oosten, in gevolge van die nieuwe correspondentie met de Spanjaarden en Italianen, zoo wijt af te voeren, maar moeste het zelve verstapeld werden om niet te verderven: voornementlik als daar noch by quam dat die verre afgelege landen niet bequamelik geheele scheeps-ladingen van grove rouwe waaren konden vertieren, maar wel vele anderen hier te lande gefatsoeneerd, als mede gezoute vis. Ten derden, de Hollandse Vissery in Kabbeljau en Haring, en de goede gelegentheid om ook binnens lands alles te verkoopen en te vervoeren, was oorsaak dat de Oosterse handel zich allengs meest te Amsterdam settede, en ten deele na Engeland getransporteerd wierd. {==30==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XI Werd voor antwoord aangewesen in het particulier, dat noodsakelik de Vissery en Negotie in het geheel, en de Manufacturen voor het grootste deel zich moesten in Holland nedersetten. DEse stand der negotie duurde tot Hoe de Negotie t' Amsterdam gekomen zy,het jaar 1585, als wanneer de stad Antwerpen door den Prince van Parma wierd ingenomen. Want die Stad dus van de zee in 't geheel afgesloten zijnde, en de Koning van Spanjen seer leelik versuimende het Scheld voort te openen; maar alle zijn kracht elders, als op de Gelderse frontieren, Engeland, en Vrankrijk aanwendende, zoo wierden alle Antwerpse koopluiden genoodsaakt haar Stad te verlaten, en by gevolge Amsterdam te verkiesen, 't welk al voor den troebel, naast Antwerpen, de grootste koopstadt der Nederlanden was. en waarom op geen andere plaatse.Want noch in Vrankrijk, noch in Engeland vryheid van Religie was, maar in beyde een Monarchale regeering, met groote beswaring voor alle in- en uitgaande koopmanschappen, en hoewel de onroomse koopluiden, om de groo- {==31==} {>>pagina-aanduiding<<} te rust en goede situatie, wel meest genegen zouden zijn geweest, zich in Engeland te transporteren, zoo moesten zy blijven buiten een Land daar noch stads excijsen, noch lands imposten zijn, maar wel schattingen en gemelde groote beswaringen der in- en uitgaande waaren. In alle welke lasten der vreemdelingen kinderen en kinds kinderen, volgens lands wetten, omtrent twee maal meer als naturele Engelanders moeten dragen; ja in dit subsidien ofte omslagen des Parlaments, duuren die dubbelde lasten in der eeuwigheid. En daarenboven werden de vremden gesloten buiten alle Gildens en Hallen der Manufacturen, sulks niemand aldaar de vryheid heeft voor gesel ofte baas te werken, dan in ietwes dat aldaar den Engelsen onbekend is. En meest alle dese beletselen waren ook in de Oostersesteden. Ia in Engeland zoo wel als in de Oosterse steden is verboden, waaren ter sleet te verkoopen. Hier by quam noch in de selfde tijden, dat de Koning van Spanjen de beveiling der zee in 't geheel abandonnerende, de Vissery en noch overige koopmanschap der Vlaamse steden, die zy over zee plegen te doen, in 't geheel ook moest ophouden. Sulks de Vissery in 't {==32==} {>>pagina-aanduiding<<} geheel verviel tot Holland: maar de Manufacturen wierden aldus verdeeld, na Engeland een derdedeel by der gis, der Saay, Damast, Koussen, &c. handelers en wevers; vermits die neering daar onbekend was. Een ander groot gedeelte der zelve quam te Leiden; en de lindewaat-handelers meest te Haarlem VVaarom Vlaanderen en Braband niet alle koophandel in Manufacturen verlooren hebben.woonen. Maar noch een groot gedeelte der handelers in manufacturen bleef in Vlaanderen en Braband: want vermits die koopmanschap t'allen tijden naar Vrankrijk en Duitsland met karren ten deele plegen gevoerd te werden; zoo was het onmogelik, haar dat zelve te beletten. Ten anderen, vermits men in Vlaanderen en Braband, voornementlik op de dorpen daar de meeste manufacturen wierden gemaakt, zeer weinige, en in Holland zeer vele imposten gaf, zoo zouden zy hebben konnen de onkosten dragen, van die goederen te lande te vervoeren na eenige Franse zee-haven: waar van daan de zelve door de geheele wereld konden werden vervoerd; en dienvolgende zoo is men hier te Lande wel beraden geweest, de vyandelike manufacturen hier toe te laten, mits de zelve wegens licenten een weinig min beswarende, als met dien omweg. En dus {==33==} {>>pagina-aanduiding<<} hebben die Manufacturen der vremde landen door die vryheid van imposten en hallen, op de dorpen zeer gebloeit, konnende nevens ofte met meer profijts als de onsen gemaakt en verkoft werden, tot omtrent den jare 1634, als wanneer door de Franse en Duitse oorlogen en winterquartieren, alle de welvarénste dorpen van Vlaanderen, Braband en landen van Overmase zijn geplonderd, en de kooprijkste Steden in 't versenden der. goederen zijn belet geworden; sulks de Hollandse steden des te meer met inwoonders vervuld, en hare Manufacturen verkoft zijn geworden. Cap. XII. Dat Amsterdam met meer middelen van subsistentie voorsien, en grooter koopstad is, en Holland een kooprijker land als ooit in de wereld was. MAar boven alle is Amsterdam inVVaarom Amsterdam de machtigste koopstad die ooit in Europa was, zy. alle koopmanschap en middelen van subsistentie en vermeerdering toegenomen. Want de Antwerpse negotie is niet alleen gekomen by haren Oostersen handel en Visseryen; maar door het zwaard hebben {==34==} {>>pagina-aanduiding<<} zy verkregen genoegsaam den geheelen Oost-Indischen handel, immers het Monopolium aller kostelikste speceryen, en ook veel handels op West-Indien; en daar op is gevolgd die considerable Walvisvangst, als mede meest door den Duitsen oorlog het vertier der Italiaanse zijde stoffen, die aldaar te lande pleegen gevoerd te werden. Ia dat meer is, de rouwe zijden hebben haar gelegentheid verschaft, vele zijde stoffen te maken, gelijk de Leidse Hallen, en quade maxime van een geheel beboude stad niet tijdelik uit te leggen ofte buiten gebouwen toe te laten, de eenige oorsaak is geweest dat de wol-weveryen niet alleen in vele andere Provintien en Steden, maar ook door geheel Holland en voornementlik t' Amsterdam werden geoeffend, en daar op is eindelik gevolgd de verwerring in Engeland, onsen ruineusen, doch korten oorlog tegen haar, en de haren tegen den Koning van Spanjen, als mede die ons zoo schadelike oorlogen der Noordse Koningen onder malkanderen, door welke leste achtjarige troublen onser negotien, de Ingesetenen van Holland waarschijnelik meer goeds hebben verlooren, als zy binnen de leste twintig jaren hebben konnen winnen; nochtans is het klaar dat de Hollanders by {==35==} {>>pagina-aanduiding<<} naast alle Natien, zo uit den grooten Oceaan,De Hollanders zijn nu genoegsaem de eenige voer- en veer-luiden ter zee. Middellandse, Indische, als Belt-zee gevaren hebbende, genoegzaam door de geheele wereld, alleen op vracht aanleggen en ter zee koopmanschappen. Het welk zoo groot een zegen is voor alle Ingesetenen, en voornementlik voor de Regeerders des Lands, en die van haar werden gebeneficieerd, dat geen grooter kan werden bedacht: en dienvolgende meen ik dat het der pijne waardig is zijne gedachten te laten gaan om dien kosteliken zegen te conserveeren. Cap. XIII Onder de middelen om dese kostelike Godes zegen te behouden, is het eerste Vryheid van alle Religien. NAmentlik voor eerst komt in consideratieDoor wat middelen dese zegen kan werden behouden. dese generale maxime: res facile iisdem artibus retinentur quibus initio partae sunt. het sekerste middel om ietwes te bewaren, is te gebruiken de selve middelen door de welke men dat heeft verkregen. En onder die middelen komt eerst in consideratie de Vryheid van allerley Religien van de Gereformeerde verscheelende; want vermits de menschen bevinden dat {==36==} {>>pagina-aanduiding<<} Namentlik door Vryheid van Religien.zy buiten, ofte zonder publiken Godsdienst, vervallen tot een rouw leven; en willen zy niet blijven, veel min gaan woonen daar hun dat niet toegelaten is. Ten anderen zijn alle die de Gereformeerde Religie belijden, in zoo kleinen getale, dat zy het hondertste gedeelte der menschen op verre na niet zouden konnen maken, ja misschien is de twintigste Europer niet Gereformeerd; en dat meer is, nauweliks zijn de Hollandse ingesetenen voor de helft Gereformeerd. sulks met die contrarie maxime alle die andere menschen buiten gesloten, en de helft der Ingesetenen verjaagd werden zouden. En gelijk aan de eene zijde de Roomsche Religie heeft hare Geestelike hoofden, en de Koning van Spanjen voor desen Hollands Graaf, tot een nabuur, om by tijden van inlandse twist, de Roomsgesinden te helpen; zoo is aan de andere zijde ook waarachtig, dat men met die te vervolgen, de meeste vreemden zoude buiten 't land sluiten, en de meeste dissentierende oude Landsaten, Boeren, Rentiers, en Edelluiden zoude verdrijven, welke wreedheid niet alleen zeer schadelik, maar ook gansch onredelik zoude wesen voor Regeerders en Gereformeerden, die altijds plegen te roemen dat zy voor de vryheid vochten; dat {==37==} {>>pagina-aanduiding<<} verscheide publike Religien in een Land vreedsamig konden werden geoeffend; dat alle waarachtige Religien voordeels genoeg hadden, als zy mochten spreken. Errantis poena sit doceri, en datter geen grooter kenteken van een valsche Religie, immers dat men zich op de waarheid van dien niet derfde verlaten, konde zijn, dan de dissentierende te vervolgen: En dat de menschen door harde middelen van de onderwijsinge afkeerig, en in hare eige Religie halsterrig wierden gemaakt. Persecutio est semen Ecclesiae: de vervolging is altijds het zaad der kerke die vervolgd werd; maar gemeenelik veranderd daar na de soete toon der menschen, om de Religie vervolgd werdende, in kracht en geweld, zoo haast zy meester werden: Bonum est mihi Domine quod humiliasti me, ut discam vias tuas. Het is goed, Heer, dat gy my vernederd hebt, op dat ik uwe wegen leere, is niet waarachtiger in tegen als in voorspoed, Nulla eos premit molestia: Malorum quibus alii homines afficiuntur immunes sunt. Hinc fit ut superbia eos totos possideat, & ceu veste involvantur violenta, &c. Nietwes drukt haar, en zy zijn vry van de ongemakken die andere menschen plagen; sulks zy van hovaardy beseten en van geweld, gelijk als met een kleed omwonden werden. Psal. 73. {==38==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XIV. Het tweede middel is, volkome vryheid om sich te erneeren voor allen die hier begeeren te woonen. Vryheid voor alle ingesetenen om sich allesins te erneeren.NAast de vryheid om God te dienen, volgd de vryheid om de kost te mogen winnen, voor alle inwoonders. Het welk hier zeer noodsakelik is om vremdelingen te konnen aanlokken; want men ziet dat by gebrek van vremdelingen te land, de boeren zoo groote jarelikse huuren en dagloon aan hare dieners moeten geven, dat zy niet dan zeer bekommerlik, en de dienstboden zeer weeldrig leven konnen. En de selfde ongemakken voeld men in de steden, ook onder de ambachts - luiden en dienstboden, die hier ondrageliker als in eenig ander land zijn. In de Steden is 't waarachtig, dat over alle, als men daar veel vremde inwoonders kan trekken, de oude ingesetenen voordeels genoeg besitten, met de Regeering en alles wat daar van hangd, als mede door de wijde maagschap, calanten en kennisse, de meeste oude handwerken, en de binnenlandse groote consumtie. Alle welke dingen sekere winsten geven. {==39==} {>>pagina-aanduiding<<} Maar de menschen door eenig geval des werelds haar land verlatende, en nevens hare roerende goederen, kennisse van 't gunt daar overvloedig ofte noodig is, als mede van allerley handwerken medebrengende; en konnen in Holland van geld op renten te geven niet leven, noch van vaste goederen; waar door zy genoodsaakt werden alle hare kennisse en goederen te besteden om nieuwe handwerken, koopmanschap en negotie te bedenken en te formeeren, ook met gevaar van alles te verliesen; want die waagt kan winnen: maar die stil sit heeft hier niets als haastige en gewisse armoede te verwachten, en dan konnen de andere inwoonders daar ook deel aan krijgen; het welk ook seer noodsakelik is, om dat alle oude neeringen van tijd tot tijd meer bedongen zijnde, min profijts geven: En dienvolgende is het dienstig dat ook alle vremdelingen, gesel, werkbaas, slyter, koopman, negotiant, &c. hier zonder bekroon van iemand mogen zijn; en haar eige goed en kennisse gebruiken zoo zy te rade werden. En hoewel dit altijds eenige oude ingesetenen nadeelig is, die garen de winsten alleen doende, voorwenden, dat een borger boven een vremde voordeel behoorde te hebben; zoo is en blijft {==40==} {>>pagina-aanduiding<<} waarachtig, dat een Staat die uit zijn eigen zelven niet bestaan kan, gedurig nieuwe inwoonders tot zich trekken ofte geruineert werden moet. Want die onuitsprekelike periculen van iets nieus op te doen, de zee te bevaren, daar berooft te werden, zijn goederen door Factoors aan onbekende menschen op een jaar dag te verkopen, en ondertusschen alle revolutien der oorlogen en Monarchale regeringen tegen dezen Staat, als onder malkanderen, te verwachten; zijn zo groot, dat altijdts zeer veel Ingezetenen daar uit zullen scheiden als het haar wel gelukt is, om een zekerder manier van leven ofte hier, ofte buiten Holland te zoeken. Ten anderen zullen hier altijds zeer vele banqueroeten en dezolate boedels moeten vallen; zo door die gevareliken buiten-landsen handel als binnen-landse ondragelike lasten; zulks het in alle manieren noodzakelik is datmen alle wegen van hier te subsisteren voor een yder open Ia zelfs door vryheid tot de Regeringe.stelle. Ja dat meer is, hoewel in 't generaal niet dienstig is, dat vremdelingen hier in Regeringe werden gebruikt; zo is evenwel zeer dienstig, om die hier te lokken, dat men haar met wetten daar niet buiten en sluite. {==41==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XV. Dat beslote Compagnien en Gildens voor Holland zeer schadelik zijn. EN veel min behoorde men den InboorlingenHoe schadelik Octrojen en Gildens zijn. hare naturelijke vryheidt, van 's levens middelen in haar vaderlandt te zoeken, te besnoeyen met Geoctrojeerde ofte geslote Compagnien en Gildens: want het is kennelik, dat dit land niet kan welvaren, dan met die best roeit; en dat de Octrojen de bequaamste niet verschaffen, ter contrarie, de zekere profijten maken de menschen dom en traag; en armoede zoekt list. Ten anderen, zekerlik sluiten de Octrojen en Gildens veel bequame Ingezetenen buiten; maar die deze voorrechten met genoegzame kennisse en bequaamheid bezitten, en werden niet gedwongen, om de zelve in het werk te stellen; ja ook konnen de zelve door een klein getal menschen zo overvloediglik ten gemene welvaren des Lands niet in 't werk gesteld werden als wel door oneindelik veel menschen. {==42==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XVI. Dat deze volkome Vryheid niet genoeg is, 't en zy de lasten vermindert werden. Nochtans is deze volkome vryheid zonder afschaffing van lasten, niet genoeg.MAar alle deze Vryheid zal den Inwoonderen onnut zijn, indien men het leven ofte de koopmanschappen zo veel bezwaard, dat wy meer als andere volkeren moeten winnen om te leven, en nochtans onze koopmanschappen niet beter koop, als zy, en konnen geven. Met een woord gezegt: als de grote belastingen der uit- en ingaande goederen, en de hoge Interesten der andere Landen, niet zo zeer en bezwaaren als onze eewigdurende Convoy-gelden, schattingen en imposten, zo zullen wy zeer lichtelik onzen handel verliezen en ruineeren. Cap. XVII. Datmen in Holland tegen alle reden De vryheid van Religie werd in Holland meer en meer bekommerd.de vryheid van Religien bekommerd. DE vryheid van Religie aangaande, is waarachtig dat die tot nu toe in Holland groter geweest zijnde als er- {==43==} {>>pagina-aanduiding<<} gens anders, ook zeer vele Inwoonders heeft aangelokt en geen verjaagt. Maar is nochtans ook waarachtig datmen sedert het jaar 1618 van die loffelike maxime meer en meer heeft beginnen af te wijken. Ootmoedig waren de gedachten, Als 't onder 't kruis lag zonder krachten: Maar naw'liks heeft het kracht gekregen, Of't toont zijn krachten wel ter degen. Eerst met de Remonstranten te vervolgen, en na andere Landen te verjagen. Daar na met de Rooms-gezinden meer en meer in hare vergaderingen te bekommeren, zulks den zelven nu om die vryheid te genieten, een zware jaarlikze schatting, ten voordeele der Bailljouwen en Schouten, schijnt opgelegt te wezen: het welk niet min onredelik als den Lande schadelik is; want indien wy de voordeelen van hare inwooning en koopmanschap niet mogen derven, waarom zullen wy verbieden 't geen, zonder het welk zy hier niet woonen konnen. Indien men in de Steden niet dan kleine vergaderingen ten huize van bekende Borgers onder Priesters, den Regeerders aangenaam, toeliet, zo zouden die vexatien ophouden, en onder de goede Ingezetenen vrede en vriendschap, ja zelfs de ware Religie meer en meer toenemen. {==44==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XVIII. Datmen ook eenighsins ten onrecht in Holland de vryheyd van Visserye en Negotie besnoeit. De vryheid van de Vissery werd zomtijds ook bekommerd.DE vryheyd van Visseryen en Negotie aangaande is noch groter als ergens. En nochtans zijn voor dezen vele placcaten op de Haring-vangst en Zee-Visserye gemaakt, die alle strekken ten voordele der vremde vissers die niet gehouden zijn te gehoorzamen. Ook heeft men de Walvis-vangst met uitsluiting van anderen onder een beslote Compagnie gebracht; als mede de negotien op Oost- en West-Indien, het welk een noodzakelik quaad heeft schijnen te wezen, om datmen wilde handelen daar onze vyanden voor particulieren te sterk zouden zijn geweest. Evenwel zijn wy die voor deze considerable handel op Guinea, en de zout-handel op West-Indien, daar door quyt geworden; en het quaad den Koning van Spanjen in West-Indien aangedaan, is ons wederom te huis gekomen, zulks wy geen lof-zangen zullen zingen over de Compagnie die de handen van particulieren heeft gesloten, en geoorlogt in {==45==} {>>pagina-aanduiding<<} plaatse van te negotieren: ter contrarie heeft men daar door zeer vele goede Ingezetenen verarmd, en oorzaak tot dit rijmtjen gegeven: Twemaal vijf is tien, Ik zet nul en how ien. i voor de quanten, En o voor de participanten. Cap. XIX. Datmen de Hand-werken niet min onvoorzichtiglik benaawt. WEgens de vryheid der consumtienDe vryheid van Hand-werken bekommertmen meer en meer. en hand-werken, is waarachtig dat wy daar door hier ook oneindelik vele menschen hebben getrokken: want meest in alle Steden genoegzame vryheid is geweest, maar men is echter! in vele Steden daar van afgeweken door de boosaardigheid der menschen, liever een eigen haastig profijt met een volgende gemene schade begerende, als een langzaam eigen voordeel met een gedurige aanwas der Republike. Want dit eigen voordeel is het voornaamste fondament, hoewel altijdt opgepronkt met het gemeen, van alle die restrictien en bezwaringen over het Bor- {==46==} {>>pagina-aanduiding<<} gerschap; van alle die Gildens, nergens toe dienende als om de goede luiden buiten de steden te houden, en onderen-tusschen den Gilde-broeders gelegentheid te geven hare waren en handwerken den Ingezetenen en omleggende boeren dierder te konnen verkopen; en dienvolgende van den zelven een impost te trekken. Hallen op te rechten, en door gestelde gemeene Gouverneurs te willen bepalen, ofte wel ook door placcaten van Staten, hoe de waren zullen moeten werden gemaakt die wy buiten 's lands verkopen moeten, is alzo schadelik als bespottelik; want het presupponeerd een zeer belachelike zaak, namentlik, dat de vremde kopers van ons zullen moeten kopen zodanige Manufacturen als het ons zal lusten te maken. Daar ter contrarie zeer waarachtig is, dat de makers het rechte doel hebben getroffen als zy den kopers met hare Manufacturen behagen konnende, het meeste profijt doen. {==47==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XX. Dat de zware Imposten, en inzonderheid de zware Convoy-gelden, 's Lands welvaren eindelik zullen verjagen. WEgens den Impost 't zy van in-enDat de lasten op het leven als mede op de koopmanschap te zwaar zijn. uitgaande goederen, als mede schattingen, imposten op de consumtien, en belastingen der vaste goederen, meen ik dat hier te lande genoegzaam gants gene in vredens.tijden zijn geweest, nu zijn de zelve, door de langdurige oorlogen zo hoge gerezen dat noit diergelijken in eenige Republijk ter wereld, veel minder in een land op koopmanschap en nergens anders op bestaande, is gehoord ofte gezien geweest: zulks dit het grootste wonder van de wereld zal wezen, indien wy noch lange met die onverdragelike lasten beladen zijnde, nevens andere volken konnen koopmanschappen. Nochtans bekenne ik ook zeer garen, indien men zo veel gelds, als jareliks twaalf millioenen, uit dit land heeft moeten trekken; datmen de zelve byna op het bequaamste heeft gevonden. Namentlik, de oudste Ingezetenen, {==48==} {>>pagina-aanduiding<<} Hoewel die met zeer groot overleg geheven werden.als meest aan het land door beneficien der Regeringen en vaste goederen verknocht zijnde, heeftmen ook meest bezwaard: want over die gaan meestendeel de verpondingen, veertichste penning van 't verkopen, en twintichste penning der successie Collateraal, van onroerende goederen; als mede de schatting des twe-hondertsten pennings op het scharpste; die veelvoudige, ja ontellike andere imposten op de consumtien, en raken de koopmanschap en hand-werken niet, dan voor zo veel die zich daar mede erneeren, menschen zijn, en leven moeten. Daarenboven is kennelik, niet alleen dat in de consumtien zeer grote keur kan wezen, maar ook dat merkelik het meeste deel werd geconsumeerd door pracht, overdaad, weelde, en vermaak: zulks die imposten voor zo veel vrywillig schijnen betaald te werden. Maar in reële lasten en schattingen, heeft de gonst en afgonst der eerste Taxeerders, niet alleen plaats; maar die de zelve onderworpen worden, en konnen zich met goed overleg en spaarzaamheid daar gansch niet van ontlasten. Daarenboven, die zijn' goederen door naarstigheid en spaarzaamheid vermeerderd, werd meest, en die door leuyheid en quisting zijn goederen ver- {==49==} {>>pagina-aanduiding<<} minderd, werd in schatting minst bezwaard; zulks de deugd ten onrechte belast, en de ondeugd verschoond werd; maar door imposten op de consumtien werd de deugd allesins opgequeekt. Cap. XXI. Waar op men in het stellen der Convoy-gelden meest acht moet nemen. MAar met den impost op de inkomendeEenige uit-en ingaande waren konnen ten voordeele van Holland werden belast, en hoe. en uitgaande waren heeft het een geheel ander aanzien; want vele konnen werden gesteld ten voordeele van 't land; eenige zonder nadeel, en eenige niet dan met zeer grote schade voor Holland. Waar over ik nu mijne gedachten in 't byzonder moet laaten gaan. Ten eersten, alle schepen komende uit landen daar onze Inwoonders gansch niet, of wel niet dan met bezwaring mogen laden, behoorden naar proportie zo veel als onze goede situatie en grote consumtie lijden mach, hier te lande met eenigen impost te werden belast; en daar den onzen, eenige meerder impost als den inwonenden schippers werd afgenomen, {==50==} {>>pagina-aanduiding<<} behoordemen die vremde schippers hier te lande ook zo vele af te nemen, als den onzen afgenomen werd. En dus zouden wy, de zee-vaart inhebbende, dezelve konnen behouden; als ook de vaart op de rivieren. Ten tweden, alle gemaakte waren die wy hier te lande zouden konnen maken, behoorde men, inkomende zoveel te bezwaren, als de negotie lijden mach; en dan moeste daar ook noch bykomen, dat alle uitheemse gemaakte waren, meer als onze inlandse in de consumtien wierden bezwaard; als mede dat de zelve langs de rivieren buiten ons land gaande, dan noch wierden bezwaard zo veel, dat de zelve met geen minder onkosten door andere landen na die rivieren konden werden gevoerd: en daarenboven moet men zeer wel considereren, dat wy alle overzeesche waren die wederom over zee uitgaan, 't zy rouwe 't zy gemaakte, zo zeer niet bezwaren mogen dat onze Negotianten voordeel vinden met onze havens voorby te doen varen, en die goederen liever van het een vreemd land na het ander te doen voeren, het welk voornementlik plaatze zoude vinden in zeer grove waren die veel arbeids van laden en lossen kosten; maar {==51==} {>>pagina-aanduiding<<} de waren die langs de rivieren inkomen ofte uitgaan, mogen wy veel meer belasten, voornementlik alle grove waren die te lande niet konnen werden gevoerd. Want de rivieren hebben wy in ons geweld. Ten anderen, met die belasting der inkomende goederen werd onze zee-vaart en negotie in diergelijke waren gefavoriseerd; en de bovenlandse steden hebben al van over veel jaren af, het bevaren der rivieren den Nederlandsen schippers benomen. Ten derden, alle inkomende rouwe waren, aan de welke onze Ingezetenen moeten arbeiden, en mogen gansch niet werden belast: maar ruwe uitgaande behoren, als gezegt is, zo veel doenelik is belast te werden. Ten vierden, waren hier te lande gemaakt, en behoren uitgaande, ofte daar na wederom in het land komende, gansch niet te werden bezwaard. Maar ter contrarie, als te voren gezegt, behoorden alle vreemde gemaakte waren, zo inkomende als uitgaande, te werden belast, zo veel als 't doenlik is. Wat de belasting der vreemde schepen en schippers belangd, hoewel het zelve zeer cònsiderabel is, en weet ik niet dat tot nu toe daar in ietwes is gedaan. {==52==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XXII. Datmen tegen deze fondamenten in velen heeft gedwaald. De on belasting der Visserye, en des Oostersen handels is tamelijk wel waargenomen.MAar wat de vrydom en interessen der Visseryen en Oostersen handel, als mede der andere ruwe inkomende waren aangaat, zijn de zelve tamelik wel waargenomen; want alle zout over zee inkomende ofte uitgaande, gansch niet is belast. Alle eige vis, haring, hout, as, pik, teer, hennip, geeft niet van inkomen en zeer weinig van uitgaan: vide correctie der lijste anno 1655. Daarentegen is het koren, het een meer het ander min, ietwes belast in 't inkomen tegen alle reden, en te veel bezwaard over het uitgaan. De Manufacturen zijn zeer belast.Ook is zeer te beklagen dat de Manufacturen onredelik zijn belast, die nochtans het meeste door de Imposten van convoyen en de consumtien werden gedrukt; zulks het interest der handwerken zeer qualik is waargenomen; want hoewel de ruwe wollen gansch niet en geven van inkomen, zo is nochtans waarachtig dat de zelve al te weinig geven van uitgaan. Het vlas en garen is ook ietwes in't inkomen bezwaard, en {==53==} {>>pagina-aanduiding<<} niet meer tegen alle reden, over het uitgaan. En wat belangd de weveryen, is zeer verwonderens-waardig, waarom men de inlandsen, 't zy inkoomende 't zy uitgaande over zee en rivieren doorgaande, al zo veel heeft belast als de vremden, ja dat schandelik is de ruwe Engelse lakenen zijn in het inkomen gansch niet bezwaard. Het interest onzer boeren is ook zeer verzuimt;Als mede de boeren. want wat goede reden zoude men konnen geven, dat de Hollandse boter uitgaande, de helfte meer is bezwaard als de Vriessche: als mede dat alle vreemd zuivel onbelast mach inkomen, maar dat alle vreemde kaas uitgaande, niet meer als Hollandse is belast. Ook is zeer te beklagen, dat die van Holland zich ooit hebben laten opleggen het last- en veil- als mede opleg-geld van granen. Want als men alle deze belastingen over de Hollandse koopmanschap en hand-werken considereerd, en zijne gedachten laat gaan dat Holland zonder de zelve in geenen deele kan subsisteren; zo en kan ik my over die dwaasheid niet genoeg verwonderen. Voorwaar, het is een altekittelachtige zake, te beleggen eenige banden om de kele, door de welke al het voedsel in het lichaam moet komen; alles moet ons suspect {==54==} {>>pagina-aanduiding<<} zijn, dat maar eenigen schijn heeft van ons het leven te benauwen; voornementlik als men maar een male mach missen, en Raders geen Gelders zijn, Het welk kan werden geexcuseerd om dat nood breekt wet.ten zy men zeggen wil, dat de nood alle actien rechtvaardigt, en dat de oorlogen ons deden vrezen, het land en de koopmanschap te gelijk te zullen verliezen. Voorwaar, die van water ofte brand werd benawd, springt wel door het vier, ofte grijpt wel een toegereikt zwaard, met zijne blote handen aan, om zijn leven te salveeren; maar het zijn dwazen, die buiten zodanige nood haar lichaam door yzer en vier laten beschadigen. Maar het is een grote dwaasheid die nu te continueren als de nood over is.Die voor deze zo machtige en vyandige nabuur is (Gode zy lof voor zijne genade) ons beoorlogende, zo verzwakt dat hy wel 18 jaren na een ons die wederzijds alzo heilzaame, als voor hem schandelike en voor ons glorieuze vrede, heeft moeten aanbieden, eer wy die hem hebben willen laaten genieten. En die voor deze zo weereloze Provincien, als Groeningen, Vriesland, OverYssel, Gelderland en Uitrecht, hebben zich altijds tegen uitheemsch geweld konnen beschermen, en hebben nauweliks door onderlinge twist, voor die machtige Keizer Karel de V gebogen: {==55==} {>>pagina-aanduiding<<} zulks daar nu geen schijn is van reden, om te geloven dat de zelve, door Hollands geld met bolwerken, geschut, wapenen en ammonitie-huizen voorzien, zich nu in vollen vrede niet en zouden konnen beschermen tegen een overval hunner veel onsterker naburen met haar eige macht en Ingezetenen. Ter contrarie is waarachtig, dat zy, haar eige macht voelende, zich over der Hollanderen ongemakken ter zee niet en bekommeren, noch daar toe eenen penning contribueren willen. Zulks het meer dan tijd is, dat Holland zijn eigen interest waarneme, met zich aller onkosten in die Provintien te ontlasten, en de zelve te besteden tot zijn eigen defentie zo te lande, als voornamentlik te water; want voorwaar, indien die maxime der andere Provintien, dat de zee zich zelven moet bedropen, waarachtig is; zo moet noodzakelik Holland te gronde gaan, aangezien door de constitutie der negotie ter zee, en der velerley omleggende landen, niet alleen in de Sond en het Canaal, maar ook door de fondamentale regeering van Tunis, Tripoly en Algiers, altijds op zee zal werden gerooft. (zie le voyage du Levant par le Sr. des Hayes.) Want dan zoude daar uit volgen, dat Holland {==56==} {>>pagina-aanduiding<<} altijd zijn eigen, en der andere Provintien ongemakken, alleen moet dragen; en dat zy ter contrarie in vrede zich met Hollands-geld in luyheidt en overdaad behoorden te mesten. Cap. XXIII. Dat na de Vryheid, de beveiling der zee, in Vrede, zeer nodig is. Zonder beveiling der Zeen kan Holland niet bestaan.MAar dus zoud ik ongevoelig nederdalen tot een ander point, zonder welk Holland gansch niet bestaan kan, namentlik de beveiling der Zeen: want zeer waarachtig zijnde dat de Vissery en Oostersen handel in grove waren bestaande, niet toe en laat de kosten van de schepen met mannen en geschut te voorzien; als mede dat de Turken met gehele vlooten de weerbare schepen omtrent de Middellandse zee bevechten; zo volcht van zelfs dat de zee door den Staat gedurig moet werden gezuiverd. Welke beveiling der zee, van ouds in deze landen zo noodzakelik is geacht geweest, dat de particuliere Steden het zelve, als zijnde de ziele van dezen Staat, noit hebben willen overgeven, zelfs niet ten tijde der Graven uit den huize van Bourgondien en {==57==} {>>pagina-aanduiding<<} Oostenrijk, nochte ook daar na. Want deHoe noodsakelik die hier in voortijden is geacht geweest. Keiser Karel in het jaar 1531, zijn' suster Koninginne Maria van Hongaryen de regeering deser Landen met een bygevoegde Raad van Staten aanbevelende, wierd uitdrukkelik in de instructie gesteld: Sullen de Steden laten by hun gebruik om in tijde van nood, en als de saken geen uitstel mogen lijden, hun te water te wapenen, en schepen van oorloge uit te rusten, tot laste van den Lande, om uit de voorschreve middelen betaalt te werden, en tegens alle piraten en andere diergelijke vyanden van't gemeene beste, de selve te resisteren en in handen te krijgen; behoudentlik dat de straffe sal staan ter decisie van de Admiraliteit. En ten tijde des Graven van Leycester is de selve ook gevolgd; en hoewel de instructie voor de Admiraliteit in 't jaar 1597 gemaakt, verbied, dat niemand in zee ter oorloge sal gaan sonder commissie des Admiraal Generaals, en dat tegen dese heilsame fondamenten; soo schijnt nochtans met de vernieuwing der instructie voor den Rade van Staten in 't jaar 1651, dat noodsakelik recht aan den Steden weder gekomen te zijn: nademaal het 23 artikul alle het voorgemelde met volle woorden uitdrukt. Maar echter! indien de selve dat recht quamen te gebruiken, en de onkosten der equipaadje op hare {==58==} {>>pagina-aanduiding<<} consenten te korten, hoe qualik soude dat werden genomen? Daarenboven heeft Holland zoo veel van zijn recht overgegeven, dat de goederen te lande, ofte langs de stroomen inkomende ofte uitgaande, geen convoy-gelden betalen, daar zy in Holland komen ofte uitgaan: maar wel in de andere Provintien ofte uiterste frontieren, sulks de selve der Hollandsche penningen en negotie, voor soo veel, meesters zijn. Ia dat meer is, hoewel die andere Provintien aan de zee gansch niet en is gelegen, soo hebben sy evenwel in alle de Admiraliteiten hare Gecommitteerde Raden, die zeer wel vigileren om alle officien en beneficien daar van dependerende, aan hare gonstelingen te begeven. Alles dat de Hollanders van 't gunt haar in 't geheel toequam, hebben behouden, is, dat de convoy-gelden niet dan tot de beveyling der zee mogen werden gebruikt; en dat van vijf Admiraliteits-collegien, een resideerd in Vriesland te Harlingen; een in Zeeland te Middelburg: en drie in Holland, een te Rotterdam, een t' Amsterdam, en een by beurten te Hoorn ofte te Enkhuisen, in ieder der welken drie Holland ... Gecommitteerden heeft, en noch ... in de twee buitenlandsche Admiralitei- {==59==} {>>pagina-aanduiding<<} ten. Sulks Holland van .... Admiraliteits-Heeren de .... uytleverd: en werd in ieder Collegie met de meeste stemmen geconcludeert. Maar nochtans moeten alle de Admiraliteiten hare commissie en instructie, als mede d'ordre tot de beveiling der zeen, ontfangen van de Staten Generaal; sulks Holland daar over nu niet alleen meester is, het welk dese Provintie zeer nadeelig kan zijn; want niemand hinkt van een ander mans zeer: en als men zijn eigen zelfs, ook konnende, niet genesen mach, sonder vreemde hulp, is men by onwilligheid der selve daar zeer qualik aan. Immers is Holland daar door in veel arger stand als voor desen. Want men leest dat de Provintien van Holland en Zeeland groote schade hebbende geleden van de Oosterlingen in 't jaar 1438 op zee, daar door tegens haar in openbare oorlog quamen, blijvende Hertog Philips van Bourgondien, en de andere Provintien,met de selve Oosterlingen in vrede. De Oosterse steden in 't jaar 1510, in oorlog zijnde tegen den Koning van Denemarken, verboden den Hollanders, Zeelanders en Vriesen op zijn onderhoorige landen te handelen. Die van Holland zich daar na niet gedragende, {==60==} {>>pagina-aanduiding<<} zoo namen de Oosterlingen acht van hare Schepen; en daar over quam Holland alleen in openbaren oorelog tegen de Oosterlingen: het welk zoo verre ging, dat de Oosterlingen 50 Hollandse schepen hebbende genomen gedurende het oorelog, met eenige der zelve quamen in Zeeland en in Vlaanderen. Wel is waar dat zy aldaar by de Hollanders, eigenaars, vervolgd zijnde, door de Admiraliteit wierden als quade prijsen den Hollanders wedergegeven; maar is te gelooven het zelve meer door gunst als door recht geschiede. Sie van dit en het volgende I.F. le Petit Chronique des Païsbas. In 't jaar 1532 gebeurde desen-aangaande ook ietwes aanmerkens-waardig. Die van Lubek met hare bondgenoten t'onvreden zijnde, dat die van Holland, hoewel door ordre des Keisers Karel de V, aan den Koning Christiernus van Denemarken eenige schepen hadden geleverd, om daar mede wederom in zijn land, daar hy uitgedreven was, te komen, en wilden niet een Hollands schip door de Sond laten passeeren, het welk een groote armoede t' Amsterdam en in het Noorder-quartier veroorsaakte, sonder dat van wegen den Keiser ofte de andere Provintien daar {==61==} {>>pagina-aanduiding<<} tegen ietwes gedaan wierd: tot dat in het volgende jaar de Lubekkers een Edams schip op de kusten van Zeeland genomen hebbende, d' Amsterdammers die de laading toequam, te Hoof klachtig vielen; en daar op quam ordre van Brussel, alle de goederen der Lubekkers en Hamborgers, door alle dese Nederlanden aan te slaan: het welk een vrede veroorzaakte, op conditie onder anderen, dat de Hollanders niet en zouden vermogen Koning Christiernus te helpen, nochte te handelen op zijn' havens van Noorwegen, gedurende het oorlog. Maar eer ik een einde make van deDoch is seer nut voor Holland dat de Middellansche zee soo onveil blijve, dat sy sonder Convoy-schepen niet te bevaren zy. beveilinge der zeen in vrede, moet ik noch seggen dat men, soo als de saken des werelds, nu leggen, in desen met een zeer groot onderscheid moet gaan; want vermits wy het Canaal, Noord- en Beld-zee, met een oneindelik getal weereloose schepen en vissers bevaren, is in alle manieren noodsakelik, dat die zeen in 't geheel van roovers door ons werden gesuiverd, maar vermits de Spaanse en Middellandse zee door weinige en kostelike, als mede weerbare Hollandse schepen werd bevaren, is het eenigsins doenelik de selve door oorlog-schepen te convoyeren, en die negotien, door dat middel, privativelik aan Holland te koppelen. {==62==} {>>pagina-aanduiding<<} Daar wy ter contrarie de Zee-roovers uit der zee drijvende, daar door niet meer voordeels zouden genieten, als de Oosterlingen, Engelsen, Fransen, Spanjaarden en Italianen, die nu door gebrek van Convoy-schepen, dappere en soo groote schade komen te lijden, dat zy met alle hare voordeelen, daar zy anderssins ons in zouden overtreffen, nu nevens ons niet wel negotieren konnen; om dat den meesten Oostersen handel van de consumtie der Oosterse waaren in het Westen dependeerd. Sulks zy genoegsaam in alle hare negotie werden geincommodeert, als men haar den doorn der Turkse zeeroovers in den voet laat. Eindelik is aanmerkens-waardig het gunt de Raad van Staten in hare petitien voor den jare 1642 seggen en aanwijsen, dat aan de beveiling der zeen den gantschen Staat der Geunieerde Provintien hangt; sulks alle de selve sonder die, souden wesen een geraamte, een lighaam sonder ziel, een land sonder inwoonders, &c. {==63==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XXIV. Boven alle is oorlog, en voornemelik ter zee, voor Holland zeer schadelik. MAar indien de beveiling der zeenVrede is Holland seer noodsakelik, voor Holland zoo noodsakelik is, noch veel meer de vrede: want behalven dat het oorlog den Ingesetenen dadelik beneemt den handel op vyanden landen, en den selven Neutralen toejaagd; soo werden noch daarenboven alle de goederen en uitschulden der Hollanderen aangeslagen, het welk aan dit Land een ongeloovelik grooten slag geven kan: want is zeer wel te noteren, dat de Hollanders niet en wachten, gelijk als andere volken, tot dat men de goederen komt koopen, en met gereed geld betaalt; maar zy zenden hare goederenen Waarom. door de geheele wereld, en houden die in de pakhuisen, op koopluiden wachtende; en dat noch het beswarelikste is, verkoopende geschied het meestendeel in Europa op een jaar dag, sulks de vyandige volkeren seer lichtelik hare handen op vele Hollandsche, en wy ter contrarie niet wel op eenige vyandige goederen konnen leggen. Waar by dan noch {==64==} {>>pagina-aanduiding<<} gemeenelik komt, dat onse vyanden ofte met geheele Vlooten onsen handel ter zee in 't geheel beletten, ofte met zee-roveryen ongeloovelik groote beuiten op ons maken konnen. Want om dat onse Visseryen en overzeeschen handel so wijt verspreid zijn, is Holland niet machtig de selve over al te beschermen, en meester ter zee te wesen, schoon genomen dat Holland geen andere last had te dragen, als de eenige beveiling der zeen. Wy daarentegen en vinden op zee gansch geen beuit, alsoo wy genoegsaam alleen op zee handelen. En het oorelog te lande aangaande, moet kennelik een groote last zijn, zoo machtige en kostelike uitgeruste heiren te velde te brengen, en daar mede gefortificeerde Steden door lange belegeringen op onse nabuuren te winnen; maar voorwaar wel dubbeld bespottelik is het soo kosteliken offensiven oorlog te voeren om conquesten en victorien te verkrijgen, die niet alleen onnut, maar zeer lastig vallen moeten, den lande van Holland, wiens frontieren door zee en stroomen meest over al zeer lichtelik zoodanig zijn te fortificeren en te bewaken, dat het selve puerelik op zijne defentie staande, gewisselik alle uitheemsche macht zoude te schande maken konnen; daar het ter contrarie waarachtig is, dat meest alle Republiken, voornementlik {==65==} {>>pagina-aanduiding<<} die door koopmanschap bestaan hebben, zijn vernietigd geworden, door hare offensive oorlogen en conquesten. Het welk de Staten van Holland zeer wel hebben vertoond aan den Prince Hendrik in den jare 1640, seggende zeer bedenkelik te wesen, of niet beter ware geen conquesten meer te doen, of eenigen te verliesen, als voor de groote besetting en consequentelik belasting van den Staat, den selven eens plotselik als een uitgeholden berg te doen invallen: waar op van des Princen wegen niet wierd geantwoord, dan met zeggen, niet garen te zien dat men de conquesten, die aan 't Land soo veel goeds en bloeds hadden gekost, soo weinig achtede. L.V. Aisma pag. 104. Cap. XXV. Dat men dese maximen van beveilinge der zeen en vrede, van ouds in Holland heeft gehad. EN dat men voor desen in de NederlandscheDe maxime tot vrede is in Holland van ouds bekend geweest. Provintien ook over aldese maximen heeft gevolgd, blijkt klarelik uit de oude historien: want men den Lands-Heeren nooit heeft willen toelaten, oorlogen te maken ofte eenigen impost tot onderhoud van krijgsknech- {==66==} {>>pagina-aanduiding<<} ten op te stellen: ja zelfs niet, dat te mogen doen, Staatswijse met de meeste stemmen concluderende: want men in dese al te pernicieuse saken nooit overstemming heeft willen toelaten: waar van men in dat kooprijk Vlaanderen niet alleen zeer vele exempelen heeft gehad, maar ook in Holland ter zee, voornemelik met Engeland, daar tegen de Nederlanden voor desen zeer wel mochten schaal houden: want eer de Hallen en beroerten onse weveryen aldaar hadden gebracht, waren de Engelsche schaapharders, wolhandelers; en by gevolge de Koning byna geen ander impost trekkende als van de uitgaande wolle, niet min dependent van de Nederlanders, eenigste wevers van Europen, als de wevers van haar; maar nu zy haar eige wollen verweven, is Engeland gansch independent en zeer bequaam geworden om alle hare nabuuren te quellen, en op die te rooven, sulks men te rechte soude mogen zeggen, dat de Drappier-hallen niet alleen onse neeringen geruineerd, maar ook de balancen der Potentaten van Europa in't geheel gebroken hebben. Want onder anderen leest men op het jaar 1389, dat Hertog Albert van Beyeren, &c. dese Landen hebbende gebracht, buiten consent van Dordrecht, en Zierik-zee, in oorloge tegen de En- {==67==} {>>pagina-aanduiding<<} gelschen, en die, vele wijnschepen van Rochelle komende genomen hebbende, alle die van Dordrecht en Zierikzee niet alleen lieten varen, maar ook dat de Engelsche hare Hollandsche en Zeewsche geroofde schepen quamen verkoopen te Dordrecht en te Zierikzee, die buiten den oorlog gebleven waren. En op den selven grond is gebouwd het intercursus magnus tusschen Engeland en de Nederlanden, inhoudende uitdrukkelik: Dat het selve verbond niet alleen wierd gemaakt tusschen de Heeren wederzijds, maar ook tusschen de Vassalen, Steden en Onderdanen, in voegen dat de gene die de schade gedaan hadden, en niet de anderen, zouden werden gestraft; blijvende de vrede en het verbond in weesen voor allen anderen die in den oorlog ofte schade niet hadden geconsenteert. Sulks indien een schip met des Princen commissie was uitgevaren, de selve, indien met eeniger Stads commissie, die Stad moest boeten de schade door dat schip gedaan. En wierd dit tractaat, dat wel aan te merken is, niet alleen ondertekent door Gedeputeerden van wegen des Konings van Engeland en des Ertz-hertogen, als Prince deser Landen, maar ook bezegeld en ondertekent door de Borgermeesters der steden Gent, Brugge, Ypre, Duinkerken, Nieupoort, Antwerpen, Bergen, Dordrecht, Delft, Leyden, Amsterdam, {==68==} {>>pagina-aanduiding<<} Middelborg, Zierikzee, Veere, Mechelen, Brussel en Briele, in het jaar 1495, het welke alles zy wederzijds seggen te doen tot meerder versekering der koophandel en vriendschap. Want de Raden der steden niet plegen te zijn in eede des Lands-heere ofte Princen alhier; en de selve en hebben niet als door questien op de Steden geusurpeert en verkregen het stellen der Magistraats-persoonen: maar de Steden mochten van oude tijden, fonder goedvinden der Graven, krijgs-volk in haren eigen dienst aannemen. Borre p. 50 de anno 1587. Daarentegen de Graven en plegen niet te hebben eenige garnisoenen, krijgs-knechten, magasijns, ofte finantien, het welk, als mede de tweespalt der twee verpande steden S. Quintijn, en Amiens, oorsaak was, dat de selve in't jaar 1470 afvielen van Bourgondien, tot den Koning van Vrankrijk haren ouden Heere; waar van Philips van Comines dus spreekt: Hertog Karel van Bourgondien vergadering van Staten in zijn land houdende, vertoonde haar de groote schade die hy had geleden, om dat hy geen besoldigde krijgs-knechten op de grensen had, gelijk de Koning, en dat de selve met vijf hondert, hommes d'armes, meester-Ruiters wel soodanig hadden konnen werden bewaart, dat zy in vrede zouden zijn gebleven: Wijders {==69==} {>>pagina-aanduiding<<} stelde hy haar voor oogen de groote schade die haar noch over 't hoofd hing, en drong zeer om gedurige betalinge voor acht honderd lanciers: eindelik stonden de Staten hem honderd en twintig duisend kroonen jareliks toe, boven 't gunt hy van zijn Domainen trok, sonder daar onder te rekenen Bourgondien. Maar zijn onder saten schroomden zeer dien last op zich te laden, waar mede Vrankrijk door zijn Ruiters gedrukt wierd. Want Louys de XI, Koning van Vrankrijk, was de eerste in Europa, die ook in vrede een gedurige krijgsmacht aanhield. En voorwaar de Nederlandsche Staten schroomden niet zonder reden; want nauweliks zag hy de vijf ofte ses-honderd Ruiters, of zijn begeerte van 'er meer te hebben, en alle zijne naburen aan te ransen, groeide zulks aan, dat hy haar in 't korte bracht tot de betaling van vijf honderd duisend kroonen, onderhoudende zeer vele Ruiters; en hebben zijn' ondersaten daar door zeer veel moeten lijden, &c. Dus verre Philips van Comines. En met de Unie van Uitrecht heeft Holland zijn interest in dit deel geheel versuimt: want volgens het negende artikul, vald in saken van nieuwe oorlog, contributien en vrede, geen overstemming. Welke vryheid de particuliere leden van Holland, ook in hare Vergaderinge van Staten, hebben behouden. En niet son- {==70==} {>>pagina-aanduiding<<} der reden; want dewijl het tegen de wet der nature strijdt, dat men iemand de macht zal geven ons het leven te benemen op conditie en belofte, dat hy die macht wel zal gebruiken; maar soo nochtans, dat indien hy ons het leven wil benemen, wy daar tegen onse naturelike kracht niet sullen gebruiken: soo sullen ook alle verbonden, die soo krachtiglik tegen 's Lands ofte Steden welvaren strijden, altijds krachteloos werden bevonden soo lange als sy hunner eige regeringe meester zijn. Cap. XXVI. Te vervallen tot een Monarchale ofte eenhoofdige Regeeringe, is voor Holland een onwederopstandelike dood. Een Monarchale ofte Hoffdige regering is voor Holland het grootste quaad van alle,MAar indien de oorlogen voor Holland soo schadelik zijn, wat sal men seggen, indien de forme van regeeringe van een Aristokratike vervald tot een Monarchale, quod si Regum atque Imperatorum animi virtus in pace ita ut in bello valeret, aequabilius atque constantius sese res humanae haberent; neque aliud alio ferri, mutari & misceri omnia cerneres: Sallust. want vermits de Koningen en Kapitainen Gene- {==71==} {>>pagina-aanduiding<<} raals in vrede soo noodsakelik niet zijn, en dat hare deugd meest in den oorlog uitsteekt, soo verwarren zy gedurig de geheele wereld. Maar daarenboven is klaar dat niemand iets als eigen in sekerheid kan besitten in een land daar maar een groot Heer is, met een gedurige krijgsmacht; men geve hem zoodanige naam, en men limitere zijn autoriteit over de krijgsluidenen waarom. zoodanig als men wil. Alle de soldaten en sullen niet alleen hem gehoorsamen in spijt der betaalds-Heeren, en politike limiteerders; maar het over alle onwetende volk sal sich altijds op de zijde van een milddadig, beleeft en couragieus tyran voegen: sulks de kloekste en eerlikste Regenten gedwongen, en de andere vrywillig; de eersten om niet lijf en eere te verliesen, de anderen om meer gelds en machts te bekomen, alle palen en landen des gekooren hoofds laten overtreden, ofte zelfs breken zullen. En vermits alle zoodanige Heeren koninglik hof houden, 't zy de selve Koning, Prins, Hertog, Graaf, Gouverneur, Protecteur, Stadhouder, Kapitain Generaal, &c. werden genoemd (aan de naam is niet gelegen) soo drukken zy en door haar krijgsmacht en door de hof houding alle onderdanen, voornementlik de koopluiden, ondragelik; want die Heeren, haar favoriten, en soldaten, {==72==} {>>pagina-aanduiding<<} alle quade huyshouders zijnde, soeken gedurig geld; weinig om sich te verrijken, meest om 't selve in overdaad en dolle oorlogen te quisten: en nergens konnen zy dat gemakkeliker vinden, als by de koopluiden, die veel roerend goed hebben, en buiten regeringe zijn, sulks men dat gemeenelik te leen eischt, oste by weygeringe aanslaat, en in beyde gevallen is den koopman gewisselik zijn goed quijt. En daarenboven steldmen gemenelik ondragelike tollen op die selve werelose koopluiden, en uitgaande ofte inkomende goederen; gelijk blijkt aan Vrankrijk, Spanjen, Engeland, Denemarken, Sweden, Poolen, &c. sonder daar vooren de saken der zee te behertigen: alsoo gemelde groote Heeren zelfs de Scheepsvlooten niet willende gebieden, de selve anderen moeten vertrouwen; waar toe noch zy, nochte hare favoriten, konnen genegen zijn, behalven dat alle equipaadje en oorlog ter zee moet geschieden met baar geld; en alsoo de favoriten liever de kassen der Monarchen plonderen om zich te verrijken, als om die ten dienste des lands te gebruiken; soo werden de selve kassen altijds onvoorsien van gelde bevonden: en daaromme accordeeren zy altijds zeer wel om de geheele zee te versuimen; sulks het klaar is dat voor Hol- {==73==} {>>pagina-aanduiding<<} land geen groter quaad kan werden bedacht, dan dat een enkel mensch, onder wat titul het ook moge zijn, meester werde over de wapenen dezer Landen voornementlik, als daar gedurige bezoldigde en vremde krijgsknechten zijn. Want voorwaar het is peccatum permanens, originale, imputatum & inhaerens, een zonde die niet kan gebeterd ofte geboed worden, maar die van vader op kind ervende, eewigdurende quade vruchten voortbrengt. Zulks die de zelve begaan met zodanige regering in te voeren, zich schuldig maken aan, Crimen Majestatis & perduellionis non transitorium sed permanens, een grouwelik eewigdurend en niet vergankelik land-verraad. Dit heeft voorHet welk met exempelen bewezen werd. dezen zeer klaar gebleeken ten tijde der Graven, als die machtig begonden te werden; want door de oorlogen der zelven tegen hare eigen steden, zijn de Manufacturen, te vooren alleen gemaakt werdende in Braband en Vlaanderen, verspreid over andere landen. En, gelijk hier boven vermeld, Hertog Karel van Bourgondien druktede deze landen door zijn gedurige krijgs-macht onverdraaghelik. En Hertog Maximiliaan, willende voogdt over zijn zoon Philips en Vlaanderen zijn, beoorlogde 't zelve, en benaawde de negotie van {==74==} {>>pagina-aanduiding<<} Brugge zoo zeer, dat daar door alleen de koophandel zich na Antwerpen transporteerde, dat den Hertoge Maximiliaan gonstig was. En dus heeft ook Antwerpen zijn negotie verloren, om dat haar Heer machtig geweest zijnde haar te overweldigen, of geen macht had ofte verzuimt heeft het Schelde ook den vyanden te ontneemen. En vermits Famianus Strada pag. 416, dezen loop der zaken in Nederland schijnd aan eenig particulier naturel der Nederlanders toe te schrijven, seggende: Vieriger zijn zy om hun vryheid te bewaren als het betaamt, wanneer men die met geweld wil nemen; maar nooit was eenig volk zoo mild om die van zelfs byna in 't geheel over te geven: zulks Kaizer Karel pleeg te zeggen, dat geen volk kon werden gevonden afkeeriger van de dienstbaarheid, en dat nochtans het jok zich zeer gewillig liet opleggen, als men het zelve zacht handelde: En ik meene het zelve een groote dwaaling te zijn, indien men dat aan eenig particulier humeur der menschen wil toeschrijven; Zo zal ik dan noch zeggen, dat in alle kostelike landen, daar de Magistraats-perzoonen onbeloond, weinig in getaale en jarig zijn, en de Regering daarenboven aan geene familien geaffecteert is; een groot Heer, aldaar eeni- {==75==} {>>pagina-aanduiding<<} ge macht bekomende, alle Magistraaten en Regenten zeer lichtelik met officien, beneficien, en penningen kan zodanig omkoopen, dat zy hem de vryheid des Lands van zelfs overgeven. Maar als de Vorst ter contrarie zich met geweld Heer wil maken, komen de Magistraats-perzonen nietwes te ontfangen, zulks zy als dan, in plaatze van zwijgen, hoog uit roepen dat deze landen hare vryheid verliezende, noodzakelik alle koopmanschap en welvaren verliezen zullen; welke klare waarheid terstond ook alle andere Ingezetenen de wapenen tegen den Vorst doet aannemen. Cap. XXVII. Wetten en Train van Iustitie naar de Koopmanschap geformeerd. NA openbaar geweld buiten 's lands,Hoe schadelik moedwillige Bankeroetiers zijn. bestaande in zee-rovery, ofte oorlog, den koopluiden af te weeren, volgd het afweeren van openbaar geweld binnens lands, het welk vermits het ook alle andere Ingezetenen en voornementlik den Regeerders zoude schadelik wezen; zulks geen menschelike societeit hoedanig die zy, zonder het zelve af te weeren bestaan kan; zo is {==76==} {>>pagina-aanduiding<<} daar toe, hier te lande genoegzame ordre van justitie gesteld. Maar hoewel bedrog, waar door men iemand anders goed even zo wel kan ontdragen, als door geweld, ook niet min behoorde te werden gestraft, en dat de koopmanschap inzonderheidt steunende op (bona fides) geloof, door (dolus malus) valsch bedrog, in het geheel kan werden geruineerd; zo is aller verwonderinge waardig, dat Holland de koopmanschap, in voegen als zy hier gepleegd moet werden, heeft konnen behouden, met zo vele wetten ofte beneficien van Rechten, uit die krijglievende Roomsche Republik afdalende, en hier den koopluiden dienende, purelik om meer profijts met bedrog, als met En hoe weinig men daar tegen gezorgd heeft.eerlike koophandel te konnen doen. En aan de andere zijde is hier zo weinig zorgs gedragen, om door contrarie goede ordre en wetten de eerlike koopluiden, tegen die valsche bedriegers, naam van koopluiden dragende, te protegeeren en aan het hare te helpen: datmen groote reden heeft om te vragen, Waarom niet alle boos-aardige menschen uit verre Landen naar Holland komen om, onder den dekmantel van koopmanschap, hier openbarelik te leren steelen, en dezen weg, die men wet zo excessif groot profijt veilig en straffeloos kan inslaan, in te {==77==} {>>pagina-aanduiding<<} gaan? Want oderunt peccare mali (qua'es omnes naturâ sumus) formidine poenae. Dank heb' de roed', zy maakt de kinderen goed. Dienvolgende om hier inVVat ordre men daar tegen zoude konnen stellen. eenige beter ordre te stellen, dunkt my dienstig zoude wezen, dat niemand binnen dezen lande van Holland wierde toegelaten eenige koopmanschap te drijven, ten ware hy te zijner maalstede, daar toe zich hadde in een publik register laten aantekenen. Welk zoude wezen van zodanige kracht, voor eerst, dat de ouders en bloedvrienden des gemelden koopmans, binnen het jaar in het zelve register geen contrarie aantekeninge hebbende gedaan; niet zouden vermogen met eenige testamentaire dispositie, gemelden koopman min erf, als ab intestato, tot nadeel zijner Crediteuren, te laten toekomen. DaarenbovenMet te weren den Crediteuren schadelike Testamenten, transporten, repudiatien. behoorde het in allen gevalle een koopman, wie hy ware, voornementlik een gefaljeerden, ongeoorlofd te zijn eenige profitable erffenisse te repudieren. Want het niet kan werden gepresumeerd te geschieden dan (in fraudem Creditorum) om den schuld-eisschers te bestelen; gelijk ten zelven einde hem ook behoorde verboden te zijn eenige goederen krachtelik te vervremden, dan titulo lucrativo, daar voren {==78==} {>>pagina-aanduiding<<} de waarde van dien ontfangen hebbende; in zulken verstande, dat hy komende daar na bank-breukig te werden, alle zijn' giften, getransporteerde, ten houwelik gegeven ofte aan zijn' kinderen bewezen goederen behoorden te werden besteed ten voordele der Crediteuren: want men hier nu al te dikwils ziet de waarheyd van dit Engelsch spreek-woord: Happy is that son whoos father goos to the Divel. Die zoon is gelukkig wiens vader voor den Duivel vaard. En Houwelikse voorwaarden.En gelijk het een Koopman ongeoorlofd behoorde te wezen door houwelikse voorwaarden zijn wijf te begonstigen ten nadeele der Crediteuren, zo behoorde ook den vrowluiden verboden te zijn, te bedingen by scheiding des huwliks de keure van deel aan winst en verlies, ofte niet; want daar niet billiker is als quem commoda eum incommoda sequantur, die de baat wil genieten, behoorde ook de schade te dragen. Ja de ouders en bloedvrienden van zodanig vrouw-mensch behoorden zich wegens de erffenissen in alles te moeten dragen, gelijk die van den man zelfs. En gemeenschap van goed buiten sluitende, ofte verbonde goederen aanbrengende, behoorde het zelve in de publike registers te worden aangeteikend. {==79==} {>>pagina-aanduiding<<} Het ordinaris register van zodanig koopman,Als mede Preferentien. staande ter goeder naam, en met eede gesterkt zijnde, behoorde in alles met notariale schriften, gelijk te werden gesteld: en ten nadeele des zelven behoorde nietwes te werden geprefereerd, dan speciaal hypotheek; alzo het legaal van 't gemene land; weeskinderen, huishuur, huwelikse voorwaarden, &c. warelik den koopluiden, en dienvolgende het gemene land, zeer schadelik is. Maar indien een koopman t'eenigen tijde wierd bevonden zijn register vervalscht, ofte meinediglik te hebben gesterkt, zo behoorde de zelve, als een valsche munter, in alle manieren aan lijf en leven te werden gestraft; op dat een yder door die rigoreuse straffe wierde afgeschrikt van zich door die vals- en trouwloosheid met een ander mans goed, ten nadeele van den gemenen welstand, te verrijken. Het is ook zeer schadelik dat eenigeVindicatien ofte evictien. koop werd gerekend op gereed geld geschied te zijn, als na de gedane levering niet promt en daadelik de penningen ofte het verkofte goed, werd vervolgd. Want voorwaar als de verkoper dus van zijn recht afgaat met warelik den koper te borgen, zo geeft hy aan de eene zijde den quaadwilligen zeer groote {==80==} {>>pagina-aanduiding<<} gelegendheid om groote banqueroeten te konnen doen: en hy die aan de andere zijde meest in culpa onvoorzichtig is, ontneemt daar na met zijn onbillike vindicatie, ofte vervolginge zijns goeds, den anderen Crediteuren het haren. Een schuldboek behoorde recht te geven tot parate executien.Ja dunkt my aan de koopmanschap en het register eens eerliken koopmans zo veel gelegen te zijn, vermits de constitutie der koopmanschap hier zodanig is, dat zy geen ander bewijs ofte securiteit toelaat: dat men dienvolgende op het register alleen zo wel parate executie behoorde te doen, als in des Gemene lands penningen. Want indien de koopmanschap hier is salus Populi 's lands welvaren, wat rede kan hier dan zijn, om niet met het land pari passu den zelven trant te gaan? Promte justitie door Vierschare over koopluiden.Ten minsten behoorde in yder koopstad te wezen een particuliere Vierschare, recht sprekende tusschen verkooper en kooper; op dat niet alleen gemelde processen vaardiglik mochten werden afgedaan, maar ook, op dat de Rechters den stijl van koopmanschap beter doorgrondende, rechtvaardiger en den Lande heilzamer vonnissen mochten wijzen. Dat in den boedel van een afgestor- {==81==} {>>pagina-aanduiding<<} ven werd toegelaten, het beneficium inventarii,Maar zeer schadelik is beneficium inventarii. als de gemeene Crediteuren zich erfgenamen willen dragen, is zeer onredeliken den koopluiden schadelik. En niet min schadelik zijn de brievenBrieven van cessie ofte atterminatie. van cessie ofte atterminatie. Want vermits niemand om particuliere schulden door het publik werd vervolgd, is in alle manieren te presumeren, niet dat de Crediteuren zich zelven door al te scherpe maning, schade zullen willen aandoen, met iemand die warelik niet betalen kan, en anderssins goedwillig is, zijn credit te benemen en op den dijk te jagen; maar wel dat een boos-aardig mensch zijn goed naar zijn welgevallen verborgen en getransporteerd hebbende, zich zelven door een valschen eed tot meer rijkdoms en gemaks zal willen brengen. Ter contrarie zoude den Gemeene lande zeer voordeelig wezen, indien men op de minste aanklagt over eenige kennelike wanbetaling, den debiteur dadelik met zijne boeken apprehendeerde. Want ingevalle hy als dan konde bewijzenHoedanige rigoreuse straffen noodzakelik zijn. solvendo, betalens machtig te zijn, zoude hy zeer lichtelik op borgtogt konnen werden gestaakt; en niet konnende betalen, zoude men die vuile dieveryen, transporten, verberging {==82==} {>>pagina-aanduiding<<} van boek en goederen, als mede het ontvluchten en het valsch aangeven der schulden ten wederzijden, voorkomen. In alle gevallen behoordemen quaadwillige Debiteurs met vrouw en mondige kinderen, door publike autoriteit, by den kop te grijpen en te houden in eenig publijk werkhuis, om hun aldaar den kost te doen verdienen. Ja zelfs indien de boosheid des principalen Debiteurs gequalificeerd ware, behoordemen den zelven, niet min als een huisbrakigen dief, aan een galge te hangen, zonder in eenigerley wijze toe te laten dat de zelve bankeroetiers hier blijven woonen, en op een anderen naam haar koopmanschap continueren; volgens het spreekwoord, qui non habet in aere, luat in pelle. Betaal' uw schuld met gelletje, of boetse aan u velletje: en 't placcaat van Keizer Karel des jaars 1540, articul 2. Doch indien gemelde bankeroetiers met hare goederen en boeken gevlucht zijnde buiten de Iurisdictie van Holland, aldaar door die politike macht wierden geprotegeerd, dunkt my het den geneene lande van Holland oorbaar ware dezen weg in te gaan: voor eerst uit kracht van een generale wet, alle zodanige houdende als laesae Majestatisreos, publike land-verraders, be- {==83==} {>>pagina-aanduiding<<} hoordemen die ook zodanig te vervolgen. Te meer, dewijl een schelmse bankeroet niet min hulp van nooden heeft om die uit te voeren, als land-verradery. Ten minsten kan de zelve niet werden zo besteken, dat niet de boekhouders en cassiers, dienstknechten en maagden daar van eenige kennisse krijgen; en dienvolgens behoordemen alle de zelven by den kop te grijpen, en rigoreuzelik met de pijnbank ofte onder eede, naar gelegentheid van zaken, te ondervragen. Want voorwaar, indien de pijnbank eenig goed gebruik heeft, zo is het in zaken daar 's lands welvaren aan hangd, en daar kennelik meplichtigen van het schelmstuk moeten zijn. Onderentusschen moest men ook opAls mede Publicatien. de heete daad door het gehele land afkondigen, dat alle die eenige goederen ofte inschulden des veldvluchtigen onder zich hadden, het zelve promtelik hadden bekend te maken, op peene van gestraft te zullen werden als land-verraders en heelders van dat schelmstuk: en op de versse daad behoordemen onder eede te examineren alle de gene daar eenige presumtie op viel, met belofte en verklaring dat alle die oprechtelik deposeerden, zouden werden gehouden voor eerlike luiden, al hadden zy te vooren ietwes tot het schelmstuk {==84==} {>>pagina-aanduiding<<} gecontribueerd, en dat zy ter contrarie, als meineedige land-verraders t' allen tijden zouden werden gestraft, als men door een derde daar van kennisse bequame. En aangevingen van alle pretensien ten laste, ofte ten voordele des desolaten boedels.En alle die op den boedel ietwes pretendeerden, behoorden ook gehouden te zijn het zelve dadelik, bekend te maken, op groote straffen. Waar door twee zeer quade dingen zouden werden belet, want vermits, nemo repente fit pessimus, niemand al te gelijk boos werd, zo zouden alle, die onlangs meesters van des gevluchten goed waren geworden, en dienvolgende het zelve noch niet als eigen gebruikt hadden, het zelve daadelik aanbrengen, te meer, dewijl op de versse daad by haar zo nauwe kennisse niet zoude konnen wezen van 't gunt men door het afterhalen des delinquants, zijner meeplichtigen, goederen en boeken, ofte door het examen der justitie, zoude mogen komen te verstaan. En ten anderen zouden alle die ietwes pretendeeren, ook onkundig zijnde van 't gunt men zoude mogen komen van des veld-vluchtigen geleegentheid te verstaan; en of daar eenige apparentie zoude mogen wezen, t'eeniger tijd met den fugitiven te accorderen, genoodzaakt wezen hare schulden oprechte- {==85==} {>>pagina-aanduiding<<} lik aan te geven, daarmen nu dageliks ziet, dat alle zodanige insolvente boedels door boos-aardige menschen in voegen werden geplonderd, datter zeer zelden voor de eerelikste ietwes overschiet, om dat men zo secure alle schulden verzwijgen, en aan de andere zijde alle pretensien vergrooten kan, naar dat men de zaken ziet een uitslag neemen. Dit gedaan zijnde, behoorde deIndagingen des Fugitiven, en by gebrek van accoord straffe in schilderye. veld-vluchtige by klokkegeslag op zeekere termijnen, te werden ingedaagd, binnen welken het den Crediteuren behoorde geoorlofd te wezen met hem absolutelik te accordeeren, en alle proceduren te doen ophouden; maar indien de fugitive niet verscheen nochte accordeerde, behoorde hy in een schildery aan een galge gehangen, en alle zijn kinderen zo mondige als onmondige infaam verklaard te werden. Alle welke dingen, indien geschieden op de versse daad, eer de menschen in zodanig nieuw schelm-stuk de schaamte konnen afgelegt hebben, ik meen van zeer groot gewicht zouden wezen, om de menschen beeter te maken, daar zy nu ter contrarie allengs leeren, dat het beeter is een ander mans goed, als geen, te hebben; & qu'il n'y a chere que de gens à l'arriere, en dat {==86==} {>>pagina-aanduiding<<} men met veel meer vermaaks een ander mans goed, als zijn eigen verteeren kan: als mede, dat men de schaamte eenmaal te boven gekomen zijnde, veel gemakkeliker en geruster leven kan eerloos, als met zich over het point van eere te ontstellen, en die met groote kosten te houden. Doch vermits in alle deze proceduren moet werden gedoeld naar het meeste voordeel der Crediteuren, voor wien het purelik is res nummi, questie om het meeste profijt, zo behoorden zy, noch altijds daar na te mogen met haaren debiteur accordeeren en de sententie doen vernietigen. Want het fiat justitia & pereat mundus, spreekwoord, men moet recht doen al zoude de weereld vergaan, past zeer wel in den mond der Rechters; alzo die niet Souverain wezende, eer, eed en ampts-halven verplicht zijn te oordeelen niet van, maar naar de wetten; en het zelve niet doende, werden zy in alle welgestelde Republiken gesindikeerd en gestraft: maar niet in de mond van wijze Politiken daar salus populi, en niet des volks verderf, de hoogste wet moet zijn. En vermits men aan de eene zijde de fugitiven ofte quaadwillige bedriegers behoorde te vergelijken by die woelende en dief-achtige hommelen, die men in {==87==} {>>pagina-aanduiding<<} alle manieren behoorde buiten dit land te houden, ofte te vervolgen en te doden; zo behoordemen ter contrarieEn voor ongelukkige insolvente eerelike koopluiden behoorde een tamelike beloning, ten laste der Crediteuren, te wezen. alle eerlike koopluiden, die door menschelike onvoorzichtigheid ofte geweld van buiten, als bankeroeten, storm-winden, ongelukken, zee-rovery en oorlog, als goede hoonig-byen, medogende aan te zien, met belofte en verklaringe dat alle de zelve hare schade aanwijzende, en zich der Justitie niet onttrekkende, zouden vermogen te behouden het tiende deel der goederen waar mede zy de koopmanschap eerstmaals hadden begonnen, zonder dat zy daar na eenigsins van hun Crediteurs zouden mogen werden gemoeit. En blijvende zy met hare kinderen, schoon genomen de zelve veel houweliks-goed ofte andere gaven hadden genoten, ter goeder naam en faam, als zijnde het zelve een rechtvaardige vrucht van hare oprechtigheid, en troost in haren tegenspoed. En vermits tusschen deze schadelike dieven als mede hare kinderen, en die beklagelike ongelukkige geen onderscheid in eerloosheid en straffe werd gemaakt, slaan veele, anderssins eerliken door nood, den boozen weg in. Want, ne nos inducas in tentationem, de occasie maakt een dief, en de nood noch meer. {==88==} {>>pagina-aanduiding<<} Hier mede laat ik my voorstaan genoeg gezegt te hebben van Hollands Politie, Religie, Finantie, Militie, en Institie, om te konnen oordeelen wat voor dit Land oorbair zy. Zulks hier nietwes zoude resteeren als te konnen beantwoorden eenige objectien die hier tegen zouden mogen werden gebracht. Cap. XXVIII. Waarom de Ingezeetenen van Holland door de regeeringe der Princen van Oranjen niet meer zijn geruineerd geworden. Of Holland door het beleid der Stadhouders niet is zeer wel gevaren:WAnt iemand zoude lichtelik zeggen dat alle deze reedenen gansch niet konnen opweegen, een contrary exempel in 't cas subject. Namentlik, Holland hebbende een Gouverneur, een groot Heer ad vitam, en een groote bezoldigde krijgs-macht, heeft de Antwerpse verloopende koopmanschap konnen verkrijgen en behouden tot nu toe: waar op distinctelik te antwoorden staat. werd beantwoord.Voor eerst, staat zeer wel te considereeren, dat ten tijde van dat verloop, in alle de omleggende landen noch veel {==89==} {>>pagina-aanduiding<<} grooter beletsels tegen de koopmanschap waren, als in Holland. Namentlik, onder alle Monarchen die ondragelike lasten, hier voren genoemt, sonder vryheid van Religie, behalven in Poolen. En in alle de Oostersche Steden werden, door de Monopolien der Borgerschap en Gildens, alle vremdelingen buiten de negotie en handwerken gesloten; en geen Religie toegelaten als eene: sulks, voornemelik in den beginne der troublen hier noch geen soo kennelike Monarchale regeeringe zijnde, maar wel vryheid van Religie, Borgerschap en Gildens, met kleine tollen, alleen tot beveiling der zee strekkende; niet wonder is, indien de selve zich hier heeft nedergeset. Ten tweeden, vermits dese LandenVVanneer de Stadhouders goed ofte quaad gedaan hebben. moesten oorlogen tegen haar eigen machtigen Heer, en dat de selve minst versoenelik was tegen den Kapitain Generaal, so en konde ook de selve zijn eigen land-goederen en leven niet behouden, dan met dese kleine landen naar zijn vermogen te doen welvaren, en daar in ook te subsisteeren: want by soo verre den gemelden Kapitain Generaal in die tijden niet seer sorgvuldiglik de gunst en liefde van de Regeerders, en Ingesetenen, door 't besorgen van haar algemeen welvaren, geconserveert, en meer en {==90==} {>>pagina-aanduiding<<} meer getracht hadde tot sich te trekken, soo soude hy waarlik pericul geloopen hebben, van dat men wederom tot eenige versoeninge met den Grave hadde mogen verstaan. Welke versoeninge, hoe voordeelige besprekken die ook, tot gerustheid van den Kapitain Generaal, hadde mogen inhouden, noodsakelik de ruïne van den selven Kapitain Generaal soude hebben moeten naar sich slepen, en in het korte of in 't lange veroorsaken. Immers, soo haast en is die vreese des Kapitains Generaal niet voorby geweest, of hy heeft het welvaren van 't Land versuimt, om zijn eigen te vergrooten. Dus stelde hy sich in alle manieren tegen den Treves. en daar na heeft men gesien, dat men niet alleen alle de macht van het Land, maar ook ongeloovelike sommen van penningen op renten gelicht heeft, om te doen alsoo glorieuse en voordeelige conquesten voor den Kapitain Generaal, als schadelike en altijd lastige voor Holland, terwijle de goede Ingesetenen van Holland schandelik op zee zijn berooft en geplonderd geworden. En hoe weinig de Kapitain Generaal, ofte die doen regeerde, tot dese jegenwoordige vrede met Spanjen genegen was, blijkt daar uit, dat de Koning hem in het particulier daar toe moeste bewe- {==91==} {>>pagina-aanduiding<<} gen, met hem te vereeren het Marquisat van Bergen, Turnhout, Sevenbergen, en het Graafschap van Montfoort, als mede noch jareliks een somme van penningen. Ia dat meer is, de Kapitain Generaal is eenmaal in volle Vrede ofte Treves, met gewapender hand door de Hollandsche Steden omgetrokken, om de Regeerders, naar zijn eigen sinnelikheid, af en aan te setten: en eenmaal is het hem mislukt, de voornaamste koopstad door verrassing en krijgsmacht in te nemen. Sulks, indien de selve omtrent drie maanden daar na niet was komen te sterven, men in korte jaren zoude hebben gesien, of niet alsoo gewisselik Holland, en voor eerst Amsterdam, alle den koophandel zoude hebben verlooren, door een twist tegen haar eigen Gouverneur en Kapitain Generaal, als wel eertijds Vlaanderen en Brugge van hare negotie zijn berooft geworden door den twist tegen den Erts-Hertog Maximiliaan. {==92==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XXIX. Waarom de vryheid in Holland niet meer goeds heeft veroorsaakt sedert de dood des Princen van Oranjen. Dat Holland weinige goede vruchten door de vrye Regeeringe heeft genoten, werd beantwoord.MAar sal iemand misschien wijders seggen, God de Heer heeft ons gegeven vrede met Spanjen; en wechgerukt onsen Kapitain Generaal, zonder een bejaarde zoon ofte bequaam successeur na te laten; het welke de twee gewenste saken scheenen te zijn die ooit de Hollandsche ingesetenen van God de Heere konden bidden; vermits zy dienvolgende purelik naar het interest van hare eigen Provintien en Steden konnen werden geregeert; en nochtans kan men geen verandering zien, dan hier in, dat lijf, goed en eere, nu niet hangt van een mensch, ofte van een die het oore desselven besit. En dat de Steden nu door hare krijgsknechten niet konnen schielik overvallen werden; sulks de Regeerders van de Provintie, soo wel als die van de particuliere Steden, nu absolutelik hare eige meester zijnde, niet meer behoeven te vreesen, door wel te regeeren, een Opper-hoofd te offenseeren; en dienvolgende lijf, goed, en macht te verliesen. {==93==} {>>pagina-aanduiding<<} Waar op ik moet bekennen dat hetVVaarom geen verlichting van imposten is gevolgd. voorschreve gewenste voorval noch zodanige heylsame vruchten niet voortgebracht heeft, als wel uitterlik scheen dat daar van met reden albereids verwacht konde werden, insonderheit vermids tot noch toe geene verlichtinge van soo sware schattingen en impositien daar op is gevolgd; maar als de reden van dien en 't gepasseerde te rechte ondersocht en aangemerkt word, soo sal men bevinden dat de oorsake daar van niet de tegenwoordige vrye Regeerders, maar wel de voorige verkrachte Regeeringe, met de Stadhouders, Gouverneurs en Kapitains Generaal, mitsgaders de overgeblevene swakheden daar uit voort-gekomen, te imputeeren zy: ja dat selfs venwonderings-waardig is, dat de sake ten goede van 't gemeene beste, in de tegenwoordige conjuncture van tijden, albereids soo verre zy gebracht; want als de bekende en uitterlik blijkende oorsaken van 't gene voorschreven is, ingesien en opgetelt worden, soo sullen eenen ieglik sulks nadenkende, aanstonts voor oogen komen dese vier navolgende: In den eersten, dat ten tijde van het voorschreve overlijden van de laetst-gewesene Stadhouder en Kapitain Generaal, de Provintie van Holland, wesende van soo kleinen begrip, en van soo {==94==} {>>pagina-aanduiding<<} slechten bodem, als hier boven staat verhaalt, belast is gebleven met soo vervaarliken Capitaal op interesse genegotieert, en soo excessijf veel loopende schulden, dat het in andere Landen, en mogelik ook voor de posteriteit in Holland, selfs ongelooflik sal schijnen, dat soo geringen Provintie, met soo grooten last en beswaarnisse noch heeft konnen bestaan: en dat de Ingesetenen van dien, niet alleenlik de jarelikse interessen van soo onuitsprekeliken capitaal: maar noch daarenboven soo vele lasten, tot hare en harer lastige bond-genooten defensie, hebben konnen dragen, zijnde by de Heeren Staten van de selve Provintie, korts voor 't overlijden van den voorschreve Stadhouder en Kapitain Dat het Land van Holland doenmaal belast was met honderd en veertig millioenen guldens op interest, en daarenboven dertien millioenen loopende schulden.Generaal, Prins Willem, vader van den tegenwoordigen Prince van Oranje, aan de selve geremonstreert, en ook naderhand tot verdediginge van hare proceduren, in den jare 1650 gehouden, publikelik bekent gemaakt, dat 'et gemeene land van Holland doenmaal belast was, met penningen op interest gelicht, ter somme van hondert en veertig millioenen guldens, en noch daarenboven met loopende schulden ter somme van ontrent dertien millioenen. Ten tweeden, dat de goede Ingesete- {==95==} {>>pagina-aanduiding<<} nen van de voorschreve Provintie, hare koopmanschap drijvende op de Levanten, ontrent de selve tijd, en voornamentlik in den jare 1650 en 1651, doorMet de Fransche zee-rooveryen. de Fransche Roovers op de Middellandsche zee, uittermaten zijn beschadigt geworden, soo verre, dat een gedeelte alleenlik van de voorschreve schade, te weten, voor soo veel de koopluiden tot Amsterdam, door publijk bevel, hebben aangebracht, en willen bekent staan, gemonteert heeft ter somme van verre over de hondert tonnen gouts. Ten derden, dat desen Staat in denMet den Engelschen oorlog. jare 1652 is vervallen, en tot den jare 1654 toe verbleven in openbaren oorlog met de Engelschen, daar door een merkelike versparringe in de Commercie, en ook notable verliesen aan vele Traffijcquanten der voorschreve Provintie zijn veroorsaakt. En ten vierden de Oostersche oorlogenMet de Oostersche oorlogen. korts daar aan opgekomen, voornamentlik voor soo veel de selve tusschen de Koningen van Sweden en Denemarken zijn gevoert; en desen Staat by forme van assistentie sich daar inne vermengt heeft gehad. Alle welke publijke saken nademaal by eenen iegelik wel voor redenen, van 't gene voorschreven is, erkent; maar de rechte gronden en {==96==} {>>pagina-aanduiding<<} innerlike oorsaken van de selve by weinigen curieuseliken nagespeurt, en oversulks by velen, als effecten van de tegenwoordige Regeeringe, aangesien worden: so heeft het my noodig geacht, naar mijne beste wetenschap, aan te wijsen, van waar de selve saken, menschelikerwijse gesproken, eigentlik hergekomen zijn. En eerstelik, wat belangt de voorschreve genegotieerde hondert en veertig millioenen guldens met de loopende schulden, hier voren aangeroert, so is wel bekend, en ook lichtelik te begrijpen, dat de selve last door den Kapitain Generaal en zijne flatteurs, de goede Regeerders van Holland over den halse gedrongen is, aangesien de voorschreve Capitalen verspilt zijn tot uitvoeringe van de ambitie en glorie van den gemelden Kapitain Generaal, om groote legers te velde te brengen, en door verwonderens-waardige belegeringen te conquesteren die steden, die noch heden ten dage, als voorsegt is, tot een sware ballast voor Holland zijn strekkende; en 't gene in desen noch meest stonde te beklagen, was, dat de voorschreve Frontier-steden t'eenemaal over-gegeven geweest zijnde aan de dispositie van den Kapitain Generaal, soo ten aansien van 't stellen van Gouverneurs, ofte Commandeurs, en 't leggen {==97==} {>>pagina-aanduiding<<} van garnisoenen in de selve, als anderssins, alleenlik waren dienende tot soo vele citadellen, om het arme Holland daar mede als in boeyen te houden: en dat men dikmaals met jammer heeft moeten aensien, dat, terwijle te Lande soo veel millioenen aan de ambitie van den Kapitain Generaal wierden opgeofferd, ter Zee de noodige defensie van de Commercie en Navigatie, wesende de ziele van Holland, moeste aankomen op de middelen van de Convoyen en Licenten, die uit de Koopluiden alleen wierden getrokken; ja dat meer is, dat ook somwijlen noch een gedeelte van de voorschreve middelen tot het oorlog te lande wierde gediverteert: ick weteVVerd met een aardige gelijkenisse verklaart, hoe veel de Staat van het Land onder dese Vrye Regeeringe beter vaart, als voor dese onder de Stadhouders, Gouverneurs en Kapitains Generaal. wel, dat by velen die manier van huishoudinge echter niet misprijselik geacht wert; om redenen, dat de goede Ingesetenen doenmaals immers soo wel, ja beter varende waren als tegenwoordig, en dat 'er doenmaals wel een goede stuiver viel te verdienen: maar ik wenschte, dat die arme menschen wat verder sagen als haar neus lang is, en dan souden sy bevroeden, dat het doenmaals in 't gemeene land toeging, even als my voorstaat gebeurt te wesen in een sekere familie, van God de Heer met tijdelike middelen wel gesegent, daar de ouders overleden zijnde, de kinderen geraekt waren onder d'opsicht van {==98==} {>>pagina-aanduiding<<} een quistige voogd, die gantsch geen rekeninge makende, van den hoogen boom af teerde, en als' er geen geld in Cassa was, terstond een goede somme, tot laste van de arme weesen, op interest lichtede: in die familie waren te dier tijd de voorschreve kinderen in hare domme jeugd, ook de buur-kinderen en de dienstboden, haar ten hoogsten verheugende, als alles hebbende en doende daar haar hert en lust naar was strekkende; naderhand gebeurt zijnde, dat de voorschreve quistige voogd deser wereld was komen te overlijden, raakten de voorschreve kinderen onder d'opsicht van een wel-gereguleerde weeskamer, die continuelik selfs het ooge daar op houdende, en voorts haar bestelt hebbende onder de dageliksche sorge van een vroom, naarstig en nuchteren man, de voorschreve huishoudinge op een geheel andere wijse gereguleert wierde, onder behoorlike menagie, sonder eenige quistinge, ja soodanig, dat in plaatse, ten tijde van de voorgaande voogd, jareliks veel ten achteren geteert, en t'elkens geld op interest genomen was, alsdoen ieder jaar de Cassa merkeliken te boven quam; welk overschot ook t' elkens geëmployeert wierde tot aflegginge van een gedeelte der Capitalen, daar mede de vorige voogd den boedel van de arme weesen beswaart hadde; maar in de selve tijd murmureerden de voorschreve kinderen, {==99==} {>>pagina-aanduiding<<} seggende, dat sy alsdoen van conditie merkelik waren verargert, dat het leven een lust hadde onder de voorgaande voogd; insgelijks klaagden de buur-kinderen en dienstboden, seggende, dat men onder de voorgaande voogd in dat huys somwijlen sijn hert eens mochte ophalen; maar dat het aldaar nu een dorren stroom was: doch die arme onnoosele wees-kinderen dachten weinig dat, in gevalle die eerste huishoudinge langer gecontinueert hadde, het voor haar naderhand, in hare meerderjarigheid, een droevige tijd zoude hebben geworden: en wy onnosele arme Hollanders, die met recht wel domme Hollanders mogen genoemt werden, hoe lange sullen wy noch blijven in onse kintsheit, en in onse domme jeugd, sonder te bemerken dat die weelde, die wy doenmaals voelden, voortquam uit die quade mesnagie van dien quistigen voogd, die dat Capitaal van hondert en veertig millioenen t'onsen laste heeft doen negotieren? Immers behoorden wy te begrijpen, dat wy nu noch geschat en geschooren moeten werden, om de interesten van dat Capitaal op te brengen en te betalen: uit welke schattinge alleen onse tegenwoordige opsienders de geheele huishoudinge anderssins wel souden konnen vervallen: sulks dat al 't gene wy jegenwoordig tot ons onderhoud en bescherminge hebben op te brengen en te betalen, en 't gunt ons soo {==100==} {>>pagina-aanduiding<<} suur valt, waarliken geseyt moet werden de bittere vrucht te wesen van dien boom van weelde, die ons die schoone voogd geplant hadde; en daarom wy als jonge domme kuikens in vreugde gedanst hebben: dat onse buurkinderen, de Geldersche, Stichtsche, Over-Ysselsche, en andere Ionkeren, die weelde niet verveelde; en dat ook onse gehuurde knechten, met geheele Regimenten Franschen, Engelschen, Schotten en Walen, dat leven in ons huys wel behaagde, en dat haar hert noch vry wat jeukerig is, om die tijd eens weer te herhalen, dat kan ik noch inschicken, Het is goed riemen te snijden uit een ander mans leer; maar dat wy Hollanders soo dom zouden wesen, dat wy niet zouden konnen sien dat de jegenwoordige huys-houdinge is onse behoudenisse, en de voorgaande onse sekere ruïne eindlik hadde moeten na sich slepen, dat is voorwaar onbegrijpelik. Wat de voorschreve tweede oorsake belangt, namentlik de pyraterye in de Middellandsche zee, en daar omtrent gepleegd; soo is voor eerst evident, dat, nademaal alle de middelen van Holland, soo wel de voorschreve genegotieerde Capitalen, als 't gunt uit het sweet en bloed der goede Ingesetenen van de selve Provintie wierden geperst, aan de {==101==} {>>pagina-aanduiding<<} ambitie van den Kapitain Generaal, als boven gesacrifieert wierde, daar door by defect van vigoureuse bescherminge ter zee, een open veld wierde gegeven aan alle roof-gierige natien, om op de rijk-geladene Hollandsche schepen te equiperen, en op vrybeuit te gaan, quis nescit maximam peccandi illecebram, esse impunitatis spem, Die altijds 't schaap wil wesen, Heeft eindlik de wolf te vreesen. Daar by dan noch gekomen is, dat menMet de overblijfselen van een langdurige Een-hoofdige regeering. onder pretext van de gesloten vrede met Spanjen; even als of geen quade menschen meer in de wereld waren geweest, en of alle begeerlikheit tot het goed van zijn even-naasten daar mede hadde opgehouden, door zijne creaturen en flatteurs, het werk met groote drift daar toe beleyt heeft gehad, dat verscheide Oorlog-schepen van desen Staat verkoft, en dese Landen daar door van hare noodige bescherminge te water ontbloot zijn; daar jegens de vrome, en verre-ziende Regeerders sich doenmaals des te minder hebben mogen opposeren, om dat haar daarentegens door den Kapitain Generaal noch een ander quaat boven 't hooft hing, namentlik, dat soo haast hy (die doenmaals zijn tijd noch meest met jagen, vliegen, kaetsen, danssen, {==102==} {>>pagina-aanduiding<<} comedien, en andere infamer debauchen, doorbrachte) sich toe saken van Staat zoude beginnen te appliceren, alle de overblijvende navale macht van 't Land zoude gebruikt hebben tegen de Regeeringe van Engeland, tot voortsettinge van de interessen van zijne familie, edoch tot zeer beswaarlike ongemakken van alle, en voornementlik van de trafficquerende ingesetenen van Holland; waar op dan ook is gevolgd, dat eenige van de voorschreve verkofte schepen van desen Staat, de principaalste der voorschreve roof-schepen zijn geworden; 't welk my wederom in gedachte brengt 't gene in den jare 1651 publijkelik en zeer waarschijnelik aangewesen is; namentlik, dat de voorschreve, en meer andere rooveryen uit de Sorles en elders, door onsen Kapitain Generaal selfs, by heimelike correspondentie, besteld zouden zijn geweest; en dat eenige oorblasers van dien Iongen Vorst hem gepersuadeert hadden, dat het selve 't sekerste, ja 't eenige middel was, om die van Amsterdam, daar mede hy eenigen tijd voor zijn dood in groote twist is geweest, gedwee te maken, en tot zijn devotie te krijgen; zijnde by de groote Hoofden een vaste maxime, alle groote en sterke Steden, die haar in hare desseinen tegenstand konnen doen, by alle wegen en middelen, ja als de {==103==} {>>pagina-aanduiding<<} bedekte wegen haar ontbreken, selfs door openbaar geweld klein te maken en te ruïneren; gelijk 't selve ons alle historien, en d'exempelen van alle, soo jegenwoordige als voorgaande tijden, klaarlik bevestigen; en die overdenkinge alleen behoorde voor ons Hollanders, welkers welvaren geheelik bestaat in florisante koop- en volkrijke Steden, genoeg te wesen, om een stantvastige resolutie te nemen, van nooit tot verkiesinge van eenig permanent Hooft, onder wat naam sulks ook zoude mogen wesen, te vervallen, en daar by onveranderlik te persisteren. Wat wijders de voorsz derde oorsake belangt, namentlik den oorlog jegens d'Engelschen; dien-aangaande meine ik met waarheit te mogen seggen, en ook sekerlik te konnen aanwijsen, dat wy dieHet Engelsch oorlog is om en ter liefde van den Huise van Oranjen, by den Hollanders geleden. smerte om en ter liefde van den Huyse van Oranjen geleden hebben; zijnde sulks, dat die van 't Parlement in Engeland, haar eigen goeden Koning het hooft afgeslagen hebbende, en daar door by alle de Monarchen van de wereld zeer gehaat wesende, ook naar alle menschelike apparentie, by de naast-gelegen Koningen, moetende vervolgd, en, soo veel in haar was, daar over gestraft worden; op dat zoodanigen feit ongewroken blijvende, haar eigen onderdanen niet tot ge- {==104==} {>>pagina-aanduiding<<} lijke daad tegens haar opgewekt mochten werden; oversulks haar genoodsaakt vonden de vriendschap van desen Staat aan te soeken; gelijk sy dan ook, kort naar 't overlijden van den Prince van Oranje, een seer aansienelike Ambassade herwaarts afzonden, sonder eenig ander Potentaat ofte Staat in de wereld gelijke eere te bewijsen. Ik en sal my nu niet inlaten, om alhier particulierliken te verhalen, al 't gene de selve tot bevestiginge van de vriendschap, tusschen beide de Natien, hebben aangeboden; maar het sal my genoeg zijn, dat men wete en aanmerke, dat sy by Commissarissen van de Heeren Staten Generaal ernstig aangehouden hebben, om de vernieuwinge van het bekende tractaat van entrecours, in den jare 1495 tusschen beide de Natien gemaakt; aangesien ik van gevoelen ben, en hier naar ook breeder aanwijsen sal, dat het desen Staat gansch ongeraden is, sich met Engeland in verder verbintenissen in te laten; en alhoewel wy, door de vernieuwinge van 't voorschreve tractaat, niet alleen de vriendschap, maar ook onse Commercie en Visserye t'eenemaal seker gestelt zouden hebben, daar toe de anikulen van 't voorschreve tractaat, en voornamentlik ten reguarde van de Visserye, in gewenste termen zijn leggen- {==105==} {>>pagina-aanduiding<<} de; zo hebben nochtans die gene die haarDe waarachtige oorzaken van het Engels oorlog. als slaven aan den huize van Orangie verbonden hielden, niet alleen het besluit van 't voorsz. gewenschte Tractaat wederhouden, maar ook de voorsz. afgezondene Ambassadeurs alle hoon en smaatheid doen wedervaaren, eerstelik haar in de publike deliberatien van Staat tegens de voortgang van 't zelve Tractaat by alle bedenkelijke middelen opposeerende, voornamentlik door 't zoeken van uitstel op allegatie datmen alvoorens behoorde te zien den uitval van de desseinen van den jegenwoordigen Konink van Groot-Brittanien, doenmaals Konink van Schotland, en ten anderen mede het domme graauw tegens de persoonen van de gemelde Ambassadeurs ophitzende, ook zo verre dat de Heeren Staaten van Holland, ziende de weder-waardigheeden, en daagelikse dreygementen die aan haar persoonen geschieden, genoodzaakt zijn geworden om zwaarder onheilen te voorkoomen, een Corps de guardes te doen leggen voor haar Logement, en haar in dier voegen door geduurige wacht, te bevryden van gelijke onheil als onlangs te vooren de persoon van Dr. Doreslaer, afgezondene Minister van 't voorsz. Parlement, binnen 's Graven-Hage in de herberge {==106==} {>>pagina-aanduiding<<} van de zwaan was wedervaaren; en wat afkerigheid zoodanige proceduren in de voorsz. Heeren Ambassadeurs, en vervolgens mede in haare meesters veroorzaakt hebben, is lichtelik te begrijpen; gelijk dan ook daar op is gevolgt, dat zy naar een geruymen tijd vertoevens, bespeurt hebbende, dat den yver van de vroome en oprechte Regenten, die zich te dier tijdt voornamentlik in de Provintie van Holland en Zeeland vertoonde, den tegenstand van de factie van Orangie niet konde te boven koomen, haar zeer gemiscontenteert wederom naar Engeland begeven hebben, zeggende eene van de zelve, te weeten de Heer Sint Iohn, op zijn afscheid tegens Commissarissen van haar Hog. Mog. Mijn Heeren, gy hebt het ooge op den uitval van de zaaken van den Koonink van Schotland, en daarom hebt gy onze aangebode vrundschap versmaad, doch ik verzeekere u dat veele in 't Parlement meede van opinie zijn geweest, dat wy herwaarts niet en behoorden te koomen, ofte eenige Ambassade te zenden, maar eerst onze zaaken met den Konink van Schotland te boovente weezen, en als dan uwe Ambassadeurs zelfs tot onzent te verwachten; ik bemerke nu mijne faulte, en zie wel dat die Leden van 't Parlement die van die opinie zijn geweest, gelijk heb- {==107==} {>>pagina-aanduiding<<} ben gehadt, gy zult in weinig tijds onze zaken tegens den Konink van Schotland zien gereddet, en dan door uwe Gezanten koomen aanzoeken, 't gene wy u nu zo cordialik hebben koomen aanbieden; maar gelooft vry dat het u dan zal berouwen, onze aanbiedinge te hebben verworpen. En Godt gave dat de ervaarentheid de waarheid van 't voorsz. discours tot onzen grooten naadeele niet hadde doen blijken; maar de zaaken van den Konink van Schotland, door eene bataille ter einde geloopen, en den oorlog met dezen Staat daar op gevolgt zijnde, hebben de zwaare slaagen en bekommernissen van den zelven oorlog het voorzeide berouw by veelen wel degelik te weege gebracht; doch fronte capillata post est occasio calva. Het is te laat de put te vullen als 't kalf verdronken is. En dit is de waare oorzaak van den voorsz. droevigen oorlog, waar by koomende het insupportabel humeur van die natie, haare geduurige jalousie over onze florisante commercie, en den ingebooren haat van Kromwel tegens den Prince van Oranje, als een zusters zoone van dien Konink, die hy van de gantsche weereld het aldermeeste hadde te vreezen, zo kan een iegelik lichtelik afneemen, wat moeyte en zorge het aan de oprechte Regeer- {==108==} {>>pagina-aanduiding<<} ders gekost heeft, om met de zelve natie wederom in vreede te mogen geraaken. Oorzaaken van de Oosterse oorlogen, voor zo veel die Holland aangaan.Wat nu eindelik het voorsz. vierde poinct, te weten den Oosterschen oorlog, belangt, zo is 't zeker dat ingevalle dezen Staat het geluk gehadt hadde, van daarontrent hare deliberatien alleenlik te mogen beschikken naar zijn ware Interest, zonder dat men in zijn eigen boezem gehadt hadde 't zelve quaat dat ons den Engelschen oorlog veroorzaakt heeft, het opgaande vuur, menschelijker wijze gesproken, zeer lichtelik in den beginne geblust, immers en in allen gevalle den oorlog tusschen Sweden en Denemarken zekerlik geprevenieert zoude zijn geweest; maar het is te erbarmen en te beklagen, dat alle de deliberatien, daar over in de Regeringe gevallen, getraverseert, en getrokken geweest zijn, naar het fluctuerende en veranderlijk humeur en interest van den Cheurvorst van Brandenburg, om dat juist die Prins door zijn huwelik aan den huize van Orangie is geattacheert, en in die tragedie een considerable, doch een zeer vremde rolle gespeelt heeft; want in den beginne zo wanneer den Koning van Zweeden preparatie makende was, om den optocht in Poolen te doen, heeft zijne Cheurvor- {==109==} {>>pagina-aanduiding<<} stelike Deurluchtigheit zich daar tegens met eene zonderlinge animeusheit geopposeert, en dienvolgende zich in die gelegentheit met vrunden en alliancien zoekende te sterken, zo hebben de geaffectionneerden tot den huize van Orangie, alhier zo veel weten uit te werken, dat haar Hog. Mog. haar by tractaat van den 27 Julii des jaars 1655, in eene sterke verbintenisse ingelaten hebben, om zijne Cheurvorstelike Deurluchtigheit tegens den voorsz. Konink van Zweeden te defendeeren, hebbende naar eene deliberatie van weinig dagen, op haar genomen de guarantie van het Cheurvorstelik Pruissen, een point dat voor dato van dien, als het zelfs noch onzeker was, of daar ontrent in langen tijt wel eenige attacque zoude wezen te vrezen, voor zo bezwaarlik ingezien was, dat men op die reeden alleen veele jaren aan den anderen de alliancie by zijne Cheurvorstelike Deurluchtigheit aangebooden, met insertie van zodanige guarantie, noit hadde willen aangaan, en dezen Staat daar door kennelik buiten de Neutraliteit gestelt zijnde, hebben haar Hog. Mog. geen bequame mediateurs konnen wezen tot nederlegginge van den oorlog tusschen Poolen en Zweeden, die voor heenen altijts voornamentlik {==110==} {>>pagina-aanduiding<<} door hare interpositie en directie wel geassopieert; maar het heeft binnen weinig tijds gebleeken, dat men zich daar inne niet weinig hadde misgreepen; want naar dat zijne Cheurvorstelike Doorluchtigheit het effect van 't voorsz. tractaat van deze zijde hadde beginnen te genieten, en specialik mede een goede somme van de beloofde subsidie penningen getoucheert, zo heeft de zelve zich plotselik, en zonder eenige voorgaande kennisse van dezen Staat, t' eenemaal in de partye van Zweeden geworpen, aftredende den eedt van vasallagie aan den Konink van Poolen gedaan, en in plaatse van dien den Konink van Zweeden tot zijnen Leen-heere aannemende, ook uitdrukkeliken renuncierende van de voorsz. alliancie met dezen Staat als boven gemaakt, ja zelfs korts daar aan zijne Troupes met die van Zweeden conjungeerende, en gezaamentlijk het Poolsche leger by Warschauw bataille leverende; wel is waar dat die actie, als wezende in zich zelfs zeer verfoeyelik, en tegens den aart van deze natie ten hoogsten strijdig, alhier generaalijken een groote afkeerigheid van den zelven Cheurvorst veroorzaakt heeft, zodanig dat zelfs d'aldergeaffectioneersten tot den huize van Orangie haar een geruymen tijd daar naar geschaamt hebben het In- {==111==} {>>pagina-aanduiding<<} teresse van zijne Cheurvorstelike Doorluchtigheid opentlik te patrocineeren; daar door dan ook gebeurt is, dat de oprechte Regeerders het waare Interest van dezen Staat, buiten alle andere reflectie behertigende, haare heilzame advijzen hebben konnen doen gelden, en is dien volgende het werk met groote wijsheid daar toe beleit, dat men op de rechte gronden voor een landt van commercie geraakt is in onderhandelinge met Zweeden, en dat op den 11 September des jaars 1656 tot Elbing in Pruyssen tusschen Ambassadeurs van dezen Staat en Commissarissen van den Konink van Zweeden is geslooten een zeer loffelik tractaat, gemeinlik geheeten het Elbingsche tractaat, daar by in den eersten vast gesteld was, dat nademaal de Zweeden gedurende eenige jaren voor date van dien in alle hare Landen de tollen zeer excessivelik hadden verhoogt, en voornamentlik mede de Ingezetenen van deze Nederlanden boven haar eigen subjecten zeer hadden bezwaart, overzulks tot redres van dien, de tollen en andere belastingen onder 't Zweedsch gebied, zoo buiten als binnen 't Rijk, zouden werden gebracht op den voet, als de zelve ontrent den jare 1640 waren geweest. {==112==} {>>pagina-aanduiding<<} Ten tweeden, dat in 't reguardt van alle verhoogingen van tollen en nieuwe belastingen, de Ingezeetenen van deze Vereenigde Nederlanden, niet hooger ofte verder zouden mogen werden bezwaard als de Zweeden zelfs, zulks dat dien aangaande tusschen beide de natien eene volkomene gelijkheid in alles zoude moeten werden geobserveert. Ten derden, dat d'Ingezeetenen van deze Nederlanden al omme in 't Zweedsche gebiedt, zo ten reguarde van tollen, als in alle andere voordeelen geene uitgezondert, getracteert zouden werden als die natie, die by de Zweeden alderfavorabelst getracteert wierden, of namaals getracteert zoude mogen werden: en ten vierden, dat alle die gene aan welkers conservatie en ruste dezen Staat en de commercie van de goede Ingezetenen van dien zonderlinge was gelegen, als onder anderen voornamentlik den Konink van Denemarken en zijne Rijken, den Cheurvorst van Brandenburg en zijne Landen, mitsgaders de Stadt van Dantzik, en alle haare aanhoorige plaatsen, in voorsz. tractaat wierden inbegrepen, met een vast beding, van dat den Konink van Zweepen de zelve noch haare Onderdanen en Ingezetenen, directelijk noch indi- {==113==} {>>pagina-aanduiding<<} rectelijk eenige moeyenisse, of verhinderinge in de commercie, veel min eenige oorlog zoude mogen aandoen; en och of die goede en welbegonnen zaake hadde mogen hebben haar vervolg en haare uiterste perfectie, zo zoude den Konink van Denemarken noch heeden ten daage meester zijn van de Provintie van Schoonen, en meer andere Landen hem by den jongsten oorlog afgenomen, en de goede Ingezeetenen van Holland zouden noch bezitten vele millioenen die nu in den voorsz. oorlog van wegen 't Publijk gespilt, en by particulieren op zee verlooren zijn: maar al hoe wel een geslooten tractaat, als die gene die daar over gebruikt zijn geweest tot het sluiten van dien, behoorlike procuratie en volmacht gehadt hebben, noodzakelik moet werden geratificeert by die gene die zodanige volmachten onder haar hand en zegel uitgegeven hebben; zo heeftmen nochtans alhier, naar 't sluyten van 't voorsz. tractaat, zodanige veranderinge in de humeuren bespeurt, dat men het voorsz. Elbingsche Tractaat van dezer zijde niet heeft konnen doen ratificeeren: ik zoude alhier met waarheid niet konnen affirmeeren, dat de Provintie van Holland daar ontrent t'eenemaal buiten schult is geweest, maar {==114==} {>>pagina-aanduiding<<} wat ressorten daar inne onder de hand moeten gespeelt hebben, heeft het vervolg van zaken klaarlik ontdekt, want als den goeden Konink van Denemarken onder de hand opgemaakt zijnde, het verroeste harnas aangeschooten, en den Konink van Zweeden derwaarts aangelokt hadde, zo heeft den Cheurvorst van Brandenburg metter daad betoont, wat hem die occasie waardig was; hebbende zijne Cheurvorstelike Deurluchtigheid, zo haast den Konink van Zweeden uit Poolen en Prussen de rugge gekeert hadde, geen meer religie gemaakt, uit het voorsz. sterke verbant van vasallagie met Zweeden aangegaan wederom uit te springen, als hy te vooren consideratie gemaakt hadde van de alliantie met dezen Staat als boven geslooten, solemnelik te renuncieren; en heeft hy dien volgende by die gelegentheid zich op nieuws met den Konink van Polen in handelinge ingelaten hebbende, van de zelve bedongen de Souverainiteit van 't Vorstelik Pruissen, 't welk hy daar te vooren van dien Konink te leen gehouden hadde, met meer andere advantagien die ik onnoodig achte alhier alle op te tellen; maar dat wy, door het niet ratificeeren van 't voorsz. Elbing- {==115==} {>>pagina-aanduiding<<} sche Tractaat, en daar door den Konink van Denemarken zo qualik ten propooste in 't harnasch helpende, zijne Cheurvorstelike Deurluchtigheid van Brandenburg de voorsz. notable advantagie toegebracht hebben; heeft ons en ook het Rijk van Denemarken, Godt betert, dier genoeg gestaan, en 't gunt in dezen meest gedrukt heeft, was, dat den zelven Cheurvorst van Brandenburg zich nu wederom tegens Zweeden in de waapenen gestelt, en dezen Staat op de voorgeroerde wijze in den voorsz. oorlog tusschen Zweeden en Denemarken meede ingewikkelt geworden zijnde, het Interest van Brandenburg voorsz. alhier zo veel geopereert heeft, dat het onmogelik is geweest naderhand daar uit te geraaken, ofte den zelven oorlog needer te leggen, voor en aleer Brandenburg niet alleen, maar ook Poolen en 't gantsche huis van Oostenrijk (daar meede zich Brandenburg verbonden hadde, zonder de zelve geen vreede te zullen maken,) voor af haar tractaat geslooten, en door 't effort van de waapenen van deezen Staat, haar reekening gevonden hadden; zo dat wy om 't Interesse van Brandenburg in de uiterste extremiteit gestaan hebben, omme te gelijk met Vrankrijk, Engeland, en Zweeden in oorlog te {==116==} {>>pagina-aanduiding<<} vervallen, en by gevolg in 't gedivideerde Europa, tot ons uiterste verderf, aan de partye van Oostenrijk en Spaanje vast te raaken, daar uit wy Godt de Heere wel hooglik moogen danken, door de cordate directie van de vrome Regeerders in Holland, niet zonder merkelik gevaar voor haar zelven in 't particulier, noch eindlik te wezen gereddet. Cap. XXX. Wat goede vruchten de beginselen van een vrye Regeeringe albereits gebaart hebben. EN om nu wijders aan te wijzen, dat niet tegenstaande zoo zwaare en droevige effecten van de overblijfsels der voorige Stadhouders, Gouverneurs en Kapitains Generaals, de zake echter, gelijk vooren gezegt is, sedert het overlijden van de laatste, in zo korten tijd, door 't beleid en den yver van onze vrome Regeerders, noch zeer verre ten goede van den Staat deezer Landen is gebracht; zoo is voor eerst, als een voornaam teeken en effect van dien, zonderlinge opmerking waardig, dat niet alleen met vigeur {==117==} {>>pagina-aanduiding<<} tegen gehouden en gestuit is, dien ruineusenDe genoote vruchten der vrye Regeeringe zijn het steuiten van penningen op interest te nemen. cours van door continuele negotiatien van excessive capitaalen op interesse, de Provintie van Holland tot haaren totalen ondergang toe te drukken, en eindlik als een heerlik gebouw cierlik van buiten, door 't ondergraven van zijne fondamenten, subitelik te doen ter neder storten; maar dat ook zelfs al in den jaare 1655, door den yver van de goede Regeerders, uitgevonden is een middel, om de voorsz. Provincie van de voorgeroerde opgelichte honderd en veertigh millioenen metter tijd wederom geheelik te ontlasten, te weten, reducerende de jaarlikseHet reduceren van vijf op vier, om daar mede de Capitalen te lossen. interessen der voorsz. opgenoomen catitalen van den penning twintigh, tot den penning vijf-en-twintigh, ofte van vijf tot vier ten hondert, en gebruikende het jaarlikse avance tot aflossinge van capitalen ter concurrenter somme; welke avance van jaar tot jaar vermeerderende, de boven-genoemde vervaarlike somme van hondert en veertigh millioenen, daar door in den tijd van een-en-veertigh jaren, waar van nu al ontrent een zeste-part voorby is, onder Godes genadigen zeegen, geheel en al zal wezen afgelost: maar gelijk het ten hoogsten is te roemen, dat alhoewel meest alle de Regenten van de voorsz. Pro- {==118==} {>>pagina-aanduiding<<} vincìe, een merkelik gedeelte van haare middelen op de Comptoiren van Holland en West-Vriesland beleid hebben, echter de consideratie van hun eigen voordeel, haar niet heeft belet, hun zelven een geheel vijfdepart van 't inkomen der voorzeide hare middelen af te snijden, om daar mede het gemeen, en onder anderen mede zo veel duizend koopluiden, arbeits-gezellen en andere ingezetenen, die geen capitaal op 't Landt hebben loopende, zo considerablen en zo noodzaakeliken dienst te doen; zo is het ook ten hoogsten te beklagen, datter noch zelfs Ingezetenen van Holland bevonden werden, die de nuttigheid en noodwendigheid van dien, niet konnen ofte niet willen vatten; zy behoorden voorwaar te considereren, dat het Land een wees-kind is, en dat de Regeerders zijnde de voogden van dat wees-kind, het haar dienvolgende in goede conscientie niet geoorloft is, penningen tot laste van 't zelve te laaten loopen tegens een zwaaren interest, van vijf ten honderd, als het credit van 't wees-kind zo groot is, dat het geld genoeg tegens vier ten honderd kan bekoomen, en dat het boven al voor die voogden niet excusabel zoude wezen, haar eigen capitaal tot lasten van 't wees-kind te houden, en daar van interest tegen vijf ten honderd te {==119==} {>>pagina-aanduiding<<} genìeten, als anderen, ja zelfs de meerder jarige broederen en zusteren van 't wees-kind, bereid zijn, haare capitaalen aan 't zelve tegens vier ten honderd te laaten volgen; maar voor al behoorden zy te begrijpen, dat het inkoomen van Holland by zich zelven, als voorzeid is, gantsch nietig zijnde voor zo veel het zelve jegenwoordig zeer important is, puurlik en alleenlik hangt aan den zeegen van de commercie en traffijcq, en dat by eenige notable diversie ofte verminderinge van dien, uit het zelve inkoomen op verre na niet zoude konnen werden vervallen de zeven millioenen, die voor date van de voorsz. reductie, jaarliks tot betalinge der voorsz. honderd en veertigh millioenen waren vereischt, en die by continuatie van zoodanige huyshoudinge als ten tijde van de Stadthouders en Kapiteins Generaals in zwang ging, metter tijdt dier wijze zoude hebben vermeerdert, dat de zelve eindelik al het inkoomen, zelfs by continuatie en ook by vermeerderinge van den voorsz. zeegen, zouden hebben te boven gegaan, en dat mits dien het zuiver innekomen van Holland min als niet wezende, en daar mede ook alle credit noodzakeliken moetende steuiten, de zelve Provintie als met {==120==} {>>pagina-aanduiding<<} eenen slag zoude hebben moeten ten onder gaan; ik wete die menschen niet VVerd met een aardige vergelijkenisse verklaard hoe groot die vruchten zijn.beter te vergelijken als by zekere krankzinnige zoon van een naarstig huisman, welke krankzinnige zoon op een tijd ziende dat zijn vader een goed gedeelte van het koren uit de schure genomen, en naar het land gevoert hebbende, 't zelve aldaar op der aarde was verspreydende, en dat de vader zulks noch meermaals poogde te doen, daar over naar zijn krankzinnig verstand zeer begonde te murmureren, zeggende datmen uit de volle schuur het koorn met een volle hand placht te nemen, om brood en koekken te bakken, daar hy en zijne broederen dageliks van moesten eten, dat het zoo doende bekrompen zoude omkomen, en dat zijn vader haar die ruimte behoorde te laten behouden; maar die krankzinnigen bloed en begreep niet, dat het koorn uit de schure genomen en over de aarde verspreid, geenzins verquist ofte wechgeworpen, maar in de aarde gezaid wierde, om tegens het naaste jaar daar van meerder, en in volgende jaren daar van by vermenichvuldiginge overvloediger en overvloediger vruchten te trekken; dat het ook maar 't overschot was, en dat de vader genoech gezorgt hadde dat zo veel in de schure was gebleven dat zy zonder gebrek dat jaar zouden konnen doorbrengen, ja dat als men van die volle {==121==} {>>pagina-aanduiding<<} schuur soo al naar sijne phantasie van tijd tot tijd brood en koeken gebakken hadde zonder ook te sayen, het alsdan wel voor een tijd lang een vrolik leven zoude hebben geweest; maar dat het op 't einde subitelik in een sware ellende en hongers-nood zoude hebben moeten uitloopen; even alsoo sien die krankzinnige menschen niet, dat 'et gene haar ofte hare nagebuuren, door de voorschreve reductie, schijnt onthouden te werden, geensins verspilt ofte verquist, maar tot haren besten, als een goed zaat, in de Comptoiren gelegt ofte gelaten werd, om goede, en van jaar tot jaar meer en meer vruchten voort te brengen; dat het ook door Godes zegen waarlik gesegt kan werden, maar ons overschot te wesen, en dat by soo verre sulks nagelaten, en naar de phantasyen van de voorschreve menschen, soo al voort van tijd tot tijd meer en meer genegotieert wierde, het alsdan noch wel voor een tijd goeden doen zoude wesen; maar dat het einde, als boven, tot onser aller verderf, de last zoude hebben te dragen. En om het verschil tusschen de jegenwoordige wel-gereguleerde, en de voorgaande quistige regeeringe in desen nader te ontdekken, soo dient men sich in de memorie te brengen, dat by onse tijden voor desen noch eene re- {==122==} {>>pagina-aanduiding<<} ductie van renten, en interessen van den penning sestien, tot den penning twintig, of van ses en een quart tot op vijf ten hondert, is gedaan; maar dat het profijt van dien, of 't gene daar door wierde geadvanceert, terstond door de VVelk groot voordeel door de reductie ten tijde der Stadhouders ofte Kapitains Generaal voorgevallen, ten nadeele van Holland is geconverteert geworden.vingeren gedroopen, ja tot aanneminge van meerder ruiters en knechten, meest in weerwil van de goede Regeerders in Holland, geëmployeert, en doorgaans tot nadeel van de selve Provintie, aan de ambitie van de Kapitain Generaal, als boven, opgeoffert is; sulks dat de voorschreve reductie met waarheid geseid kan werden, niet tot ontlastinge van 't Land, maar tot eene nieuwe sware schattinge voor de gemeente gestrekt te hebben; en indien wy nu dat geluk hadden, dat de goede Regeerders in die tijd machtig geweest hadden, d'avance van de voorschreve reductie (gelijk jegenwoordig geschied) tot aflossinge van Capitalen te gebruiken, en die aflossinge jaarliks met den interest van den interest (gelijk nu gedaan werd) te augmenteeren, sonder sich wederom in nieuwe negotiatien, tot nadeel van Holland, in te laten, soo zoude men jegenwoordig, in plaatse van de meer-geroerde vervaarlike belastinge, genoegsaam op een effen bodem wesen, en mitsdien voor seven millioenen {==123==} {>>pagina-aanduiding<<} jaarliks aan imposten, en sulks alle de middelen van consumptie, die de gemeene man soo lastig vallen, en de vermeerderinge van onse neeringen en commercien merkeliken verhinderen, neffens een goed gedeelte van de verpondingen op de landen en huisen, als mede van de Convoyen en Licenten konnen afschaffen, en echter noch meerder aan suiver inkomen behouden, als men jegenwoordig heeft; behalven dat alsdan, onder beneficie van de voorschreve afschaffinge van de imposten, alle hand-werken, neeringen en commercien uit andere Landen, herwaarts zouden toevloeyen, en dat by gevolge desen Staat, menscheliker-wijse gesproken, ofte al-bereids soude zijn, ofte in korte jaren soude staan te worden, de considerabelste, machtigste, en redoutabelste van de geheele wereld: en gelijk wy dat geluk en dien voorspoed jegenwoordig gewisselik zouden gehad en gesmaakt hebben, in cas de Regeeringe voor desen de vryheid gehad hadde, om 't ware interest van Holland te konnen doen gelden, soo sullen wy het selve naar menschelike apparentie, noch in onse persoonen, ofte immers in die van onse kinderen, genieten en gevoelen; indien wy ons die gulde vryheid, die ons als uit den hoogen Hemel in handen gegeven is, niet schandelik laten ontrukken, en {==124==} {>>pagina-aanduiding<<} met de gewassene zeuge wederkeeren tot het vuile slijk; 't welk voorwaar geen genereuse Hollandsche ziele te rechte kan overdenken, sonder ontsteeken te werden met een brandenden yver, om lijf, goed, en bloed voor de conservatie van de jegenwoordige Regeeringe, en handhavinge van de rechte vryheid op te setten; en alsoo ten minsten aan onse kinderen over te laten dat geluk, en dien voorspoed, die wy, in cas onse ouders hadden konnen uitwerken 't gunt by onse tijd, als boven, soo loffelik in train gebracht is, jegenwoordig al metter daad en in volle En dat het gedurende het oorlog, nochtans wel doenelik was, door de reductie, de Capitalen, die soo mal à propos genegotieert waren, af te leggen.mate zouden genieten; zonder dat iemand sich behoeft te imagineeren, dat het, mits den oorlog tegens den Koning van Spanje, ondoenlik zoude zijn geweest d'avance van de voorschreve voorgaande reductie, tot aflossinge van opgenome penningen, als boven, te employeren, en daar inne tot de volle quijtinge van 't Capitaal, doenmaals tot laste van den Lande geloopen hebbende, te continueren; aangesien het ter contrarie metter daad heeft gebleken, dat gedurende den voorschreven Oosterschen oorlog, in de welke, naar advenant van tijd, meer dan tweemaal soo veel extraordinairis petitien by de Provintie van Holland geconsenteert en voldaan zijn, als sedert {==125==} {>>pagina-aanduiding<<} de voorschreve eerste reductie ooit of ooit in den Spaanschen oorlog is geschied; echter de jongst-gedane reductie, van vijf tot vier ten honderd, door de vigilantie en goede voorsorge van de jegenwoordige Regeerders heeft gecontinueert, en het jaarliksche avance van de selve, sonder eenige intermissie ofte diversie tot aflossinge van Capitalen gebruikt is geworden. Ten anderen, soo dient by die gelegentheitDe derde goede vrucht deser vrye Regeeringe is, dat een groot gedeelte van de onnutte Land-militie, en uitheemsche gehuurde knechten afgedankt zijn; sulks by Holland jareliks daar by werd geprofiteert 500000 guldens. mede, als een singulier effect van de jegenwoordige vrye Regeeringe aangemerkt, dat door de voorsorge en goede directie van de selve, onlangs te wege gebracht is, dat eèn goed gedeelte van de overtollige en onnutte Land-militie, en voornamentlik van de uitheemsche gehuurde knechten, afgedankt ofte gereduceert is, strekkende tot ontlasting van de Provintie van Holland in het particulier ter somme van by de vijfmaal honderd duizend Car. guldens 's jaars. Welken aangaande, sonderlinge opmerkinge waardig is, dat de voorschreve cassatie en reductie door 't goed beleid van Holland uitgewrocht is, met eenparig contentement en goedvinden van alle de andere Provintien: daar uit dan, by comparatie van 't gepasseerde in den jare 1650, af te nemen is, het geluk van de jegenwoordige tijd, boven die gene, {==126==} {>>pagina-aanduiding<<} die 't swaard van onse eigene Kapitain Generaal in onsen boesem heeft zien drukken, om dat de oprechte Regeerders van Holland, volgens haar recht, en hunnen plicht, maar een gedeelte van de voorschreve als nu gecasseerde en gereduceerde militie, tot ontlastinge van 't Land, en tot een voorbereidinge van de noodige ontlastinge der arme Gemeinte, van haren halse geschoven hadden; zijnde ook jegenwoordig noch daarenboven, t'onsen goede, vast gesteld, dat het voorschreve profijt van de meer-geroerde gedane cassatie en reductie, als mede nevens d'avance van de gedane reductie der renten en interessen, tot aflossinge van de verschrikkelike last die de ambitie van onse Kapitain Generaal ons op de rugge gesteld heeft, geëmployeert sal werden: waar door dan het voorschreve opgelichte Capitaal veel eerder, en op de notabelste comptoiren omtrent geheele ses jaren vroeger, tot den laatsten penning toe, afgelost en gequeten sal zijn; sulks dat ten dien reguarde nu al omtrent een geheel vijfde part van de tijd, tot de voorschreve totale ontlastinge vereischt, omgekomen is; behalven dat ook een gedeelte van de boven-gementioneerde honderd en veertig millioenen al over {==127==} {>>pagina-aanduiding<<} vele jaren op Lijf-renten zijn genegotieert, die ook dien-volgende al dageliks verminderen, en ontwijffelik binnen korte jaren in 't geheel afgesturven zullen zijn; sulks dat wy het land van belofte al merkelik beginnen te naderen; en in gevalle wy door onse ondankbaarheid en murmureren tegen God de Heere, en over onsen Moses, ons niet wederom komen te werpen in de slavernye van Egipten, de overige reyse door de woestijne haast zullen volbracht hebben. Ten derden, is mede als een sonderlingDe vierde goede vrucht deser vrye Regeeringe is, dat nu alle opkomende twisten onder de Steden of Provintien, tot contentement van beide partyen, doorgaans zijn ter nedergelegt geworden. effect van de jegenwoordige vrye Regeeringe aan te merken, dat alhoewel voor desen by sommige geoordeelt, immers by velen gesustineert is, dat het onmogelik zoude wesen, sonder Stadhouders ofte Gouverneurs van de Provintien, te beslissen en ter neder te leg gen de geschillen en questien, die by Provintien tegens Provintien, Quartieren tegens Quartieren, Steden tegens Steden, en Regenten in de Steden onderlinge tegens den anderen, onfeilbaarlik van tijd tot tijd staan gemoveert te worden, en dat mits dien den Staat, by defect van zoodanige Stadhouders en Gouverneurs, eer lange, in sware dissentien, en inlandsche oorlogen, ja metter tijd in de uiterste ruine, zoude moeten vervallen; echter nochtans de experientie geleerd heeft, dat, ter contrarie, alle {==128==} {>>pagina-aanduiding<<} questien en geschillen, die meest door aanhitsinge van de begeerige na de slavernye, sedert het af-sterven van den jongst-overleden Prince van Oranje, allenthalve in grooten geta'e zijn opgeborsten, met veel beter ordre en effect als voor henen geassopieert en ter nedergeleit zijn; ja, 't gene verwonderens-waardig is, dat meest alle de voorschreve questien en geschillen, door de authoriteit en 't goed beleid van de wettige Regeeringe zoodanig zijn geassopieert, dat t'elkens beide de verschillende partyen daar inne gevonden hebben haar contentement en satisfactie; daar men in tegendeel voor desen gesien heeft, dat den Stadhouder zoodanige geschillen dikmaals verwekt, immers gefoveert heeft, om zijn interest en zijn rekening daar door te vinden; en dat hy eindlik noch die gene van de verschillende deelen, die 't meeste gelijk hadden, door 't swaard heeft doen buigen en cederen, om dat hy doorgaans by die gene, die minst op de gerechtigheit pasten, en sulks ook weinig conscientie maakten, om t'zijnen gevalle 's Lands recht en welvaren te verkorten, en te vernadeelen, best wiste tot zijn wille te geraken; zijnde de maxime van alle Grooten, divide & impera, deild en maakt scheuringe, soo sult gy regeeren; want voor die Grooten is 't introubel {==129==} {>>pagina-aanduiding<<} water goed vissen. Indien ooit eenig Gouverneur ofte Stadhouder met zijne adherenten, sich zoodanig geledeert gevonden hadde, als was de Provintie van Holland in den jare 1650, en indien de selve Stadhouder met de sijne, soo wel in hun vermogen gehad hadden, om haar daar over te wreken, als gehad hebben de Heeren Staten van Holland in 't selve jaar, naar 't overlijden van de voorschreve jongst-afgestorvene Prince van Oranje; wie zoude daar aan konnen twijffelen, of de wraak-lust zoude den gantschen Staat hebben doen beven, en veel Christen bloeds aan die passie opofferen; maar nademaal by de Regeerders van een vrye Republijk meerder beoogt en naargejaagt wort het gemeene beste, als de vóldoeninge van eenige menschelike kittelende passien, en dat het gemeene beste door de uitvoeringe van die wrake, of wel liever rechtvaardige straffe, notoirlik schipbreuke zoude hebben geleden; soo is de voorschreve openstaande actie zeer wijselik en voorsichtelik, door een generale amnestie, t'eenemaal gemortificeert, en sulks ook daar door die groote breuke, die geschapen was den gantschen Staat langen tijd in swaren allarm te houden, van stonden aan geheelt geworden. De notabelste dissentie en scheuringe, {==130==} {>>pagina-aanduiding<<} by menschen geheugenisse in dese Vereenigde Nederlanden voorgevallen, is geweest de droevige divisie van de Provintie van Overyssel, in twee considerable partyen, omtrent den beginne van den jare 1654 geschied, die zoodanig is geweest, dat beyde de verschillende deelen haar hebben gedragen als Staten, en sulks als de wettige Souveraine Overigheid van de selve Provintie; datse den anderen in die qualiteit hebben beoorlogt, in sulker voegen, dat de stad van Hasseld by de eene partye, naar eene formeele belegeringe, ingenomen is: in de voorschreve dissentie hadde sich, volgens de voorverhaalde maxime der Grooten, gemengt den Heere Stadhouder van Vriesland, was hy by het eene deel tot Stadhouder, Gouverneur, en Kapitain Generaal van Over-yssel aangenomen, waar door de voorschreve dissentie en scheuringe tot de voor-geroerde extremiteiten is uitgebersten, en den tijd van tusschen de drie en vier jaren lange geduurt heeft: maar eindlik die Heeren bemerkende, dat zy een twist-verwecker tot een scheidsman ingehaalt hadden, en dat hare questien daar door oneindelik waren vermenigvuldigt, ja dat het quaad als ongeneeslik geworden was, hebben sy haar, door tusschen-spreken van den Heere {==131==} {>>pagina-aanduiding<<} Raad-Pensionaires van Holland, laten bewegen, om alle hare differenten te verblijven aan de uitsprake en decisie van twee Heeren, by de Staten van de selve Provintie daar toe te committeren; welken volgende by haar Ed. Gr. Mog. daar toe geauthoriseert wesende den Heere van Polsbroek, Borgermeester der stad Amstelredam, en de voorschreve Heere Raad-Pensionaires, hebben die beyde Heeren de voorschreve verschillende deelen van de welgemelde Provintie van Over-yssel, op meest alle hare differentiale pointen, in der minne veraccordeert; en voorts by haar alle noodige reglementen, ordres, instructien, en eeden, op 't stuk van de Regeeringe der selver Provintie beraamt en op 't papier gebracht zijnde, is op den 20 Augusti des jaars 1657, over alle de voorschreve differenten, op den name van de Heeren Staten van Holland en West- Vriesland gepronuncieert, en onder 't groote Zegel van haar Ed. Gr. Mog. uitgegeven eene solemnele uitsprake en decisie op alles, met insertie van de voorschreve Reglementen, ordres, instructien, en eeden, tot voorkominge van diergelike inconvenienten voor het toekomende; en dat met die voorsichtigheid en rechtmatigheid, dat beide de voorschreve dissentierende deelen daar mede {==132==} {>>pagina-aanduiding<<} genomen hebben contentement en satisfactie; in der voegen, dat daar op aanstonds de voorschreve gescheurde Regeeringe geconsolideert, de vereischte ruste en vrede in de voorschreve Provintie wederom hersteld, en tot desen huidigen dage toe gecontinueert is. In de Provintie van Groeningen en Ommelanden is eerst in den beginne van het jaar 1655, en naderhand noch in 't einde van den jare 1656, mede een zeer notable dissentie ontstaan geweest, zoodanig dat het lichaam van de voorschreve Ommelanden, en sulks de halve Provintie in sich selven gescheurt zijnde, alle regeeringe en administratie van Iustitie aldaar heeft stille gestaan; in welke occasie notabelik heeft gebleken, of zoodanige dissentien best door Stadhouders en Gouverneurs, of wel door de authoriteit en het beleit van de Regeerders konnen geassopieert werden; zijnde sulks, dat haar Ho. Mog. van de voorschreve geschillen kennisse bekomen hebbende, soo d'eene als d'andere reise, aanstonds den Heere Stadhouder van de meer-gemelde Provintie versocht hebben, om sich in persoon ten spoedigsten derwaarts te vervoegen, en de voor-geroerde opgeresen oneenigheden, was 't doenlik, ter neder te leggen; doch d'experientie {==133==} {>>pagina-aanduiding<<} heeft geleert, dat sulks maar olie in het vuur is geweest, soo verre dat de voorschreve Stadhouder beide de reisen genoodsaakt is geworden, aan haar Ho. Mog. te rescriberen, dat hy die sake voor hem ondoenlik vond, met versoek, dat het haar Ho. Mog. gelieven mochte ten dien fine Gedeputeerden uit den haren derwaarts te zenden, 't welk soo d'eene als d'andere reise geschied zijnde, de voorschreve opgerezene onlusten, door intercessie van de gemelde Gedeputeerden, t'elkens, tot contentement van beide de dissentierende deelen, geassopieert, en de regeeringe der voorschreve Ommelanden met bondige reglementen, op den name en onder 't zegel van haar Ho. Mog. met believen van die van de voorschreve Ommelanden selve, bepaalt en vast gestelt is. Het zoude te lang en ook verdrietig vallen, alhier omstandeliken te verhalen, hoe voorsichtiglik en ook gelukkelik, door de goede directie van de Heeren Staten van Holland, ofte van hare geauthoriseerden, alle opgekomen commotien, in de Steden van de selve Provintie, mitsgaders ook alle geschillen, soo tusschen de selve Steden jegens den anderen, als tusschen de Regenten van een en de selve Stad onderlinge ontstaan, t'elkens geblust, en ter neder geleid zijn; ja dat selfs oude {==134==} {>>pagina-aanduiding<<} questien, sedert de voorledene troublen af, tusschen eenige leden met hevigheid gedreven, en die ten tijde van de Stadhouders nooit geassopieert hebben konnen werden, door minnelik accoord, ofte door uitsprake, op den name van haar Ed. Gr. Mog. tot genoege van de geinteresseerde partyen afgedaan, en uit de wege geleit zijn: welken aangaande de exempelen, ten aansien van de commotien voor desen, en nu onlangs respectivelik binnen Dordrecht, Enkhuisen, en Medenblik voorgevallen, mitsgaders de nederleggingen van de geschillen tusschen de Regeerders van Gornichem en Schoonhoven onderlinge, over 't bestellen van de Magistrature in den haren, en van die van Rotterdam en den Briele, tegens den anderen opgeresen, over het belootsen van de Mase en 't Goereesche Gat, als mede van oude questien over 't bekleden van de Generaliteits Collegien, tusschen de leden van West-vriesland en het Noorder-quartier, boven memorie van menschen getrotteert hebbende, seer notabele getuigenissen geven; ja zoude alhier ook konnen werden aangewesen, dat de beginselen van eenige der voorschreve commotien en dissentien, al by den jongst-overleden Stadhouder gelegt, en van de vordere by zijne overgeblevene creaturen verwekt, en gefoveert zijn: soo dat ook alle {==135==} {>>pagina-aanduiding<<} die gene, die ruste en vrede lief hebben, en alle opkomende discrepantien liever door wijs en sacht beleid geassopieert, immers naar de reden getermineert, als naar passie gevoed en vermeerdert, of met het swaard gedirimeert sien, haar wel sorgvuldiglik voor het verkiesen van een Stadhouder, ofte nieuwe twist-verwecker, hebben te wachten. Maar deDe vijfde en aller-considerabelste vrucht deser vrye Regeeringe is, dat alle de krachten van Holland so wel aangelegt werden, om onse navale macht te sterken. principaalste en meest te estimeeren vrucht, van de jegenwoordige onbedwongen Regeeringe is, dat alsnu, naar het ware interest van Holland, al 't gene uit de inkomsten van den Lande ordinairis en extraordinairis, boven de betalinge van de renten en interessen, mitsgaders de resterende geaffecteerde Compagnien overig is, aangelegt en gebruikt werd, tot vermeerderinge en versterkinge van de macht ter zee, in plaatse dat het voor desen tot onnutte, ja dikmaals ook voor Holland schadelike belegeringen, en andere expeditien te velde, naar de ydele glorie van den Kapitain Generaal, verquist wierde; zijnde sonderlinge remarquabel, dat jegenwoordig de ordinairis navale macht van desen Staat, meer dan drie of viermaal soo redoutabel is, als de selve ooit of ooit, gedurende den oorlog met den Koning van Spanjen, is geweest; en dat, gelijk naar het sluiten van de vrede met den selven Koning, by 't leven van den Prince van {==136==} {>>pagina-aanduiding<<} Oranje, het eerste beleit, als voren gesegt is, daar henen heeft gegaan, om de considerabelste Oorlog-schepen van het Land te verkoopen, alsoo, naar 't overlijden van de selve, eene van de eerste sorgen van de Heeren Staten is geweest, de Collegien ter Admiraliteit in postuur te brengen, om ter zee effort te komen doen. Hebbende de selve Heeren Staten, 't gene ongelooflik schijnt, onder den swaren last van den voor-geroerden oorlog tegens Engeland, binnen den tijd van twee jaren aangebouwt tsestig nieuwe Capitale Oorlog-schepen, van zoodanige groote en geweld, als nooit voor henen in dienst van desen Staat waren gebruikt geweest; gelijk dan ook nu in die goede voorsorge, soo met het aanbouwen van meer andere schepen, 't inkoopen van kanon, 't bouwen van uitmuntende magasijnen, tot berginge en bewaringe van alderhande scheeps-behoeften, 't maken van publijke lijnbanen, en diergelike, als met het versorgen van al 't gene tot equipaadje en uitrustinge van schepen, en generalik tot versterkinge van de navale macht van 't Land noodig is, van tijd tot tijd naarstelik is gecontinueert; en dat is notoirlik het eenige middel, waar door, onder den zegen van God almachtig, desen Staat van tijd tot tijd in visserye, {==137==} {>>pagina-aanduiding<<} commercie en navigatie, met een ongelofelike toeloop van menschen uit alle Landen oneindelik zal toenemen; gelijk dan ook de heerlike effecten van dien voor dezen zijn gebleken, en noch dageliks met vreuchden bespeurt werden; want wie kan ignoreren, dat het ontzach van de voorsz. macht alleen, naest Godt, deremedie geweest is, om de voorgeroerde ondraeghlijke pijrateryen der Françoysen in de Middellandse Zee te doen ophouden; dat daar door de Regeringe in postuur gebracht is, om te konnen en te mogen resolveren, tot het aantasten en vermeesteren ofte vernielen van de Instrumenten, ja zelfs van 's Koninks oorlog-schepen, die tot de voorsz. pijrateryen gebruikt wierden, ofte ook voor date van dien daar toe geemployeert waren geweest; dat zo wanneer dien volgende in den jare 1657, twe van de voorsz. Koninks-schepen door den Vice-Admiraal de Ruiter op de voornoemde Middellandsche Zee genomen zijnde, zijne Majesteit alle Nederlandsche schepen en effecten door zijne onderhoorige Rijken hadde doen saiseren, den Staat daar door, onder Godes zegen, uit die ongelegentheid promptelik en reputatieuslik is gereddet geworden: dat zonder het aanzien en 't ontzach {==138==} {>>pagina-aanduiding<<} van de zelve navale macht, het na alle menschelike apparentie, onmogelik zoude zijn geweest, den Staat met eenige reputatie, en zonder noch veel meer ongemakken te gevoelen, uit de voorgementioneerde Oostersche oorlogen te redden; en eindlik dat daar door de commercien en navigatien dezer Landen, niet tegenstaande alle de voorgeroerde zware ongemakken, noch in redeliken stand zijn gehouden, en tegenwoordig weêr hand over hand beginnen toe te nemen; zulks dat voorwaar onverdraaglik is, de botticheid of malitie van die menschen, die haar over den tegenwoordigen toestand van zaken derven beklagen, en de voorgaande tijden gelukkiger estimeren als deze; indien die domme ofte boos-aardige luyden de boven-verhaalde heerlike effecten van de tegenwoordige vrye regeringe niet en konnen ofte willen begrijpen, immers behoorden zy tot hare overtuyginge te laten strekken, het zichtbare welvaren van de Steden in Holland, en van de Inwoonders der zelven; wat zouden zy konnen antwoorden als men haar quame af te vragen, of niet een blijkelik teken van welvaren is, dat de considerabelste en grootste Koopstad van de Provintie, te weten, Amstel- {==139==} {>>pagina-aanduiding<<} redam, noch met geheele twee darde-parten vergroot en uitgezet werd, en dat men niet eens kan bemerken dat binnen de zelve Stad de huizen ofte erven daar door in prijs komen te verminderen; ja dat het aan timmeren van huizen aldaar zodanig toeneemt, dat den impost op de grove waren over die stadt alleen, in de jongste verpachtinge ontrent de dartigh duyzend Karolus guldens meerder heeft gerendeert als in de voorgaande, niet tegenstaande den zelven impost ook doenmaals en in de vorige verlopene jaren al hand over hand geklommen hadde: dat men van Leyden bynaar het zelve kan affirmeren, ook van Dordrecht en andere Steden naar advenand: dat den rijkdom en de weelde by veele binnen de muuren niet en kan gehouden werden, maar dat de zelve, boven en behalven de kostelike, en cierlike gebouwen, aan karossen, paarden en andere teekenen van overvloed, aan alle kanten is uitstrekkende: datter zeer weinige in de Steden van de voorsz. Provintie gevonden werden, die niet jaarliks opleggen en haar kapitaal vermeerderen; ja dat de voorsz. klagers en murmurerende menschen ieder hun eigen boek opslaan, ik verzekere my dat zy meest alle, indien zy maar geen losse lichtmissen, en onacht- {==140==} {>>pagina-aanduiding<<} zame debaucheanten zijn, bevinden zullen dat haar kapitaal van jaar tot jaar, 't eene door 't andere gereekent, geaccresceert is: dewijle dan albereits zoo heerlike vruchten van de tegenwoordige vrye Regeeringe genoten werden, niet tegenstaande de voorgeroerde zware toevallen, en dat wy noch maar zijn in de winter-tijd van deze gelukkige veranderinge, in de welke een gedeelte van het zaad noch onder de aarde verborgen leid, en het ander gedeelte noch eerst geprepareert word, om tegens den voortijd mede in de aarde gesmeten te worden, wie kan niet lichtelik begrijpen, hoe heerlik, en gelukkig zal zijn de aankomende lente en zomer, maar voor al den Oest die noch te verwachten staat, en daar van hier boven breder is gesproken, te weten die tijd, dat de meer-geroerde afgrijselike belastinge van honderd en veertigh millioenen, t'eenemaal afgedaan, en zulks ook de belastingen op de consumptien, commercien en vaste goederen, met zeven millioenen verminderd zullen werden, zonder dat de Casse van 't Land daar door eene stuyver zal komen te missen: en indien wy noch tegenwoordig onder zo ondraaglike belastingen, met zo veel zware toevallen, onze Steden en Ingezetenen in voegen als bo- {==141==} {>>pagina-aanduiding<<} ven onder een vrye Regeringe zien vermeerderen, wie zal niet lichtelik begrijpen, dat wy, by continuatie van de zelve Regeringe in de voorsz. volgende tijden, onder Godes genade, het gelukkigste en machtigste Land zullen wezen dat op den aardbodem kan gevonden werden; enZulks een ieder deze vrye Regering naar zijn vermogen behoorde te begonstigen, en met alle zijne krachten te conserveren en te beschermen. dat wy derhalven verobligeert zijn, niet alleen Godt Almachtig vieriglik te bidden, dat hy ons in dien stant gelieve te conserveren, maar ook des noods zijnde, ons goed, bloed en leven gaarne en met vreuchde daar by op te zetten; op dat ten minsten onze kinderen mogen genieten dat volkomen geluk en dien completen zeegen naar deze weereld, die haar, buiten Godes extraordinaire plagen, notoirlik niet kan missen, indien wy door 't verval tot een Stadhouder, Gouverneur, ofte Kapitein Generaal niet weder om verre smijten, de voorsz. heerlike fondamenten die by de tegenwoordige vrye Regeringe albereids zo voorzichtelik zijn geleid, en die buiten zodanig verval, veel lichter by continuatie staande gehouden, ja ook van tijd tot tijd verbetert zullen konnen werden, daar toe Godt Almachtig zijnen genadigen zeegen gelieve te verleenen, gelijk hy die ook gewisselik daar toe verleenen zal, indien wy ons door ondankbaarheid, mur- {==142==} {>>pagina-aanduiding<<} mureren en lasteren, de zelve niet onweerdig en maken. Cap. XXXI. Dat de wezende gebreken der Regeeringe konnen werden gebeterd zo lange men geen Kapitain Generaal heeft. En tot beteringe van alle gebreken is goede hope, zo lang Holland geen Stadhouder of Kapitain Generaal heeft.DAarenboven zo lange als de Provintie van Holland het zwaard en de Regeringe aan geen Kapitain Generaal over geeft, is daar goede hope van beterschap aller gebreken en zwakheden die uit den ouden zuerdeessem noch overgebleven zijn; want de Steden die door de corruptien van de Generaliteit en Provintiale Regeringen de meeste schade lijden, zijn even de zelve, wiens Regeerders het minste door die quade regeringe werden gebaat: en daarenboven zijn het de machtigste Steden, als Amsterdam, Leyden, Rotterdam, Haarlem &c. en 't hangd voorwaar maar van voorzichtige en couragieuse resolutien van zijn eigen zelfs, om de voorsz. Steden door goede fortificatien en gevolge van dien bequaam te maken tegen geweld van buiten; dan zoude men kon- {==143==} {>>pagina-aanduiding<<} nen de beurse eerst toekrimpen, en daar na voor alle buiten-landse onnoodige onkosten toesluiten, om de zee noch meer en meer te konnen veilen, en des te eerder de Imposten, die doch in der langte niet zullen konnen werden gedragen, af te schaffen: wy zien immers dageliks, hoe dat alle poorters-neringen uit inzicht van wat meer vryheids en minder imposten, zich meer en meer op die anderssins ongemakklike platte Landen en Dorpen neder zetten, waar tegen gansch geen raad is die deugd, als met haar in de Steden met meer vryheid en min imposten te trekken: want indien men die met geweld daar belet, zullen die werden getransporteerd in de naast-gelege Provintien ofte verdere Landen. Maar de contrarie weg van eigen defentie en weynige imposten inslaande, gelijk alle de Republiken van Italien, Switserland, Ragousa en Duitsland gedaan hebben; zo zullen wy door onze goede naturelike situatie aan zee en rivieren konnen bestaan al zo lang en met al zo weinig imposten als zy: daar wy ter contrarie gezien hebben, dat alle die voor dezen zo vermaarde Oosterse en Hansese Republiken genoegzaam alle hare negotie ter zee hebben verloren, door dien zy aan alle andere volkeren willende voorschrijven wat zy in het stuk der zee-vaart en tollen zouden {==144==} {>>pagina-aanduiding<<} hebben te doen, zich daar door inwikkelden in vele oorlogen, als mede door dien zy noch vryheid van Religie, Borgerschap ofte Gildens aan vreemdelingen willende toestaan, dat profijt alleen voor haar, met uitsluitinge aller vreemdelingen begeerden; zo heeft daar op moeten volgen aan de eene zijde een zeer groot belet in de zee-vaart, en in tijde van voorspoed een al te groote gemakkelikheid en traagheid, om met groot gevaar, naarstigheid en kleine winsten de zeevaart te willen continueren; zulks zy door de zuinige, naarstige en stoutzee-varende Hollanders, lichtelik geheel uit der zee zijn gevaren. Noit heeft een Republik door een gedurig Militair Hoofd, de koopmanschap konnen behouden.En daar wy hier nevens gezien hebben, ofte ten minsten konnen zien in de Historien, Haut facile libertas & Domini miscentur. Item, Monet Claudium, auri vim atque opes Principibus infensas. Tac. Dat noit eenige Republik hare Regering, veel min hare koophandel en negotie ter zee, heeft konnen conserveren, wanneer zy heeft gevolgd de maximen van gedurig te lande gewapend te zijn met bezoldigde krijgs-knechten, en over de zelve te stellen een Kapitain Generaal ad vitam. Veel min is het mogelik, dat nevens malkanderen bestaan, een rijk, groot, successif Kapitain Generaal en een vrye Re- {==145==} {>>pagina-aanduiding<<} gering van een Land dat purelik op den koophandel en vissery ter zee bestaat. Cap. XXXII. Besluit over het Interest van Holland, absolutelik geconsidereerd. DUs hebben de gedachten geloopen,Conclusie over Hollands absolut Interest. zo verre als mijn kleine kennisse en kort voornemen strekte, over het waarachtig Interest van Holland absolutelik, zonder hetzelve te considereren ten respecte van de andere Geunieerde Provintien, door welke de Provintie van Holland nu zo vele jaren na een, onder den schoonen dekmantel van protectie en vriendschap te genieten, warelik een onuitsprekelik grooten last heeft moeten dragen, en noch daarenboven gedurig in zijn goede desseinen en regering is gecontrecarreerd en tegengegaan geworden. Veel min is mijn voornemen geweest Hollands Interest te considereren ten respecte van alle zijne andere naburen in het particulier; want dat een oneindelike kennisse en zeer grooten arbeid vereisschen zoude, om welke te bekomen en wel te besteden, ik my allesins onbequaam achte zijn; te meer dewijl ik voor my daar in niet {==146==} {>>pagina-aanduiding<<} zoude konnen vinden pretium laboris, arbeids-loon, maar wel formidolosum id regnantibus dictitans, quo plerumque prohibentur conatus honesti. Tac. Den haat en vervolging der Machtigen dezes werelds op my trekken; doch om daar van niet in 't geheel te zwijgen, zal ik eerst wijtloopig van de alliantien met de naburen, en daar na in 't generaal kortelik van Hollands Interest met gemelde naburen, spreken. Cap. XXXIII. Werd nagevorscht of en hoe 't welvaren van eenig Land door Alliantien kan werden betracht. VVat een Vredens-Tractaat;MAar vermits de Vredens-Tractaten, mede brengende een onderlinge belofte van malkanderen niet te beschadigen, en wederzijds de Commercie toe te laten, voor Holland zeer noodzakelik zijn; en de zelve by veele werden geconfondeerd met Tractaten van Alliantien met zijn' naburen, die nochtans mijns bedunkens meest altijds voor Holland schadelik zullen werden bevonden; zo vind ik my verplicht over die zake mijn' gedachten te uitten, en te zeggen, dat een Vredens-Tractaat is een wederzij- {==147==} {>>pagina-aanduiding<<} dige belofte van elkanderen geen quaad te doen, daar ook de natuur ons toe verobligeert. Maar een Alliantie ter contrarie,een Alliantie zy. obligeert tot ietwes te doen, dat men zonder alliantie niet doen, ofte tot ietwes te laten, datmen zonder alliantie niet laten zoude. Namentlik, vermits alle gepasseerdeAlle actien zien alleen op het toekomende ofte tegenwoordige. dingen buiten de macht en 't bestier der menschen zodanig zijn, dat geen menschelike actie daar omtrent eenige veranderinge kan brengen, zo blijkt dat aller menschen gedachten zweven omtrent het verkrijgen van eenig goed, ofte afweeren van eenig quaad in het toekomende. Het welk voornementlik plaatse heeft in onze actien omtrent andere menschen. Want zelfs in een vrye en milde gift, daar alle obligatie van iets toekomende schijnd buiten gesloten te wezen, is klaar dat de zelve geschied uit hope van te verkrijgen iemands vriendschap ofte gedienstigheid, of wel de reputatie van royaals en caritatif te zijn: maarZorge in 't maken van mutuele obligatoire contracten. boven alle moet die zorge over het toekomende plaatse vinden in mutuele contracten, vermits het wezen der zelver daar in bestaat, Do aut dabo, ut des; facio aut faciam ut facias, ik geef of beloof te geven, om dat gy belooft te geven; ik doe of zal doen, om dat gy belooft te {==148==} {>>pagina-aanduiding<<} doen. Do aut dabo ne facias; facio aut faciam ne des. Ik geef of zal geven, op dat gy niet doed. Ik doe of zal doen, op dat gy niet geeft, &c. Met Particulieren.En als partyen contrahenten een en de zelve Souveraine macht onderworpen zijn, werden die contracten vrywillig aangegaan, en is hier de zwarigheid niet groot al presteerd men eerst het beloofde, om dat de ander tot het naarkomen van zijn belofte door den Rechter kan werden gedwongen, hoewel niemand garen naloopende, en een ieder ter contrarie garen in de voorbaat zijnde, liever 't heft in de handen heeft; en speeld de praesenti gaudet ecclesia, de voorbaat is den armen goed. Met Souverainen.Maar alle zwarigheid leght als Oppermachten onderlinge verbonden en alliantien aangaan, want de machtigste Potentaat geniet altijds de vrucht van een gemaakte vrede; maar de zwakste moet gedurig waken, zulks indien onder de zelve noit waarachtige vrede werd gemaakt, waar op partyen zich verlaten, en indien ter contrarie in vredens tijden ieder der partyen zijn Frontieren versterkt en bewaakt, als mede door gedurige Spions de desseinen der naburen tracht te weten, om zich daar naar te gedragen; zo blijkt klarelik dat alle Tracta- {==149==} {>>pagina-aanduiding<<} ten van vrede maar dienen, om onderentusschen den adem verhalende en de occasie verwachtende, zijn buurman daar na met meerder avantagie te overvallen en te overweldigen. En zo lange als die occasien zich nietEn wanneer of hoe lang die onderhouden werden. presenteren, duurd de vrede onder de Potentaten; namentlik niet door de kraft van belofte, eed, en zegel, het welk altijds zeer licht kan gebroken werden: maar door de kraft der vreze van eenig volgend quaad, dat men, de vrede breekende, op zijnen halze zal halen. Zulks een waarachtige vrede by Oppermachten een ens rationis, een versiersel is. Want het is in deze booze wereldVoornementlik van Monarchen. (Godt betert,) zeer klaar, dat de meeste menschen van nature genegen zijn door alle bedenkelike middelen haren stand te verbeteren, zonder op schrift, zegel, eed, en het toekomende laven te passen, en boven alle vind men deze passien by Monarchen, Abriles y señores, los mas son traydores. De Heeren en de Maartse-dagen zijn meest verraders en quâ vlagen, alzo de zelve noit particuliere personen zijnde geweest, door de opvoeding en conversatie met menschen haars gelijk, de redelike modestie niet hebben geleerd; en noch veel min heeft het annzien des Rechters in haar geplant {==150==} {>>pagina-aanduiding<<} een reverentie tot de heilige Iustitie: gelijk ter contrarie in alle Republiken, daar de Regeerders en Magistraats-persoonen eerst als particuliere persoonen opgevoed zijnde, met haars gelijk en meerder, dageliks moeten converseren, en leren de billikheid kennen, daar zy anderssins door den Rechter konnen toe gedwongen werden. Welke bewegingen van modestie, discretie en vreze noch eenige overblijfselen na laten als de zelve personen daar na tot de Regering en Magistrature gekoren zijn, Quo semel est imbuta recens servabit odorem Testa diu. De gewoonte is de twede natuur, die niet licht veranderd werd. In Alliantien werd men meer als in Vrede verongelijkt:Doch in alle gevallen is zeer klaar dat in alliantien noch veel meer onzeekerheids is van het beloofde te zullen verkrijgen, en dat onder contraherende Oppermachten geen vertrouwen konnende zijn, alle voordelen der alliantien bestaan als men bedingd, dat een ander en wanneer meest.eerst moet presteren. En als dit is in zodanige zaken waar door d'een die presteerd zich verzwakt, en den anderen versterkt, op hope van door des zelfs sterkte daar na, volgens belofte, geholpen te werden; zoo is men een verrader van zijn eigen zelfs, om dat men realiteiten over geeft tegen woorden, schrift {==151==} {>>pagina-aanduiding<<} en zegel; dat al te zamen in geenen deele schaal houden kan om te wegen en te wederstaan de ambitie, gierigheid, toorn, en glorie der Grooten, dat poenas laudatafides. Lo stato non ha sangue, non ha religione. Epero il bel del gioco è. Non ti fidar, è non sarai ingannato, dove la simplicità stà sempre ingannata. Want om dat den Staat noch bloed noch religie heeft, en dat de eenvoudigheid altijds bedrogen werd; zo is het recht van 't spel: betrout niet zo werd gy niet bedrogen. Dit alles waarachtig zijnde, is zeerDanckbaarheid heeft by Monarchen noch min plaatse als Trow. te verwonderen dat eenige Opper-machten menen een formidabelen Souverain, zonder eenige voorgaande beloften, te konnen verplichten tot dankbaarheid over genoten weldaden, en dienvolgende goed vinden zich door liberale giften te verarmen, om den gevreesden te verrijken en machtiger te maken. Want noit kennen zelfs regerende Koningen zich aan iemand verplicht, als aan haar eigen grootsheid en wellusten, die zy trachten te verkrijgen, zonder ooit op eenige voorgaande liefde, haat, ofte dankbaarheid te passen. Warelik indien men zegt dat het een vervloekte Religie is, die den menschen leerd hare gaven aan den Duivel op te offeren, om van hem niet beschadigd te werden, zo mach men {==152==} {>>pagina-aanduiding<<} ook zeggen, dat men niet dan door een wanhopende politie en uitterste desperatie zijn eige onmacht aan zijn gevreesde nabuur pleeg bekend te maken, en hem te versterken, met af te koopen een gevreest quaad, dat men door goede wapenen behoorde af te keeren. Es necedad real dar à reyes. Aan Koningen schenkagien te doen, is een Koninglijke dwaasheid. Want het heilige houte kruis van gebeden, ofte remonstrantien, geld by Potentaten zeer weinig, en noch krachtelozer is by haar de opgeofferden gekruisten penning ofte dankbaarheid; maar die in deze periculeuse aanvechtinge zijn toevlucht neemt tot het gekruiste zwaard, gebruikt tegen Potentaten het rechte kruis van miraculen, dat, wel geappliceert zijnde, alle Noch by Favoriten. koortsen van Staat genezen kan. Maar indien de Koningen, hare particuliere wellusten volgende, het Rijk door Favoriten laten regeeren, is kennelik, dat de zelve zich in alle manieren, gedurende het onzeker faveur, trachten te verrijken; en dat men dien volgende door heimelike schenkagien by gemelde Favoriten zeer gevarelike revolutien beletten kan; waar omme gemelde schenkagien ter contrarie omtrent de zelve in zeer gevreesde oorlogen nutte- {==153==} {>>pagina-aanduiding<<} lik konnen werden besteed. nochtans moet men daar toe niet dan in den uiterste nood verstaan, om dat, volgens de bekende Fabul, de hongerige bijtachtige honden, seer haast vermerken zouden, dat haar dat brood werd gegeven, om dat sy den gever gedreigd of gebeeten hebben; en dien-volgende, dewijle sy door een honds-honger alles verteeren, en altijds honger hebben; soo souden die Favoriten ons maar des te eer en meer dreigen of bijten, 't en zy wy seer wel gewapend zijn. En om in desen deele my selven watGenerale oorsaken van alle twisten, of alliantien. nader uit te drukken, sal ik seggen, dat genoegsaam alle twisten, en by gevolge ook alle alliantien, onder den Potentaten ontstaan: ten eersten, door een onderling mis-trouwen, en begeerte om zich zelven tegen machtiger te conserveeren. Ten tweeden, door een begeerte tot de selve saak, en om sich door geligueerde macht met de selve te verrijken. Of wel, ten derden, door een ydele glorie van geacht en ontsien te welden. En is hier niet aan gelegen, uit wat oorsaken dese twisten en alliantien ontstaan; maar alles komt hier op aan, of de partyen Contrahenten malkanderen evenveel vreesen; en of hun beiden, aan {==154==} {>>pagina-aanduiding<<} het gunt zy door geligueerde macht willen bekomen, evenveel gelegen is: idem velle idem nolle ea demum firma amicitia est. Schade scheid vriendschap; want klagers hebben geen vrienden. Met een woord gesegt: of de contraherende een gemeen interest hebben, om 't gunt men wederzijds beoogd, malkanderen te doen vermijden, of bekomen: want daar het selve niet is, werden alle liguen en alliantien gemaakt ten voordeele der sterkste, en ruïne der zwakste; sulks indien de selve sich tegen den sterksten niet conserveeren kan, zonder met hem een ligue aan te gaan; hy door de ligue noch soo veel te eer sal geruïneert werden, indien hy uit kracht der selver, een ander nabuur, zijn meerder, den oorlog aandoet. Want veel beter is het veel machtige naburen, als een te hebben, volgens de fabul die ons leerd, dat een Beer licht van een machtig jager kan gevangen werden; maar dat zijn huid onder vele machtigen niet kan gedeeld werden, eer hy gevangen is. En daarom blijft hy ongevangen. Geen alliantie met meerder is goed, 't en zy die eerst prestere.Waar uit onwedersprekelik volgd, dat alle Staten en Potentaten behooren genegen te wesen, geen liguen met haar meerder, maar met haar minder te maken, {==155==} {>>pagina-aanduiding<<} om zoo doende altijds te konnen bedingen, dat de minder eerst presteere, en in alle twijffelachtige saken, de selve tot zijn eigen voordeel te konnen uitleggen; immers daar na zelfs niet meer te presteeren als men wil: volgens het Italiaans spreekwoord, Al pigliar pronto, al pagar tardo; perche puo nascer inconveniente che non si paghi niente: Zijt vaardig in het ontfangen, en traag in 't betalen; want een geval kan maken, dat men voor altijds in possessie blijft. Dien-volgende praestat praevenire quam praeveniri. Il fait bon estre maistre, car on est toûjours valet quant on veut. 't Is goed in de voorbaad en meester te zijn; want men kan altijds overgeven, en sich de minste maken als men wil. Ten tweeden, volgd hier uit, dat kleinen met Grooten tracterende, altijds haar selven ruïneren, indien sy niet bedingen dat de Grooten eerst presteren. En indien de alliantie op een gemeen interest is gebout, soo heeft de machtigste veel min reden te vreesen, dat hy eerst presterende, van de swakste zal werden bedrogen; maar het contrarie willende, soo geeft hy in alle manieren oorsaak aan den swakken, hem niet te vertrouwen, en buiten die ruïneuse alliantie te blijven. {==156==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XXXIV. Consideratien in 't particulier, over alliantien, Holland rakende, en minder Opper-machten. Alle alliantien om conquesten, zijn voor Holland schadelik;DIt voor af gesegt wesende, en voor heen geconsidereert zijnde, dat Hollands interest purelik bestaat in vrede, en dat wy genoegsaam alle vissery en negotie besittende, de selve meer door vrede als oorlog konnen vermeerderen, soo volgd, dat alle verbonden en alliantien, gebout op conquesten en glorie, voor Holland ruïneus zijn. Ten tweeden, soo volgd van zelf, dat geene alliantien, dan die gebout zijn op een mutuele vreese, en defentie tegen een groote macht, voor Holland voordeelig konnen wesen. als ook die tot vorderinge van gemeene koopmanschap werden gemaakt met Republiken.Ten derden is klaar, als men zijn' gedachten laat gaan over de Staten van Europen zoo als 't nu legt, dat alle Republiken, op vrede en koopmanschap gefondeert zijnde, het selve interest met Holland hebben, om de vrede over al te procureeren en te conserveeren; maar dat sy wederom onse koopmanschap altijds sullende trachten tot sich te trekken, ons in ons voornaamste dessein, namentlik het {==157==} {>>pagina-aanduiding<<} vermeerderen des koopmanschaps, altijds naar haar vermogen sullen dwersdrijven: en dat zy van zoo kleinen gewicht zijn, om Holland in zijn ongemakken tegen meerder te konnen helpen, dat het voor Holland gantsch ongeraden is, met eenige der selver een alliantie van gemeene defentie dan te gaan. Want belangende de defentie te Lande, zelfs aangaande de andere geunieerde Provintien, hebben wy bevonden hoe lastigen en vruchteloofen pak de Unie tot gemeene defentie, op de schouderen der Hollanders zy geweest; en hoe wy met onse alliantien aan verdere Duitsche Republiken ons zelven zouden koppelen, hoe lastiger en vruchtelooser het selve voor Holland zal werden bevonden: want vermits zy machtelooser zijn als wy, sullen zy veel lichter werden aangetast, en wy, zoo doende, door haar tot een oorlog vervallen. Het welk tegen ons eigen interest strijd. En belangende de Italiaansche Republiken, is kennelik, dat zy in onse oorlogen te lande geen de minste assistentie zouden konnen ofte willen doen; het welk voor desen gebleken is aan de alliantie der Venitianen met ons: en buiten de Middellandsche zee, sullen zy ons te water noch veel min assisteren, om dat {==158==} {>>pagina-aanduiding<<} zy daar gantsch niet geinteresseert zijn. En wegens de Hansische Republiken is waarachtig, dat zy niet alleen, gantsch machteloos zijnde, om onsent wille nooit een oorlog aannemen zullen tegen de gene die ons te machtig zijn; maar dat zy, ter contrarie, ons altijds zeer garen ter zee zouden zien geincommodeert; op dat zy onderentusschen des te meer zouden mogen negotieren; sulks wy door geen Republiken in onse oorlogen tegen meerder konnende werden geholpen, en door een alliantie van mutuele defentie, zeer lichtelik tot een oorlog konnende vervallen, nooit ander verbond dan van vriendschap en commercie met de selve moeten aangaan, en onderentusschen zoodanig op onse hoede zijn, als of wy van geen Republiken ter wereld in onsen nood zouden werden geassisteert; want voorwaar, die vrienden zijn goed, maar wee ons, indien wy haar van doen hebben. VVat men van alliantien met minder Monarchen moet houden.Belangende de Monarchen, die door alliantien met ons eenige gemeenschap zouden konnen hebben, dunkt my dat met eenige distinctie moet werden gesproken, namentlik de Keiser en Koning van Poolen zijn voor ons gantsch niet considerabel, en de kroon Denemarken soo onmachtig, en voor als noch soo {==159==} {>>pagina-aanduiding<<} weinig bequaam om te oorlogen, dat wy het selve nooit vreesen, en noch min hopen moeten daar van in onse ongemakken te werden geholpen. Sweden en Brandenburg zijn ook zoo machteloos, dat wy de selve nooit tegen onse vyanden zouden konnen in wapenen brengen, sonder daar toe merkelike sommen van penningen voor af te verstrekken; en, gelijk als hier boven vermeld, alle zoodanige alliantien zijn ruïneus; het welk wy noch onlangs door Brandenburg, en Vrankrijk door Sweden, hebben geleert: Namentlik, na dat zy de penningen hadden ontfangen, hebben zy de selve gebruikt purelik naar hun eigen intrest, sonder op eenige voorgaande alliantie te passen. Ook zijn zy beide van zoo kleine macht, dat wy haar met temporiseeren lichtelik zouden verduren, en altijds op zee de wet voor-schrijven konnen. Sulks zy haast zouden beseffen, dat zy op ons niet konnende conquesteren, en de commercie onderentusschen geruïneert werdende, het oorlog voor beiden ruïneus, en de vrede en vriendschap voor beiden heilsaam is. Doch in allen gevalle, met machtelooser Republiken oste Monarchen schadelike verbonden {==160==} {>>pagina-aanduiding<<} gemaakt hebbende, kan men altijds noch eenige uitvluchten vinden, om door 't presteeren van dien sich selven niet te ruïneeren, Quod ma'e juratur, pejus praestatur. Een quaden eed, is God leet. Cap. XXXV. Consideratien over Hollands alliantien, aan te gaan met machtiger Potentaten. En eerst met Vrankryk. VVat van alliantien met machtiger Monarchen te houden zy.MAar belangende de drie machtige Potentaten, Spanjen, Vrankrijk en Engeland, is alle de swarigheid, alsoo ieder der selver, door zijn eigen macht altijds gewapend konnende zijn, geen ons vreest; maar wy haar vreesen moeten. En dien-volgende is zeer noodwendig, dat wy ons gantsch voorsichtiglik omtrent de selve dragen in het stuk der alliantien. En op dat het selve te beter moge geschieden, dunkt my noodsakelik alvorens te considereren in het particulier, wat goeds en quaads Holland kan overkomen door ieder der selver. Vrankrijk aangaande, moet werden {==161==} {>>pagina-aanduiding<<} geconsidereert, dat het voor desen t'eenemaalVrankrijk bestond voor desen geheel op den landbouw, nu niet. op den landbouw pleeg te bestaan, en dien-volgende door oorlogen ter zee weinig konde werden beschadigd. Maar sedert de regeering van Henrik de IV, en de volgende excessive belastingen over alle vremde inkomende manufacturen, zijn de zijde, wol, en lijnwaat-weveryen, als mede vele andere handwerken, aldaar zoo dapper toegenomen, dat zy nu meer gemaakte stoffen en handwerken uitleveren, als vremden na zich trekken; sulks oorlogen tegen ons, haar schadeliker, en ons zoo schadelik niet zijn als voor desen. Ten tweeden is klaar, dat de FrançoisenHeeft geen eige schepen of boots-volk. extraordinaris weinig eigen schepen en boots-volk hebben, sulks genoegsaam alle hare negotie werd gedreven (eenige Engelsche schepen en negotie uitgesondert) door Hollandsche schepen op Holland, ofte ten minsten aldaar ontladende. Ten derden is klaar, dat de HollandersHolland verhandeld byna alle 't gunt Vrankrijk uitleverd: meest alle de Franse uitgaande wijnen en 't zout consumeeren ofte verhandelen, en dat het zout ook zoude konnen werden gehaald uit andere Landen, namentlik uit Portugal, Spanjen en Punta del Rey. Gelijk ook waarachtig is, dat wy de wijnen in Holland veel lichter {==162==} {>>pagina-aanduiding<<} konnen ontbeeren, als in Vrankrijk den Adel en de Geesteliken (wien meest alle wijnen toekomen) ons geld ontbeeren konnen. En daarenboven zoude nu, door de vrede in Duitsland, in gevalle van oorlog met Vrankrijk, die handel voor het grootste gedeelte met Rijnse wijnen konnen gecontinueert, en misschien voor altijds gediverteert werden; hoewel het selve den lande van Holland niet zoo voordeelig, als de zee-handel in Franse wijnen, zoude wesen. en Vrankrijk vertierd vele Hollandse waaren.Ten vierden is klaar, dat in Vrankrijk zeer veel Hollandse lakenen, sajen, lijnwaat, haring, abberdaan, en andere waaren, die onse schepen daar voeren, gesleten worden. Kan ons te lande niet, en ter zee niet considerabel beschadigen;Ten vijfden is klaar, dat Holland, door Vrankrijk niet kan werden te lande beoorlogd, nochte ook ter zee, door gebrek van scheeps-macht, en door hare onsuivere periculeuse kust. sulks zy onse goederen, schulden, en schepen aangeslagen hebbende, ons geen verder quaad zouden konnen doen, dan met kleine zee-roveryen, die wy, convoyschepen houdende omtrent de Hoofden en Heiffant, zeer lichtelik beletten zouden: als maar eenige andere weinige kruissers de zee-roevers omtrent de Ga- {==163==} {>>pagina-aanduiding<<} ronne en Loire wilden soeken, en de Noord-zee van de selve zuiveren. Waar uit evidentelik blijkt, dat een Koning van Vrankrijk ons den oorlog niet moet aandoen, uit vrese van hier na door ons, ofte iemand anders, beschadigd te zullen werden; noch door hope van winste en conquesten op ons te zullen doen; noch door een ydele glorie: maar dat, ter contrarie, alle oorlog tegen ons, dadelik alle negotie en commercien in Vrankrijk doet cesseeren, met perikel van de selve daar na in het geheel te verliesen. En indien men daarenboven considereert,en dienvolgende mogen wy tegen Vrankrijk absolut ons eigen interest volgen. dat Spanjen eenigsins; en Engeland noch meer voor Vrankrijk formidabel is: so blijkt wijders, dat wy nooit door eenige Franse dreigementen, van ons het oorlog aan te doen, ons moeten laten verrukken, om met Vrankrijk aan te gaan een alliantie, die ons, absolutelik geconsidereert zijnde, schadelik zoude wesen. En noch veel min behoorden wy, ter contemplatie van Vrankrijk, ons te laten emporteren tot eenig oorlog, waar door Spanjen ofte Engeland by den Françoisen minder formidabel zoude werden. Want dat iutgewrocht hebbende zouden wy noch veel baldadiger insolentien en swaar- {==164==} {>>pagina-aanduiding<<} der oorlogen van dat Rijk verwachten moeten. Cap. XXXVI. Consideratien over Hollands alliantien, aan te gaan met Spanjen. Spanjen bestaat op de Commercie met VVest-Indien:SPanjen aangaande, is zeer considerabel, dat alle het welvaren desselven hangt van de Commercie op West-Indien. En dat het daarenboven niet uitlevert als Spaanse wolle, vruchten en yser; en dat het daar tegen zoo vele Hollandse manufacturen en waaren trekt, dat alle de Spaanse en Indische waaren niet genoeg zijn om de retouren te maken. Sulks de Hollandsche koopluiden, die in alle Landen van de wereld geld brengen, uit dit eenige Land, haar geld en zilver, 't welk zy in betalinge ontfangen, vruchteloos en steels-gewijse over die woeste zee t'huiswaarts moeten voeren. is sonder schepen en boots-volk:Ten tweeden is klaar, dat in Spanjen alle de havens genoegsaam met geen andere als Hollandsche schepen werden bevaren: en dat aldaar so weinig bootsluiden en schepen zijn, dat zy, sedert onse vrede, hebben begonnen opentlik {==165==} {>>pagina-aanduiding<<} onse schepen te huuren, om te bevaren de Indien, daar zy voor desen zoo sorgvuldiglik alle vreemden plegen buiten te sluiten. Ten derden is klaar, dat dese West-Indischeis seer verspreid van landen; mage aan het Spaansche hoofd moet werden gekoppeld door scheeps-macht, en dat het rijk van Napels met de Nederlanden, gelijk als twee armen, hare krachten niet besteden konnen omtrent, noch ontfangen van het hoofd, als door schepen. Alle het welke dien-volgende door onse scheeps-macht zeer bequamelik geschieden kan in vrede; en belet kan werden in oorlog. Ten vierden is ook waarachtig, daten kan de Hollandse scheepsmacht alle die onderlinge communicatie beletten. Holland door zijn scheeps-macht, dit gantsch verspreid lighaam, in tijde van oorloge, wonderlik bekommeren en grieven kan: en dien-volgende verplichten tot ongelovelik veel garnisoenen. Maar aan de andere zijde is ook klaar,Spanjen vreesd Vrankrijk: dar de Koning van Spanjen tegen dat machtige Vrankrijk, en groote jalourse Nederlandsche Steden, altijds een groote krijgs-macht onderhouden, ofte zijn' landen verliesen sal moeten. Ten tweeden is kennelik, dat gemeldeheeft pretensie op Holland; Koning, zijn pretensie op Holland, en alhier een zeer machtigen aanhang der Roomsch-Catholiken is hebbende. {==166==} {>>pagina-aanduiding<<} paald tegen Holland.Ten derden is klaar, dat hy, door Braband, aan Holland grenst, en dat hy door de Vlaamsche zee-havens, onse visseryen en negotien, in dese kleine Noord-zee, uitnemend zeer incommoderen kan. Offensive oorlog is ons onnut.Ten vierden is klaar, dat by dese constitutie van vrye Regeering, men hier niet goed vinden sal, zelfs in oorlog gekomen zijnde, meer Nederlandsche Steden door geweldig-kostelike belegeringen te incorporeren. Tot defensie zijn wy wel gestelt;Ten vijfden is ook klaar, dat alle de frontieren der geunieerde Nederlanden zoodanig gesterkt zijn, dat wy in oorlogen geene, dan door de menigte, staan te verliesen; soo nochtans, dat indien de selve maar eenigsins wel gedefendeerd werden, zy voor Spanjen zeer ruïneuse conquesten zullen strekken. En daarenboven zoude Spanjen altijds te verwachten hebben, dat wy alsdan Vrankrijk zouden opwekken, om, volgens het interest van dat Rijk, de Spaansche conquesten te beletten, door een oorlog op zijn Nederlandsche frontieren. Het welk voor Spanjen, altijds in soo een geval, zeer formidabel zoude wesen. Uit alle welk geposeerde blijkt, dat Spanjen van Holland zeer groote voordeelen {==167==} {>>pagina-aanduiding<<} kan trekken in vrede. En dat een oorlogsulks wy tegen Spanjen ons absolut interest konnen volgen. aan wederzijden ruïneus is; soo nochtans, dat voor Spanjen veel meer apparentie zy, op ons te konnen conquesteren te lande, als voor ons op hem; 't en zy wy daar onder rekenen en tegen stellen het verliesen van zijn Gallioenen op zee. Waar uit wijders volgd, dat wy, uit vreese van een oorlog, nooit alliantien tegen het interest van desen Staat, absolutelik geconsidereert zijnde, met Spanjen behoorden aan te gaan; en dat wy ons noch veel min behoorden te laten vervoeren, om ter contemplatie van Spanjen, eenige de minste oorlog aan te nemen tegen eenige nabuuren, die by hem formidabel zijn; nademaal de meeste rust van desen Staat ten desen reguarde hier in bestaat, Dat Vrankrijk voor hem formidabel, en Engeland ons toegedaan zy. {==168==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XXXVII. Consideratien over Hollands alliantien, aan te gaan met Engeland. Engeland bestond voor desen alleen op den landbouw, sonder eenige macht ter zee:ENgeland aangaande, moet men weten, dat het selve voor desen absolutelik op den landbouw bestond; en zoodanig van alle macht ter zee pleeg ontbloot te zijn, dat de Hansische Steden in oorlog tegen Engeland gekomen wesende, den Koning Eduard in het jaar 1470, noch konden dwingen tot een zeer voor haar avantagieuse vrede. En soo lange als zy niets plegen uit te leveren als een weinig mineralen en veel wolle, die zy door zeer weinig schepen te Calis brachten, en alleen aan Nederlandsche Drappiers verkoften, was het den Koning, om het ontbeeren zijner tollen, en den onderdanen om het behouden hunner wolle, soo schadelik met de en dependeerde eenigsins van de Nederlandsche Drapperye;Nederlanden te oorlogen, dat men niet leest, dat dese wevende Provintien ooit in vollen en openbaren oorloge tegen Engeland zijn uitgebersten; en hoewel somtijds eenig oorlog tusschen de Princen der respective Landen viel; bleven {==169==} {>>pagina-aanduiding<<} nochtans doorgaands de meest aan de negotie en drapperie-geinteresseerde Steden daar buiten. Zulks meest alle de oorlogen van dat weelige Land uitbersteden op Vrankrijk; en by gevolge op Schotland, als mede op Wallis en Yerland, en somtijdts op Spanjen. Maar na dat de dwingende keuren dermaar nu gansch niet, en waarom. Nederlandse Hallen, en de volgende oproeren, als mede onze binnen en buytenlandse oorlogen eerst de lakenwevery hadden gebracht in Engeland, zijn, door de Albanise wreedheden, alle de saay-neringen daar noch by gekomen; zulks de Engelsen, allengs hare Manufacturen door geheel Europen ventende, zeer considerabel ter zee, en van deze Nederlanden independent hebben beginnen te werden. Waar by daar na noch komende het ontdekken van die onuitsprekelik vis-rijke Terreneufse bank; zo hebben voornementlik die van Bristol die occasie waargenomen, hare schepen ballastende met Engels loot en tin, en andere waren, om, hare kabbeljauws-vangst op gemelde bank gedaan hebbende, daar mede te varen naar Spanjen, en door de gansche Middellandse zee, om hare Engelse waren, nevens de Bacalao, over al te venten, en andere retouren wederom naar En- {==170==} {>>pagina-aanduiding<<} geland te konnen doen. Eindelik is hier noch by gekomen de langdurige vervolginge der Puritainen in Engeland, welke zeer veel Engelse Colonien in West-Indien heeft veroorzaakt, die nu in Engeland zeer grote occasie geven tot een machtigen overzeesen handel met de Indiën en gemelde Colonien. Ia is voor alle Europise machten formidabel geworden, en waarom.Zulks dit machtig Eiland, nu in 't geheel nevens Ierland geraakt zijnde onder eenen Koning, gansch geen garnisoenen tot afkering van uitheemsch geweld van noden heeft. En leggende in het midden van Europen met een zuivere diepe kust, vol van goede havens en bajen aan een zo enge zee, dat alle vreemde schepen, het Westen ofte Oosten willende bezeilen, genoodzaakt werden, om de gevarelike Fransche kust te mijden, in geval van schoon weder te varen nevens Engeland heen; en by storm-weder, in zijn bajen scheeps- en 's lijfsberging te zoeken; ook met gevaar van alles te verliezen: zo kan ieder lichtelik merken dat gemelde Koning, een considerable scheeps-macht bekomen hebbende, en van alle naburen independent zijnde, ter contrarie zeer formidabel is by allen dien eenigsins aan het welvaren der gemelde zee gelegen is. Imperator maris, terrae Dominus. Een meester ter zee is {==171==} {>>pagina-aanduiding<<} een Heer te lande; alzo hy, en door gehele scheeps-vloten, en door particuliere zee-roveryen, de voorbyvarende schepen t'allen tijden kan aantasten, vermits de westelike winden aan deze zijde den Tropicus meest altijds wajende, haar goede gelegentheid geven om uit hare menigvuldige bajen in zee te varen. En deze commercie tusschen het Oosten en Westen belet zijnde, zoude daar uit Hollands ruine gewisselik volgen. Welke formidable macht van het Engelsche Rijk, de Koning Henrik de VIII zo groot voelde te wezen, dat hy tot zijn devijs derfde gebruiken: Cui adhaereo, praeest. Die ik help zal meester zijn. En in gevolge van de zelve, oorlogde hy warelik naar zijn welgevallen, nu tegen Vrankrijk, en dan tegen Spanjen, gesterkt met het Duitse Rijk en deze Nederlanden; makende altijds vrede als 't hem lustede, zelfs met François de Eerste en Carolus de Vijfde, die hy, door het verstoten zijner moeye, zo grovelik derfde affronteren. Zulks Engeland, nu door Schotland, veel Manufacturen, en grote scheepsvaart, zeer in krachten toegenomen wezende, en Vrankrijk zo wel als Spanjen door Favoriten geregeerd zijnde, in alle manieren voor geheel Europen for- {==172==} {>>pagina-aanduiding<<} midabel zal wezen zo haast als een zelf-regeerende Koning die considerable macht tegen de naburen zal willen gebruiken. Hoe veel Engeland door een vrede met Holland gebaat, ofte oorlog beschadigd werd.Maar aan de andere zijde is ook waarachtig, dat Engeland in vredens tijden zeer groote voordelen door de havening der Hollandse schepen trekt. En dat nu in Holland veel meer Engelse waren, die wy meest alle lichtelik missen konnen, werden geconsumeerd, als Hollandse in Engeland; vermits de Hollandse en vreemde Manufacturen daar meest van ouds verboden zijn in te voeren, ja sedert het verbod van geen dan alleen ingeboren en uitgeleverde waren met vremde schepen in Engeland te mogen brengen, staat genoeg-zaam alle onze zee-vaart op Engeland stille. Ten tweeden is klaar, dat de Revieren in Engeland zeer klein en gansch verscheiden van malkanderen zijn; zulks alle onderlinge commercie aldaar moetende geschieden door de open zee, de Engelsche uit dien hoofde veel schade door zee-rovery konnen lijden. Ten derden is klaar, dat de Engelse negotie ter zee zo considerabel en wijt-loopig zijnde, door de Hollandse scheeps-macht, aldermeest kan wer- {==173==} {>>pagina-aanduiding<<} den beschadigd, zelfs in de Middellandse zee en de Indien. Ten vierden is klaar, dat de Engelse te lande gansch geen conquesten op Holland doen konnen, 't en zy aan de zelve, door binnenlandse twisten alhier, werde voet gegeven. Noch wy op haar; dan door de zelve rede. Behalven dat Koningen altijds willen conquesteren, en wijze Republiken, die op vrede bestaan, het zelve noit doen willen. Ten vijfden, is dienvolgende klaar,Een oorlog ter zee zal den Engelschen te kostelik zijn, als wy een grote navale macht hebben, en waarom. dat de Engelsen ons niet konnen beoorlogen, als ter zee; en vermits die oorlogen moeten werden gevoerd met baren gelde, alzo die militie niet kan werden gevoed door plonderingen en inquartieringen van vyanden landen: en dat de Koning van Engeland daar toe zijne Domeinen niet zoude konnen gebruiken, als de zelve en meer tot zijne hof houdinge van node hebbende; zo volgd wijders dat hy tot gemelden oorlog ter zee zoude van node hebben eenig ander ordinaris inkomen ofte fonds, om te konnen oorlogen. Ten zesten is kennelik, dat gemelde Koning eenig ordinaris inkomen hebbende om die zelve oorlogen uit te voeren, nooit eenig Parlement zoude by een roepen om van het zelve eenig subsidie te bid- {==174==} {>>pagina-aanduiding<<} den; en dat dien volgende het Parlament in der eewigheid niet zal toelaten, dat enige eewigdurende imposten in dat Rijk werden opgesteldt; vermits alle Ingezetenen als dan ook metter daad zouden vervallen en zich ontbloten van zo een gewichtig privilegie, als is: op alle vergaderingen der Parlamenten te mogen klagen over alle misbruiken, concussien, corruptien, malversatien, en geweld der Grooten, en daer over redres ofte recht te verzoeken, eer zy Ingezetenen zich door een acte des Parlaments verplichten tot het opbrengen van die lastige subsidien. Ten zevenden is klaar, dat tegen deze landen zouden moeten werden gebruikt zo machtige zee-vloten, dat de zelve alleen door subsidien of schattingen niet zouden konnen werden geequipeerd en onderhouden; alzo het zelve zo onverwachte en rugge-inrijdende middelen zouden wezen, dat de zelve door gemelde Ingezetenen zo bezwarelik zouden konnen werden gedragen, dat de Koning tegen de zelven altijds eenig oproer zijner onderdanen zoude hebben te vrezen. En is in den Hovelingen zeer ondienstig.Ten achtsten is zeer klaar, dat de Hovelingen en Favoriten, des Konings oor bezittende, uit den oorlog ter zee noch {==175==} {>>pagina-aanduiding<<} eere noch profijt zoude konnen rapen. En dat zy ter contrarie, in zee gaande om over de vloten te gebieden, zich kennelik van den Koning zouden moeten esloigneren en scheiden, en dien-volgende zeer groot perikel lopen, dat onderentusschen iemand anders, des Konings oor bezittende, de hekken der regeringe zodanig zoude verhangen, dat zy met volle gonst uitgegaan zijnde, lichtelik zeer haast in ongenade uit de zee na huis zouden geroepen werden. Welk geposeerde waarachtich zijnde, zo volgd van zelfs dat een oorlog aan wederzijden zeer schadelik is; zo nochtans dat Engeland veel beuiten op ons, wy weinig op de Engelsen konnen doen; en dat zy door ons wel zeer beschadigd, maar wy door haar genoegzaam geruineerd konnen werden. Zulks ons eenig behoud in dezen gefondeerd is op de toevallen die een Monarchale Regering onderworpen is; en dat een oorlog tegen ons den Engelsen onderdanen schadelik zoude wezen; als mede dat Londen door meer negotie en schipvaart den Koningen formidabelder zoude werden als eenige naburen. Zulks wy, om tot geen oorlog te vervallen,Zulks wy Engeland altijd goede woorden, maar noit eenige zaken moeten geven. En behoorden wy absolutelik ons ware Interest te volgen. in alle twisten tegen haar, moeten goede woorden geven, en tijd winnen, {==176==} {>>pagina-aanduiding<<} op hope dat in deze Monarchale regering de Favoriten zullen konnen werden omgekoft; en de Koningen hare delices volgen; ofte sterven: of wel dat zy onderentusschen tot andere buitenen binnelandse oorlogen vervallen zullen. Maar staat wel te letten, dat wy ons, uit vreze van een oorlog tegen Engeland, niet moeten laten emporteren tot alliantien, om gezamentlik te beoorlogen eenige machten die voor Engeland eenigsins formidabel konnen zijn; want wy zo doende, ons kennelik zwakkeer, en Engeland machtiger zouden maken, welk dien doorn uit zijne voeten hebbende, ons daar na met minder schroom vertreden en drukken zoude, als wy van dien toevlucht ons zouden Niet tegenstaande een gedreigd oorlog.hebben berooft. En voorwaar, vermits Engeland voor ons formidabelder is, als eenig Land ter weereld, zo ware het ook een onuitsprekelike dwaling, het zelve voor ons noch formidabelder te maken. En boven al staat wel te considereren, dat wy, om een oorlog met Engeland te schouwen, ons niet moeten laten vervoeren om de Staats-gewijze Regeringe te veranderen in een Monarchale; want Leo vinciri liber pernegat. De vrye Leew wil niet gebonden zijn, {==177==} {>>pagina-aanduiding<<} plagt Hollands devijs te weezen. En indien wy ons met een vrye Regering nu genoodzaakt zouden vinden den Koning daar in eenige treden te gemoet te komen; zo vraag ik, hoe wy den zelven dus met een Monarcha in fieri gestijft, door onze geboeide handen en voeten, eenige de minste resistentie zullen konnen doen; als hy daar na voor den zelven, de absolute Souverainiteit begerende, van ons de ellendigste natie zoude maken die oit van eenig Monarch zoude konnen werden geregeerd: alzo die Regering Holland gewisselik zoude ontblooten van zijn naturelike voordeelen, spruitende uit de situatie aan zee en rivieren; en belast laten met zijn' ondragelijke naturelike lasten. En dienvolgende blijkt dat wy de vrye Regering, ook door een oorlog tegen Engeland, beschermen moeten. Want voorwaar, veel geraadzamer en loffeliker is het te strijden om niet te sterven; schoon genomen daar zeer grote apparentie is in den strijd te zullen sneuvelen; als sich zelven, uit vreze van eenige pijnelijke quetsuren in den strijd te zullen ontfangen, gelijk een anderen Iudas verhangende, met een dubbelde dood aan ziele en lighaam onwederopstandelik te moorden: dewijl wy ten quaadsten {==178==} {>>pagina-aanduiding<<} gaande, door een Engelsch oorlog verzwakt zijnde, met een vrye Regeringe na andere gevallen dezes werelds zouden konnen wachten, en na beter luk aspireren: daar wy ter contrarie, door een absolute Monarchale Regeringe in der eewigheid zouden zijn en blijven geruineerd, voor ons en onze kinderen; die als dan zo flaw-hertige Ouders zouden vervloeken. En zich ook wachten van alle Alliantien met Engeland.In allen gevalle is klaar, dat Engeland geen Potentaat in Europen vrezende, geen alliantie gefondeerd op een gemene vreze met ons maken kan; en dat dienvolgende alle alliantien met dat Land ons schadelik zullen wezen. Ten tweden is klaar, dat wy uit lust van te conquesteren, met Engeland geen alliantie moeten aangaan: want wy, ten besten gaande, in deze jagt alle onze krachten besteedt hebbende, over het delen der conquesten met den Engelsen Leew gewisselik zouden moeten twisten; die alle den beuit na zich nemende, den ellendigen Ezel zoude verslinden; ofte ten besten gaande, zouden wy Iakhalzen gelijk een Fret het wild in het Engelsch net jagen. Voorwaar veel beter is het dat Holland met zijn actien, niet deze twee domme ongelukkige dieren, maar de beschroomde doch voorzichtige Kat, {==179==} {>>pagina-aanduiding<<} die voor niemand als zich zelven muist, naarbootst. Zulks waarachtig zijnde, dat wy, noch tot gemene defentie, noch tot gemene conquesten met Engeland, eenige voordelige alliantien konnen maken, met recht moeten besluiten, dat alle alliantien met dat Rijk ondienstig zijn voor Holland, zelfs die men zoude mogen aangaan uit vreze van in oorlog tegen Engeland te vervallen. Want het klaar is, dat de Koning eenige voordelige conditien bedongen hebbende, wy die dadelik tot onze eige bezwaringe zullen moeten presteeren, en dan noch verwachten, dat hy ons evenwel met een oorlog dreige, ten zy wy op een nieuw eenige voor ons bezwareliker dingen presteeren. En voorwaar, die zijnen zijner Onderdanen Vryheid en Leven, ook door geen moejelike en gevaarlike oorlogen, beschermen wil, is der Regeringe, Vryheid en Levens zodanig onwaardig, dat hy in alle manieren, inter homines damnatae memoriae, voor het uitvaagsel des werelds behoorde gerekend; en zijner by de posteriteit niet, dan met vervloekinge en verfoejinge, gedacht te werden. {==180==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XXXVIII. Eenige zo generale als particuliere conclusien, gefondeerd op deze voorgaande consideratien. UIt alle welke voorgemelde dingen my dunkt dat men deze volgende conclusien wel zoude mogen maken. Ten eersten, dat alle alliantien die Holland nu met eenige omleggende Opper-machten van Europa zoude mogen aangaan, voor Holland gansch ondienstig zijn, alzo wy in onze nood, noit door de zelve zullen werden geholpen: maar zeer lichtelik daar door tot oorlog werden getrokken. Ten tweden, als Holland in oorlog tegen Engeland gevallen is, zijn alle alliantien, om daar uit te geraken, met andre Potentaten goed; mits zy eerst haare beloften presteeren. Ten derden, als Spanjen ons den oorlog aandoed, is een alliantie met Vrankrijk, om daar uit te geraken, goed, mits Vrankrijk eerst presteere. En zoo niet eerst presteeren willen, is 't beter op de droogte te zeilen, als daar op te drijven. Namentlik het is altijds loffeliker en reputatieuser dat men toont de cou- {==181==} {>>pagina-aanduiding<<} ragie te hebben, van alle zijn krachten tegen zijn vyand hoedanig die zy, te gebruiken, om zijn goed te behouden, dan dat men 't zelfs uit vreze overgeeft: want al komt men 't door strijd te verliezen, zo verkoopt men 't als dan aan den vyand zo dier, dat hy daar na, of wel een ander, niet zeer lichtvaardiglik toetast; maar die uit vreze wat overgeeft, haald alle begereliken op zijnen halse, en werd van alle menschen veracht. Ten vierden, alle andere ongemakken en oorlogen zijn wy capabel te boven te komen, zonder eenige alliantie; doch konnen in zo een geval, de minder Republiken en Potentaten, ook ten voordeele van Holland, door eenige voor het toekomende engagerende alliantie, in het oorlog werden getrokken; om dat wy ons oogwit verkregen hebbende, de gemaakte alliantie altijds zullen konnen uitleggen tot onzen meesten voordeele. Ten vijfden, het is caeteris paribus, dienstiger, 't zy voor Holland, 't zy voor andere Potentaten, een alliantie met een Republik, als met een Heer aan te gaan. Ten zesten, het is en zal altijds voor Holland zeer gevaarlik zijn een alliantie {==182==} {>>pagina-aanduiding<<} met Vrankrijk, Spanjen ofte Engeland aan te gaan, om datter apparentie is dat die, als meerder zijnde, alle twijffelachtige pointen tot haar voordeel zullen uitleggen. Doch, vermits wy Vrankrijk minst vrezen moeten, mogen wy met dat Rijk best alliantien aangaan tot gemene bescherminge tegens den genen die d'een of d'ander zoude mogen komen te verongelijken, en te beoorlogen. Zulks besloten werd dat men boven alle, met Engeland geene alliantie behoorde te maken.Maar om dat wy Engeland in den hoogsten graad moeten vrezen, is gansch ondienstig met dat Rijk eenige de minste alliantie aan te gaan: vermits alle alliantien zonder gemene nood, ten voordeele der Grooten geconcipieerd, en in alle twijffelachtige zaken ook, zo uitgelegt werden; behalven dat Engeland, dus veel meer occasie krijgen zal om ons met schijn van recht den oorlog te konnen aandoen; want indien by privé menschen waarachtig is, qui a compagnon a maistre; le compagnie comminciano in nome di Dio, ma finiscono in nome del Diavolo: dat alle die Compagnie doen, een meester hebben; en dat alle Compagnien wel in Godes name te beginnen, maar in Duivels name te eindigen plegen: zo is noch veel meer waarachtig dat Engeland, Hollands ruine menende in zijn' handen te hebben, voor {==183==} {>>pagina-aanduiding<<} ons de baldadigste en tirannigste Compagnon zoude wezen, die in de wereld voor ons te vinden is. In somma, zo lange Holland op zijnHet eindelik besluit over alle 't gunt van alliantien hier is gesegt. zelven kan bestaan, is 't gansch ongeraden met zijn meerder eenige de minste alliantie aan te gaan; en voornementlik is 't ondienstig, aan die ongestadige Monarchen ietwes voor af te presteeren, op hope van het equivalent daar na te zullen verkrijgen. Volgens het spreek-woord: Chi vuol del suo mestier cavar guadagno, D'un suo maggior' non si faccia compagno. Siet noit op een hooger Staat; Kiest geen groter mede-maat. Want alle die met groote Heeren kerssen willen eeten, moeten lijden dat zy de grootste kiezen en met de steenen schieten, in plaatse van eenige dankbaarheid voor die genote weldaad te presteeren. Ten zevenden is dienvolgende gewis, dat alle het voordeel der pointen van de alliantien bestaat; indien Holland expresselik bedingd dat de andere contrahenten eerst presteeren. En dat alle andere alliantien zeer schadelik voor ons zijn. Want door de fondmentele constitutie onzer Generaliteit zullen de {==184==} {>>pagina-aanduiding<<} Gedeputeerden der andere Provintien, in alle voorvallende zaken, zich al te licht door vremde Ambassadeurs laten bewegen, om Holland te engageren, als zy daar door voor hare Provintien geen schade beoogen. En heeft in haar (wiens committenten zich des Generaliteits zaken gansch niet aantreken, zo lange hare Provintien onbelast blijven) boven alle plaatse het spreekwoord; Niemand hinkt van een ander mans zeer. En ter contrarie, tot laste van een ander valt zeer licht genereuse resolutien te nemen, woord houdende, mildaadig, en compassieus omtrent onze naburen te zijn; terwijl alle d'andere openbarelik en gedurig met ons spelen Prometter non è dar, ma per matti contentar. Veel beloven en niet geven, doed de gekken in vreugde leven. En schoon genomen de andere Provintien daar in eenigsins mochten zijn geinteresseert, is het zelve interest zo klein, dat men in der zelver Gedeputeerden gedurig de waarheid ziet van deze spreuk; Tantum de publicis sentimus, quantum ad privatas res pertinet. Een gemeen quaad werd gewoogen naar de zwaarte van het particulier interest des wegers, en hooger niet, hoe zwaar dat ook een ander daar van moge gedrukt {==185==} {>>pagina-aanduiding<<} werden, voornementlik ook uit dezen Hoofde, om dat zy zoo zelden eenige rekeningen van hare actien aan hare committenten moeten doen. En indien iemand aan de waarheid mochte twijffelen van dese conclusie, Namentlik, dat alle Opper-machten, en voornemelik de Monarchen, ook in Europen, met hare alliantien speelen gelijk als de kinderen met kooten, die zy op zetten, en weder om verre werpen, naar hun gelieven, en dat de geen die eerst presteert, altijds schade en schande overkomt; die gelieve met aandacht te lesen de historien van Francisco Guicciardini en Philips van Comines, en indien dese twee beroemde Politiken, d'een een Italiaan, de ander een Nederlander zijnde, en getuigende van zaken daar zy in gebruikt wierden, ofte daar zy grondige kennisse van hadden, deze twijffeling niet wech-nemen, zal het zelve veel min door eenige mijne redenkaveling konnen geschieden. Onderstusschen zeg ik, tot een besluit, van 't gunt omtrent onse conservatie te zoeken door alliantien, is by gebracht, dat de oudenDe generale conclusie werd met een fabul verklaart. ons het selve klaarlik hebben afgemaalt door deze fabul: Een rijke oude Boer, ziende dat een arme jonge nabuur, tegen voorgaande onderlinge {==186==} {>>pagina-aanduiding<<} beloften van malkanderen tegen uitheems geweld te helpen, zelfs de appelen roofde en den boomgaard plonderde, vertoonde hem die onbillik- ongerechtig- en trouwloos-heid, versoekende dat hy, volgende de Wet en het Euangelie, sich vernoegde met het zijn'. Waar op de sterkste boer antwoorde, dat dese predicatie zeer wel pastede in de mond van een rijke wereloose; maar dat hy sich daar naar niet konde gedragen. Sulks de andere lieffelike kruiden en schoone bloemen geplukt hebbende, die aan den plonderaar toewierp, seggende, op dat gy mijn boomgaard ongeschend laat, vereer ik u dese vruchten die men ten dienste van vrienden pleeg te saajen en te planten. En de baldadige jongman in sich zelven denkende, dwaas is hy die, alles konnende nemen, met het minste te vreden zoude wesen, plonderde des te meer al 't gunt hem voorquam. Sulks de eigenaar onverduldig werdende, (laesa fit furor patientia; furor arma ministrat) inder haast eenige steenen raapte, en die soo fellik op den plonderaar wierp, dat hy, gequetst zijnde, gedwongen wierd uit den boom te springen en te ontvluchten; sulks de oude boer sich alleenig ziende, in dese woorden uitberstede: voor desen placht men te seggen, In verbis, herbis, & lapidibus magna vis est, In woorden, kruiden, en gesteente steekt een groote kracht. Maar nu bevind ik warelik de krachteloosheid der {==187==} {>>pagina-aanduiding<<} woorden en kruiden, alliantien en giften, omtrent boosaardige menschen. Want dosis vera & recipe Medicorum, sibi non aegro consulentium, Alle giften en recepten zijn goet voor den Medicijn-meester; maar het oprechte tegen-gift in alle ziekten Catholicon, Panacea, & antidotum verum, zijn goede wapenen en finantien. Sulks ik eindelik zeg, dat niemand zijn goed tegen de selve beschermen kan als door steenen; dit zijn goede wapenen, en de eenige reliquien, door de welke men miraculeuselik zijn eigen lijf en goed beschermen kan. Dit zy genoeg gesegt van de alliantien, en is noch overig dat ik kortelik aanwijse, dat Holland niet alleen sich tegen alle vremde Potentaten zoude konnen beschermen, gelijk ik meen dat hier alreede vertoont is; maar dat ik op den selven voet ook toone, dat Holland sich seer wel tegen alle de geunieerde Provintien zoude, met een vrye Regeeringe, konnen staande houden: en eindelik sal ik kortelik van Hollands interest, ten respecte van alle zijne naburen, spreken. {==188==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XXXIX. Dat Holland voor desen door Graven en Stadhouders geregeert zijnde geweest, gedurig vol oproer was, en gantsch geen Inmaar wel Uitheems geweld heeft konnen afkeeren. En dat het nu, met een vrye Regeering, zich zelven veel beter behoorde, en kan, conserveeren en beschermen, tegen alle In- en Uitheems geweld. Om wel te overleggen of Holland tegen alle Potentaten zoude konnen bestaan,VErmits in de voorgaande Capittelen, handelende van Hollands alliantien met zijne nabuuren, niet dan by gevalle ofte stuks-wijze heeft konnen werden aangewezen, dat Holland zijn eigen interest wel waarnemende, hier in Europa, een Staat op zich zelven zoude konnen maken, zonder van eenig ander te dependeeren, ofte van eenig uitheems geweld te konnen werden overweldigt: en dat ter contrarie zeer vele politike Regeeders alhier, van gevoelen zijn, dat Holland, van alle zijne Bond-genoten gescheyden, en van alle zijne naaste geburen verlaten zijnde, in oorlogs-tijden {==189==} {>>pagina-aanduiding<<} tegen de machtigste vyanden zich niet zoude konnen beschermen: zoo vind ik my verplicht, om de gewichtigheid dezer zake, waar op ofte van meest al het gunt hier verhandelt is geweest, ofte noch zal werden, is gegrondvest ofte hangt; het zelve eigentlik, ofte breeder aan te wijzen. Voor eerst is klaar, dat voor Politikemoet men teneersten considereren, dat een Regent, die regeert gelijk of zijn Staat niet konde bestaan, is een wanschepsel, een verfoejelik monster op aarden, Regeerders geen schaad- en schandeliker zaak kan zijn, dan voor een maxime te houden, en in gevolge van dien alles zoo aan te leggen, dat men in oorlogs-tijden, tegen wie het ook zy, niet zoude konnen bestaan: want zoodanige Politike Regeerders alsdan het welvaren hunnes Vaderlands van die machtiger Staat dependeert, en sich voor zoo veel van Regeerders onderdanen maken, het welk de allerellendigste stand is, die eenig Land ofte Regeerder, in gevalle van tegenloopende oorlogen, zoude konnen overkomen. En voorwaar, indien men te recht beschuldigen zoude een ziek mensch, die, meenende doodlik ziek te wesen, geen Medicijnen begeerde te gebruiken: zoo behoorde men zoodanig Regeerder, die door flauwhertige maximen versuymd' alle zijn wijsheid, sorge en macht te besteden, om zijn Vaderland en zich zel- {==190==} {>>pagina-aanduiding<<} ven te versterken, en te beschermen, soo veel en soo lang doenlik is, noch veel meer te beschuldigen: want men des sieken kleinmoedige sinneloosheid soude konnen excuseeren met te seggen, en waarom?AEgrum de jure suo vivendi remittere quantum vult, eumque suo peccare periculo. Dat een ieder heer is van het zijne; sulks de sieke zijn eigen pap mach koken, soo hy die eten wil; te meer, om dat hy zijn siekte in sich zelven niet verswaart met de medicijnen te versuimen. Maar een Regent, van Gods, nature en eeds-wege verplicht zijnde, voor het welvaren zijner onderdanen te sorgen, en die voor alle geweld te beschermen, behoorde inter homines damnatae memoriae, onder de verfoeylikste menschen deses werelds gerekent te worden; indien hy hier in zijn plicht versuimen wil: alsoo hy door gemelde quade maximen, de macht des Lands gebruikt, om een ander te versterken, en door zijn achteloosheid, niet alleen zijn eigen, maar ook aller onnosele onderdanen welvaren verwaarloost. En daarenboven trekt hy door zijn versuim en weerloosheid, op zijn en zijner onderdanen halse de wapenen der baldadige nabuuren of trouloose bond-genoten, die door goede preparatie en contrarie gebaar, wel lich- {==191==} {>>pagina-aanduiding<<} telik afgeschrikt en in hare rust gebleven souden zijn geweest: want om dat de occasie een dief maakt, en een ieder over den tuin klimmen wil, daar hy laagst is; soo is weerlooser luiden goed altijds gemeen: maar Quien trae espada trae paz; Het eene mes houd het ander sulks in de scheede; dat twee quade honden seer selden malkanderen bijten. En om in het particulier tot de sake te komen, seg ik: Ten eersten is uit de oude historiendaarenboven is waarachtig, dat Holland in oude tijden veel machtelooser geweest is, als het nu is; kennelik, dat Holland, voor het inbreken des gats van Texel, omtrent den jare 1400, van de Zuider-zee ontbloot zijnde, genoegsaam vast aan Vriesland, Over-Yssel en Gelderland lag, immers daar van niet dan door de stroomen des Rijns en Vlie gescheiden was, gelijk voor den jare 1421, eer het land by Dordrecht onder-geloopen was, Holland aan die zijde genoegsaam gantsch aan het machtige Brabant vast lag; sulks Holland veel meer frontier of landgrensen had, als nu; en daarenboven is kennelik, dat dese Provintie te lande veel min bevolkt en met veel min steden voorsien wesende, ten respecte van zijn nabuuren, allesints machteloos en armer was, als nu: en nochtans leeren ons de oude Chroniken, als mede de Ed. {==192==} {>>pagina-aanduiding<<} en heeft sich nochtans t'allen tijden wel beschermt;Gr. Mog. Heeren Staten van Holland en West-Vriesland in hare Remonstrantie des jaars 1587, aan den Grave van Leycester, dat dese Landen (zoo als hare Ed. Gr. Mog. aldaar spreken) van Holland, met West-Vriesland en Zeeland, byna altijd zijn geweest victorieus over hare vyanden: de palen van de selve Landen sekerlik tegen alle hare vyanden (hoe machtig die waren) hebben beschermd: waar door de zelve niet weinig zijn gerespecteert en ontzien geweest by hare nageburen. Immers mogen wy met de waarheid zeggen, dat den Staat der Landen van Holland en Zeeland, binnen den tijd van acht honderd jaren, nooit met den sweerde en is geconquesteert, en t'ondergebracht geweest, noch by uitheemsche, noch by inlandsche oorlogen; 't welk wy niet en weten, of van eenige andere Rijken, 't en ware van de Republike van Venetien, tegenwoordelik soude mogen werden gezeid. Dus verre gemelde Staten. zelfs tegen den Koning van Spanjen, die voor dezen voor Holland zeer formidabel was:Ten tweeden is kennelik, dat nooit machtiger naburen dezer Provintien zijn geweest, als de Koningen van Spanjen, en dat de zelve Graven van Holland en Zeeland wezende ofte geweest zijnde, en zich noch het recht tot die heerschappye aanmatigende, een ongeloof- {==193==} {>>pagina-aanduiding<<} lik groot voordeel hadden boven alle andere naburen, om deze zijne door oproer en verscheidentheid van Religie, allesins verdeelde landen en inwoonders, met de wapenen onder zijn jok te konnen brengen: en dat nochtans Holland en Zeeland alleen eenige zeer weinige belegeringen manhaftiglik uitstaande, de formidable macht des wijzen en zelfsregeerende Philips, zoodanig hebben gebroken, dat de andere Provintien daar na het hoofd ook hebben derren opsteken, en tegen hem opstaan: zulks niet de andere geunieerde Provintien Holland en Zeeland; maar ter contrarie, Holland en Zeeland alleen, de andere Provintien hebben vry gemaakt. En is zeer wel te considereren, dat d'andere Provintien nooit ietwes hebben gecontribueert,en die is niet alleen afgekeerd door Holland; maar andere geunieerde Provintien zijn door Holland middelerwijle gefortificeert, en vele steden geconquesteert geworden., om Holland uit eenige zijne eige ongemakken, tot den dage van heden, te redden; maar dat Holland alleen ter contrarie, genoegsaam alle de lasten der andere Provintien zulks heeft gedragen, dat de zelve zich nu niet alleen bevinden voorsien met wel gefortificeerde Steden, Magazijnen, Barakken, Ammonitie van oorlog, Vivres en Garnisoen-houdende Soldaten, of om beter te zeggen, uit Hollands beurse gedurige soldye trekkende inwoonders: maar dat {==194==} {>>pagina-aanduiding<<} meer is, genoegsaam alleen door Hollands geld en macht, zijn op den bodem van Braband, Vlaanderen, Kleef, Oost-Vriesland, Drente, en Rheederland, &c. geconquesteert verscheide seer aansienlike steden en forten, de welke, door het Hollands geld, onwinbaarlik gefortificeert en met noodige soldaten, vivres en amonitie van oorlog, &c. zijn versien geworden: waar tegen, indien iemand seggen mocht, dat Holland in de verdeelde lasten niet meer als 58 guld. 6 stuiv. 2 en een half pen. op hondert omgeslage guldens heeft gedragen, en dat by gevolge de andere geunieerde Provintien ook eenigsins die gemelde oorlogs-lasten hebben helpen dragen: men soude konnen antwoorden, dat warelik de jaarliksche petitien des Raads van Staten, voornamentlik ontrent de Leger-lasten, ten tijden des Princen van Oranjen Frederik Henrik, soo hoog plegen uitgeschreven te werden, dat de te doen leger-onkosten byna met het opbrengen van de helft konden werden voldaan; sulks gemelde Kapitain Generaal, Hollands consenten hebbende door-gedrongen, om de consenten der andere Provintien niet seer pleeg bekommert te zijn: immers heeft men veel-tijds gesien, dat sy in het heetste {==195==} {>>pagina-aanduiding<<} des oorlogs tegen Spanjen, als mede nu onlangs tegen Engeland, en noch naderhand in de Oostersche en Noordsche ongelegentheden, verscheide consenten hebben geweigert te dragen; en noch meer is het gebeurt, dat sy quansuis pro forma haar consenten gedragen hebbende, om Holland tot het consenteren in de lasten te brengen, daar na in gebreke zijn gebleven de geconsenteerde pendingen te tellen, sonder dat de selvige tot het opbrengen der geconsenteerde omslagen zijn gedwongen geworden; alsoo onsen Kapitain Generaal liever gesint was, door dat, en diergelike faveuren, de andere Provintien en hare Gedeputeerden ter Generaliteit, daar onder doenmaals verscheiden, met reden, genaamt wierden geassumeerde Cabinet-Heeren, aan de hand te houden, om door haar de Provintie van Holland gedurig te konnen overstemmen, en naar zijn pijpen te doen danssen. En hier uit zijn ontstaan die menigvuldige achterstallige gedrage consenten, tot suiveren der welke de voorschreve Provintien tot heden niet hebben konnen werden geinduceert; alhoewel, sonder het verval tot een nieuw Kapitain Generaal daar toe, en insonderheid mede tot verhoedinge van diergelike voor het toe- {==196==} {>>pagina-aanduiding<<} komende, noch wel middelen uitgedacht, en in 't werk gestelt zullen konnen werden. hoewel Holland middelertijd onder het juk der Kapitains Generaal heeft moeten buigen, en zuchten;Ten derden is zeer aanmerkens-waardig, dat Holland, gedurende alle gemelde sware voorvallen en efforten, door Graven en Stadhouders ofte Kapitains Generaals, is geregeert geworden, en dat de zelvige altijds haar eigen interest, ook tot nadeel dezes Lands hebben gezocht, zulks door en om gemelde Heeren die oneindlike inlandsche twisten, en landverdervende oorlogen en conquesten zijn opgewekt en ontstaan, de welke dienvolgende niet dan met een gedeelde macht dezer Provintie zijn te boven gekomen geweest. en meest alle de Provintien zich door Hollands geld hebben verrijkt.Ten vierden, is mede zeer aanmerkenswaardig, dat meest alle de Geunieerde Provintien gedurig op Holland hebben geaast, niet alleen door hare Gedeputeerden in eenig Collegie des Generaliteits en andere Officien en Beneficien, van de Generaliteit dependerende, in Politie, Institie en Finantie; maar voornamentlik door vele van haar Edelluiden en andere ingesetenen, die sy, door de gunste van den Kapitain Generaal, in de meeste, en profitabelste militaire ampten hebben weten in te dringen; en die sy ook daaromme, selfs naar den vrede, noch een {==197==} {>>pagina-aanduiding<<} tijd lang tegens de borst van Holland, tot hooge tractementen en soldye, hebben doen aanhouden, na dat zy alvorens, gedurende den oorlog, de zelve ampten oneindelik hadden weten te vermenigvuldige en profitabel te maken; ja dat schandelik is, met oneindelik vele pure Provintiale lasten, door de jaarliksche petitien des Raads van Staten, te brengen op de rekeninge des Generaliteits, om onder desen schijn Holland te konnen doen jaarliks betalen meer dan 58 in 't hondert van eenige millioenen guldens, daar Holland warelik niet eenen penning schuldig was. Zulks ik alle deze voorschreve consideratien eindigen zal, met te concluderen dat de Moedige en Groot-Mogende Hollandsche Leeuw voor desen machts genoeg heeft gehad, om alle zijn uitheemsche vyanden van zjn eigen, en aller zijne bond-genoten, de andere Geunieerde Provintien, rugge af te keeren. Maar (God betert) ik moet 'er by voegen, dat dit Sterke, Victorieuse, en Vry-gevochte Beest, tot den jare 1650 toe, niet voorzichtigheits ofte luks genoeg heeft gehad, om zich te konnen wachten voor de strikken zijner eige Ministers en Dienaars: want het is kennelik uit de Chroniken, hoe de Graven, voornementlik {==198==} {>>pagina-aanduiding<<} Zulks Holland zeer wel alle vyanden van buiten, maar niet zijner eige Ministeren juk van zijnen halse heeft gekeerd.uit den Huise van Bourgondien en Oostenrijk, den Hollandschen Leeuw hebben geboeid en gemuilband: en uit het voorgaande is klaar, hoe onse voorgaande Stadhouders, en Kapitains Generaals, onsen moedigen Leeuw ongefortificeert latende door de omleggende geconquesteerde Steden, en in garnisoen-leggende soldaten, als met soo vele Citadellen, insgelyks hebben konnen boeyen en muilbanden. Ia dat meer is, het is eenen ieder kennelik, hoe eenige Ministers van dese ongelukkige Leeuw daarenboven hebben getracht alle zijn' innerlike krachten te breken, met de Unie ter gemeene defentie zoodanig te practiseeren, dat sy waarlik strektede voor een gedurig uitteerende binnen-koortse; en met desen Leeuw so vele gelden op interesten te doen nemen, dat de zelve in zeer korte jaren niet anders als een zeer schadelike Kanker zouden hebben verteert alle zijn' levendige, en voor desen zoo wijdberoemde krachten. En aan de andere zijde is zeer considerabel het voordeel, dat ons de tijd sedert heeft gegeven. Namentlik: Maar nu is Holland beter van zee en rivieren omringd;Ten eersten, dat Holland nu genoegsaam in 't geheel van Zeen ofte seer machtige Rivieren is omringt; namentlik ten Oosten met de Noord-zee, ten Zuiden met vele Eylanden en machtige {==199==} {>>pagina-aanduiding<<} Rivieren, als de Maas, de Rijn en Yssel; ook ten deele Holland ten Westen omringende; en ten Noorden met de machtige gaten van Texel en 't Vlie, als mede met de Zuider-zee en de Vecht, Holland ook ten deele ten Westen omvangende: sulks Holland nu genoegzaam allesins ontoeganklik is, of soude wesen in tijde van oorloge, dan voor iemand die meester te water ware. Immers is kennelik, dat Holland gantsch geen gemeenschap in landpalen heeft, dan met eenige weinige geconquesteerde steden in Braband, en met een seer klein gedeelte van Gelderland, als ook, en voornamelik, met de Provintie van Uitrecht. Ten tweeden is klaar, dat Holland nuen voorsien met groote volkrijke steden: meer dan ooit is voorsien met vele groote wel-bevolkte steden en dorpen, wiens ingesetenen genoegsaam drijvende alle de koopmanschap des geheelen werelts, sich ongelooflik hebben verrijkt, terwijle aan de andere zijde Braband en Vlaanderen is armer en machtelooser geworden. En is klaar dat gemelde Negotie ter zee haar nootsaaklik aanbrengt een grooter scheeps macht, als ooit. Ten derden is kennelik, dat Hollandals mede met een vrye Regeering. zich nu bevird in een absolute vrye Regeering, en dat dien-volgende de zelve Provintie met onverdeelde krachten haar eigen in- {==200==} {>>pagina-aanduiding<<} terest zoeken, zonder zich voortaan, door eenig eige Minister te laten afschrikken en dwingen, of wel door eenige qualik-gepractiseerde Unie en misleide bondgenooten, voortaan te laten verstrikken, overstemmen en ringelen. terwijle de Bourgondise, Oostenrijkse en Spaanse Heeren in Spanjen blijven,Ten vierden is het considerabel, dat die voorheen op onzen rugge zittende formidable Bourgondische en Oostenrijksche macht, sich nu onbeweeglik vast heeft nedergeset in Spanjen, om van zoo verre af de aan ons grensende Nederlanden te bestieren, door afgezonde Gouverneurs en bygevoegde Kapitains Generaal, die met trage bepaalde ordre en gebonden handen, aan de allesins jaloerse Koningen ofte Raden van Spanjen, zoodanige diensten niet zouden konnen doen, dat de zelve door Holland ook zeer behoorden te werden gevreeft. en hare macht allesins vermindert is;Ten vijfden is kennelik, dat die voorheen oude alderformidabelste nabuur te lande, de Koning van Spanjen, niet alleen door den afval van Portugal &c. in zijn Rijken zeer is geswakt; maar dat de zelve door zijne menigvuldige verliezen van landen en steden, gelegen in Braband, Vlaanderen, Artois, &c. zo machteloos is gemaakt geworden, dat hy, om een vrede van ons te verkrijgen, in {==201==} {>>pagina-aanduiding<<} den jare 1648, goed heeft gevonden te renuncieren aan alle zijne pretentien, dien hy op eenige der Geunieerde Provintien, en in 't byzonder op Holland had, zulks wy nu in aller manieren van die kant gansch niet te vrezen hebben. Zulks alle Hollands voorlede nadeelen, en tegenwoordige voordeelen wel overwogen zijnde, my dunkt ik nu generalik veelzoude mogen besluiten,Zulks Holland zich veel beter nu; als oit voor dezen, kan beschermen. dat Holland zich nu veel beeter als oit tegen alle uitheemse vyanden kan beschermen. Maar veellicht zoude iemand hier tegen konnen objicieren, dat Holland nu meer als over de vijftigh jaren zijn eige desensie geabandonneert, en die goede maxime gansch omgekeert hebbende, alles zo heeft aangelegt, gelijk of wy niet dan door de andere Geunieerde Provintien konden worden behouden. En dat daar op is gevolgd, dat alle onze groote voordeelen van goede situatie, volk-rijkheid, en Godes onuitspreeklike zegen over de Hollandsche naarstig- en zuinigheid, nergens toe heeft gedient, als om de andere Provintien en geconquesteerde Steden onwinbaarlik te versterken; zulks zy onzer gansch niet meer van noden hebben dan om gedurig geld van ons te trekken; en dat wy aan d'ander zijde ons hebben ontbloot van alle defensive {==202==} {>>pagina-aanduiding<<} Tegen welke conclusie werd geobjicieerd dat Holland nu te lande meer als oit ongefortificeerd en weerloos, en de omleggende Provintien en Steden ter contrarie zeer sterk en gewapend zijn.en offensive middelen; ja dat meer is, op de groote Vergaderinge gehouden in 's Graven-Hage in den jare 1651, heeft Holland aan de Generaliteit en de andere Provintien toegestaan het recht van Patenten te geven; zulks men warelik zeggen mach dat deze Provintie zich genoegzaam heeft ontbloot van alle gezag over alle de soldaten die uit onze eige beurse betaald worden; nademaal wy over de zelve, buiten onze Provintie in garnisoen leggende, ons natuurlik recht van Patenten te geven niet hebben behouden; maar eenige Compagnien tot dienst van onze Provintie van nooden hebbende, zouden wy die eigener autoriteit niet mogen lichten, maar zouden wy die van haar moeten gelijk als af bidden. Daarenboven heeft men ons belast met zo veelvuldige en zware Imposten, dat onmogelik is de zelve langen tijd werden gedragen van een Land, bestaande niet op zijn eige grond, maar op de Visserye, Manufacturen en Negotie, terwijle men ons ook heeft belast met oneindelike inkankerende penningen op interest genomen: zulks men hier uit zoude konnen besluiten, dat Holland in der daad te lande voor geen zijner naaste geburen ofte bondgenoten formidabel is, {==203==} {>>pagina-aanduiding<<} en dat wy ter contrary alle onze naaste wel-gewapende en gefortificeerde nabuuren vrezen moeten. En die hier aan twijffeld, gelieve maar te considereren, dat verscheide Provintien, gedurende den Engelsen oorlog, rondelik hebben durven verklaren, gansch geen lasten te willen dragen tot eenigen oorlog ter zee, hoedanig die zoude mogen wezen; als mede gelieve de zelve te considereren, dat de Provintie van Holland tot op heeden gansch geen middelen heeft weten uit te vinden, om de nalatige Provintien te constringeren tot het opbrengen van hare meenigvuldige achterstallige gedrage consenten. En dat dienvolgende Holland, ten opzichte van alle zijne omleggende naaste geburen, te lande in alle manieren schijnt machteloser te wezen, als het oit is geweest. En voorwaar indien de Provintie vanVVaar door dit is ontstaan tegen alle regulen van goede Politie. Holland voor dezen niet ware gedrukt geweest van een Kapitain Generaal en Stadhouder, om 't gunt geobjicieert is, te lijden; zo zoud ik my niet genoeg konnen verwonderen over Hollands zo lange gecontinueerde ruineuse Politie: want het pleeg altijds in de wereld de maniere te zijn, dat de zwakken, om in tijden van nood, tegen hare vyanden geholpen te worden, den sterken in tijden van vrede ver- {==204==} {>>pagina-aanduiding<<} rijkten door contributien: en dat de sterken vele penningen en tribuit, 't zy in vredens, 't zy in oorlogs tijden getrokken hebbende, nochtans de zwakke Geallieerden niet helpen in hare nood, dan zo lang het met haar eigen, namentlik des sterken interest, over een quam: warelik il proprie interesse è una gran besliache commanda a tutti, wel dubbeld dwaas zoud iemand wezen, die water aan zijn buurmans huis brocht, terwijle zijn eigen in brand stond: en echter heeft men Holland meer als vijftigh jaren naar een weerloos gemaakt, om de naburen te sterken, en die voor ons formidabel te maken. Zulks indien wy tegen haar in oorlog quamen, wy zouden moeten vrezen, dat onze kleine ongeveste en allesins onvoorziene Frontier-Steden, en misschien ook de anderen, die hoewel zy door innerlike krachten machtiger zijn, zouden werden overrompelt, en in de handen onzer naburen vallen. Voorwaar wy zijn sterke Worstelaars geweest, die ons zelven niet alleen met vuisten, maar ook met onze eige degen konnende defenderen, ons hebben laten wijsmaken, dat ons lighaam veel beter zoude werden beschermd, indien wy onze wapenen overgaven aan buurluiden, die zich be- {==205==} {>>pagina-aanduiding<<} roemden veel beter te konnen worstelen en schermen als wy; daar zy nochtans kennelik zwakker van lighaam waren, als wy: in der voegen dat wy door gebrek van oeffening en van den degen, warelik allesins weerloos en zwak zijn geworden. Zulks indien men nu onzen zwakken Voorvechters onder den degen komt, zo zijn niet alleen zy, maar ook wy lijveloos, en daarenboven zijn onze naburige zwakke Voorvechters niet min boosaardig als alle andere menschen: en dienvolgende behoord men te verwachten, dat zy alle hare van ons geleende krachten en wapenen, ook zullen gebruiken tot onzen verderve, zoo wanneer zy het zelve met voordeel zullen konnen doen: zulks het hier uit blijken zoude, dat Holland nu weerlozer is als oit. Maar die de zake, ofte deze generaleDe Objectie werd beantwoord met te zeggen dat die oorzaak aller quade Politie nu ophoud. positien ten weder zijden, wel inziet, zal moeten bekennen, dat gelijk deze Hollandse zwakheid is veroorzaakt geweest door haar eigen Stadhouder en Kapitain Generaal; nu ook ter contrarie Holland door zijn vrye Regeringe zodanige bequaamheid bekomen heeft, om alle zijne noch overvloedige innerlike krachten te gebruiken privativelik tot zijn eigen conservatie; dat het {==206==} {>>pagina-aanduiding<<} veel lichteliker als oit voor dezen alle in- en uit-heems gewelt, hoedanig het zy, zal konnen af keeren. En op dat deze conclusie des te klaarder blijke, zal ik nu trachten van Holland in het volgende Capittel particulierlik, en ten respecte van alle zijne naburen in het byzonder, te bewijzen, niet by comparatie, maar absolutelik, dat het zich tegen alle in- en uitheems geweld zeer wel zoude konnen beschermen. Cap. XL. Dat Holland gedurende zijn' vrye Regeringe, door geen inheems gewelt zal konnen werden geruineert. VVijders werd gevraagt of Holland kan vergaan door Factien in deze Provintie ontstaande?AAngaande inheems gewelt, om Hollands Republykse Regeeringe te overweldigen, en het welvaren der Ingezetenen te ruineren, is kennelik, dat het zelve niet doenlik is, als door factie, scheuring, oproer en binnenlandsen oorlog der Hollandse Steden onder malkanderen: en dat de zelve door een gemeen wel- en qualik-varen zo wonderlik aan een zijn geschakeld, dat die binnenlandse oproeren en oorlogen {==207==} {>>pagina-aanduiding<<} niet imaginabel zijn te konnen werden veroorzaakt, dan door Ingezetenen zo uitstekende in macht, dat zy geweld zouden konnen gebruiken, om de wettige Regeerders des Lands te dwingen tot zodanige ruineuse resolutien en executien. En vermits nu, buiten den Heere Prince van Oranjen, gansch geene eminenteIndien een der zelve den Prince van Oranjen tot Hoofd aanneemt? Ingezetenen zijn, zouden dienvolgende de gedachten moeten loopen, of de zelve buiten alle bedieninge des Generaliteits en dezer Provintie blijvende, zodanige landverdervende scheuringen in Holland zoude konnen uitwerken: en voorwaar gelijk ik zeer wel zien kan, dat de zelve in eenige zodanige, ja de alderminste bedieninge komende, die oproeren en schadelike divisien ofte factien zoude konnen veroorzaken; zo kan ik ter contrarie gansch niet zien, hoe de zelve buiten alle des Generaliteits ofte dezer Provintie bedieninge blijvende, zo grote influentie in de Regeringe dezer Provintie zoude konnen krijgen, dat hy in de zelve binnenlandse oorlogen zoude konnen veroorzaken, om ten einde der zelven, deze Landen onder d'eene ofte de andere, 't zy oude, 't zy nieuwe titul te overheeren: want buiten alle Regeringe zijnde, zoude door oproerige Predikanten, {==208==} {>>pagina-aanduiding<<} VVerd geantwoord ja, maar andersins ook niet.het Graaw, zo hier en daar, door zijn beleit wel konnen werden opgemaakt tegen hare wettige Regeerders, maar het zelve zoude in zo veele plaatsen niet te gelijk en op eenen tijd gelukken, dat het een veranderinge in de Provinciale Regeringe zoude brengen, en die vrye Regeringe in zijn geheel blijvende, zo zoude die door oproer ingedronge niewe Regeerders wederom afgezet, en die oproerigen telkens kennelik werden gestraft: het welk ten grooten nadeele der goede reputatie des Heeren Prince van Oranjen zoude strekken. Veel min zal 't iemand anders konnen doen.En indien de Heer Prins van Oranjen niet zoude konnen hier zodanige considerable scheuring ofte oproer veroorzaken: zo meen ik dat het zelve noch veel min door eenig Collegie des Generaliteits zoude konnen geschieden: want lieve, zeg my, in welke Steden in Holland zouden de Ho. Mog. Heeren Staten Generaal of de Raad van Staten, ontbloot zijnde van een Hoofd, nu de vrye Regering konnen veranderen door geweld of oproer? voorwaar in niet een eenige Stad. En dienvolgende moet men het zelve van de andere mindere Collegien des Generaliteits noch veel min vrezen. {==209==} {>>pagina-aanduiding<<} Zulks eindelik noch zoude te considereerenOf vrye onderling twistende Steeden malkanderen zouden ruineren? staan, of niet Holland en deze vrye Regering, apparentlik zal geruineert werden door onderlinge twisten en oorlogen der Steden onder malkanderen? waar op ik considerere: Ten eersten, dat warelik alle Republiken,VVerd geantwoord dat Republiken met een Hoofd voorzien, dat altijd; geen uitgezondert, die ad vit am hebben gehadt Hoofden voorzien met eenige considerable macht, gedurige binnen-landse twisten ofte oorlogen onderworpen zijn geweest: en dat zy meest alle zijn vervallen tot een Monarchale regeringe: dus is het gegaan met alle de Italiaanse Republiken, behalven dat verscheide door die binnen-landse twisten en oproeren het geluk hebben gehad, tot een betere Republikse regeringe, bestaande zonder zodanig machtig gedurig twist-verwekkend Hoofd, te vervallen. Dus is het gegaan met alle Republiken in Duitsland, en met alle de Republiken in deze Nederlanden, onder hare Hertogen, Graven, Stadhouders, Bisschoppen of Kapitains Generaal: en dat is niet vreemt; want, divide & impera, de politike maxime der Hoofden, dat zy alle haar vernuft en macht moeten gebruiken om divisie en scheuringe in haar Land te maken, en in dat troubel-water als dan zo wel te visschen, dat zy {==210==} {>>pagina-aanduiding<<} over beide partyen komen te heerschen, is van ouds bekend geweest. Maar Republiken zonder eenig Hoofd, dat noit doen.Ten tweeden considereer ik, dat my niet voorkomt een eenig exempel van een Republik zonder Hoofd, die oit toe langdurige, schadelike, binnen-landse twisten is vervallen; maar dat wy dageliks wel behoorden op te merken, dat de vrye Rijkssteden ofte Republiken in Duitsland tegen malkanderen niet oorlogen: en voornementlik behoorden wy zeer wel te considereren, dat de Zwitserse Cantons onderling tot gemene defensie (gelijk wy door d'Unie van Uitrecht) verbonden zijnde, zeer zelden met malkanderen twisten; en dat zy tegen malkanderen in de wapenen gekamen zijnde, t'elkens in het korte door het tusschen-spreken der andere ongeinteresseerde Cantons zijn bevredigd geworden: en dat hare Republiken nu byna vier honderd jaren hebben gestaan: het welk aan geen oorzaken kan toegeschreven worden, dan dat de twistende partyen hare eige schade, die zy door het oorlog leden, ten wederzijden voelende, door geen Hoofden ofte Kapitains Generaal wierden genoodzaakt die ruineuse oorlogen te continueren: alzo gemelde Cantons zich altijds zorgvuldiglik hebben gewacht eenig het minste {==211==} {>>pagina-aanduiding<<} Opperhoofd ofte Kapitain Generaal te kiezen. Ten derden considereer ik, dat deVoorneementlik niet als zy gebowd zijn op zo vreedzame Interesten, als alle de Hollandse Steden. Hollandse Steden door onderlinge oorlogen oneindelik meer schaden ten wederzijden zouden komen te lijden, als de Switzerse Cantons ofte eenig' andere verre van een gelege Land-Steden: want alle de zelve, nauwliks een uitgezondert, van de koopmanschap dependeeren; en zoude door de minste Zeestad, op de machtigste de meeste beuiten werden gedaan. Gelijk ook kennelik is, dat de minste Stad zich in korten tijd lichtelik zo wel zoude konnen fortificeren, dat zy door de machtigste niet zoude konnen werden ingenomen: en vermits de Steden zo na by een leggen, zo zouden in oorlog terstond alle omleggende Landeryen verdorven, en alle wegen van ofte na de oorlogende Steden zo onveil zijn, dat alle commercie daadelik zouden ophouden, waarom beide partyen zich daadelik door de andere ongeinteresseerde Steden zouden laten bewegen, om de voordeliger vrede in plaatse van zodanige onvoordelige en ruineuse oorlog te kiezen. Ten lesten considereer ik, dat alle de Hollandse Steden werden geregeert door {==212==} {>>pagina-aanduiding<<} Die met hare kleine Vroedschappen niet zouden konnen moedwillige oorlogen voeren.weinige altijds-blijvende Raaden ofte Vroetschappen, en dat zo weinige persoonen niet zouden konnen zodanige violente schadelike oorlogen den buur-steden aandoen, en die moetwilliglik langen tijd voeden, zonder door hare eige Ingezetenen, die moetwillige schade niet konnende dragen, uit de Regeringe geschopt te werden. Immers meen ik zeker te wezen, dat men niet een eenig exempel zoude konnen bybrengen, daar weinige Aristocratike Regeerders van een Stad ofte Republik, die purelik op de koopmanschap bestond, oit langen offensiven oorlog hebben gevoert, dan met een te veroorzaken, dat zy door haar eige, hierom oproerig-werdende Onderdanen, uit de regeringe zijn gezet geworden.Zulks Holland zonder Hoofd zijnde, van binnen noit zal konnen werden verkracht. En dienvolgende zal ik niet alleen besluiten, dat Holland gedurende zijne vrye Regering gansch geen langdurige schadelike inlandse twisten, immers veel min als de Switserse en Duitse Republiken, zal onderworpen zijn; maar ik zal daar by voegen, dat men reden heeft zich te verwonderen, indien oit eenig verstandig mensch heeft geloofd, dat vrye Republiken behoorden te kiezen een Illuster machtig Hoofd ad vitam, om door het zelve hare onderlinge oprijzende twisten des te bequamer ter neder te {==213==} {>>pagina-aanduiding<<} leggen: nademaal uit het voorgaande klaarlik blijkt, datter geen bequamer en gewisser middel zy, om in vrye Republiken gedurige twisten te veroorzaken, en die te doen vervallen tot een Monarchale regeringe, dan even het maken van zodanig eminent Hoofd. Cap. XLI. Dat Holland, gedurende zijn vrye Regeringe, zeer wel alle uitheems geweld kan afkeeren. ZUllende nu trachten te bewijzen,VVat men presupponeren moet, op dat Holland alle geweld van buiten gemakkelik af keere. dat Holland door een vrye Regering zeer wel alle uitheems gewelt, hoedanig het zy, zoude konnen afweeren: zoo moet ik voor af zeggen, dat ik zal presupponeeren, 't gunt uit de vrye Regeringe evidentelik staat te volgen: namentlik, dat alle groote Hollandse Steden zullen trachten zich zelven te fortificeren, en met alle 't gunt ter defensie nodig is te voorzien; als mede dat de Staten van Holland met gemeene onkosten zullen sterken alle Avenuën, en Frontier-Steden dezer Provintie, die onmachtig zijn zich zelven in posture van defensie te stellen: want anderssins zoude men misschien konnen sustineren, dat Hol- {==214==} {>>pagina-aanduiding<<} land te lande niet zoude konnen afkeeren het geweld des Konings van Hispanien, en dat het door het geweld van eenige der Geunieerde Provintie genoegzaam schielik zoude konnen werden overrompeld: ja dat meer is, dat het door zijn eige geconquesteerde Steden zeer lichtelik zoude konnen werden geoutrageerd en geplonderd. En, om niet al te veel werks te vinden, zal ik in gevolge van die presuppositie Holland considereren, als mede alle de Naburen, zonder eenige de minste Unie, Verbond ofte Alliantien met hare naburen. Want gelijk andere Landen zouden konnen te zamen spannen, om Holland te beoorlogen, zo zoude Holland ook konnen alliantien maken, om anderen met gemeen accoord te bestrijden, het welk een oneindelike materie van speculatie zoude geven: en dienvolgende zal ik presupponeren, als Holland tegen eene Nabuur twisten ofte oorlogen zoude, dat alle de andere Naburen het zelve, zonder eenige beweginge, zouden aanzien. Dat Holland tegen Vrankrijk, Hispanien, Engeland en de mindere verre gelege Potentaten zeer wel kan bestaan, is bewezen sprekende van de alliantien.Om nu in 't particulier tot de zake te komen, zal ik zeggen, dat my onnodig dunkt hier te bewijzen dat Holland zeer wel zoude konnen subsisteren en uitharden tegen alle geweld van Vrank- {==215==} {>>pagina-aanduiding<<} rijk, Hispanien, Engeland, en de andere mindere verre gelegene Landen: alzo ik meen het zelve genoegzaam gedaan te hebben in de voorgaande Capittelen, handelende van Hollands Alliantien aan ofte niet aan te gaan met gemelde Potentaten. Zulks nu alleenlik zoude overig zijn te onderzoeken, of Holland ook machtig zoude wezen, zich zelven te conserveren tegens het geweld der Naburige Geunieerde Provintien en de geassocieerde ofte geconquesteerde Landen en Steden? waar op ik voor af in het generaal zeggenEn kan ook zeer wel bestaan tegen de nagelege Provintien en Steden. moet, dat Holland zo wel van Zeen en Rivieren omringt, zo een gebroken Land, zo volkrijk, zo vol van groote, na by een gelegene wel-gefortificeerde (dit werd gepresupponeert) onwinbare Steden, die ieder een heir zouden konnen uitleveren, te zijn; dat gants geen Potentaat ter wereld hier zoude met een heir inkomen, of wel met een groot heir ingekomen zijnde, is kennelik, dat de zelve door de gedurige onverwachte overvallingen der na by gelegene Steden, en het slaan zijner Convoyen ofte voeragie-haalders, in het korte zoude genoodzaakt wezen met zijn heir te vertrekken. En ten anderen, moet ik zeggen, dat alle gemelde Provintien oneindelik meer nuttigheids uit Holland, {==216==} {>>pagina-aanduiding<<} als Holland uit haar, trekken, die alle met den oorlog dadelik zouden ophouden.om dat die veel meer profijt in vrede, en schade in oorlog zouden voelen, als Holland: Namentlik, uit krachte van de Ume, gelijk die gepractiseert is geworden, trekken de Regeerders oneindelike voordeelen uit Holland, en door de Hollandsche koopmanschap en wonderlike volkrijkheit; als mede na gelegentheit, consumeeren gemelde Provintien hier alle hare manufacturen en over vloedige gewassen tot hoogen prijse, en trekken tot zeer lagen prijse uit Holland alle 't gunt haar ontbreekt; daar ter contrary Holland met een oorlog tegen dese of die Provintie gantsch niet gevoeligs in zijn' koopmanschap ofte vertier zoude komen te lijden. Zulks kennelik allen Provintien, immers zoo veel ofte meer als ons, nootsakelik is een goede vaste vrede, tot beiders welvaren, te onderhouden. En nochtans zoude koonen gebeuren dat eenige Provintie zich zoo verre liete verrukken, dat zy Holland den oorlog zoude aandoen. En dien-volgende moet ik mijn gedachten over de Provintien in het particulier laten gaan. daarenboven is Groeningen en Vriesland nu, door interest van Regering en situatie, gantsch van Holland afgescheiden;Namelik Groeningen en Vriesland aangaande, met de geconquesteerde plaatsen des Generaliteits, die zy onder haar particulier gewelt hebben weten te bekomen, {==217==} {>>pagina-aanduiding<<} is kennelik, dat zy onser gantsch niet van nooden hebben, en dat zy zich tegen alle uitheems gewelt zeer wel zouden konnen beschermen. Zulks vermist zy een Illuster Hoofd hebben, dat haar in tijden en wijlen wel zoude konnen doen schadelike resolutien nemen, men die wederzijds schadelike oorlogen wel allermeest van die kant zoude moeren vreesen, indien 't niet God den Heere gelieft had ons te scheiden door de Zuider-zee, en de Provintien van Uitrecht, Gelderland, en Over-Yssel. Zulks wy warelik van die zijde geen quaat hebben te verwachten; te meer, dewijl wy door onse groote scheeps-macht dadelik alle Groeningsche en Vriesche commercie ter zee zouden beletten. Over-Yssel aangaande is kennelik, daten Over-Yssel zonder Hooft zijnde, zal noch willen noch konnen Holland beoorlogen. het door Gelderland van Holland afgescheiden is, en met ons geen gemeenschap heeft dan door de Zuider-zee, daarenboven is hare macht zoo klein, en haar land van achteren zoo open dat, de Over-Ysselaars ons niet zouden konnen beoorlogen, dan ter zee, met zich zelven in een kennelik perijkel te stellen, van dadelik te werden geruineert in alle hare commercie: zulks wy, gedurende hare vrye Regeeringe, dat nooit moeten verwachten, en door een twist-verwek- {==218==} {>>pagina-aanduiding<<} kend Hooft daar toe geperst werdende, zoude het een groot wonder zijn indien die twist lang duurde. Immers is klaar, dat zy Holland zeer weinig zouden konnen beschadigen, als Holland tegens haar zijn krachten gebruiken zoude willen. Gelderland zoude konnen;Gelderland aangaande is kennelik, dat het met Holland veel meer gemeenschaps heeft als eenige der voor-gemelde Provintien; want het paalt vast aan Holland omtrent Asperen en Gorcum, en werd de Bommelerwaard niet dan met de Maase van 't land van Heusden en Altena afgescheiden: wijders paalt het aan de Zuider-zee, en heeft genoegsaam in zijn geweld de machtige Revieren Yssel, Rijn, Waal, en Mase: zulks de Gelderschen schijnen de Hollandsche koopmanschap door de Zuider-zee te konnen bekomen; en door de gemelde Rivieren alle commercie naar boven te konnen beletten: daarenboven zijn de Gelderschen van ouds voor seer goede krijgsluiden, voornementlik te paarde, vermaart geweest; en dien-volgende schijnen sy een groote bequaamheit te hebben, om uit het rijke Holland groote beuiten, door schielike invallen, te halen. Maar aan d'andere zijde is ook klaar, {==219==} {>>pagina-aanduiding<<} dat Holland alle Zee-gaten der gemeldemaar niet dan met schade: Rivieren in zijn geweld hebbende, Gelderland meer zoude incommodeeren konnen, in alle zijn commercie, daar Holland zijn fijne waaren met karren boven Gelderlands palen naar de Mase en den Rijn zoude konnen brengen, om aldaar insgelijks de fijne bovenlandsche waaren te ontfangen. En vermits Harderwijk en der Elburg zonder havens zijn, zoude hare roovery zeer licht, door de Hollandsche groote scheeps-macht, belet konnen werden. Aangaande hare invallen te lande, is kennelik, dat sy niet wel doenelik zouden wesen, om dat Holland zoo zeer bevolkt, en met wateringen doorkorven is. Waar tegen niet strijd, dat de Gelderschen in den jare 1528 derfden's Graven-hage plonderen, en dien beuit vervoeren konden; want toen beoorlogde de Graaf van Holland Uitrecht en Gelderland, als willende die conquesteeren (gelijk hy die Landen noch eindelik bequam,) sulks de Gelderschen moeten werden geconsidereert, alsdoen niet dan van den Stichtschen bodem een inval in Holland gedaan te hebben, ten tijde als Holland weinig bevolkt zijnde, door de onlangs Hoeksche en Kabbeljaausche factien eenigsins machteloos, immers {==220==} {>>pagina-aanduiding<<} allesins wereloos, geworden was: door dien Keiser Karel alle den Hollandschen Adel en Krijgs-macht in zijne Italiaansche en andere buitenlandsche oorlogen gebruikte. En is ter contrarie waarachtig, dat geheel Gelderland buiten Zutphen, en het Rijk van Nimmegen, voor Holland gantsch open legt; zulks men door Loevestein de geheele Bommelerwaard zoude konnen plonderen; ja dat meer is, zijn dijken doorsteken; en even dus zoude het wesen met de Tielerwaard en Betuwe: en het quartier van de Veluwe zoude altijds een inval en plonderaadje van onze scheeps-macht moeten verwachten:zulks dat niet gebeuren zal, gedurende een vrye Regeering. zulks dit oorlog Gelderland nadeeliger als Holland zijnde, in 't korte met een wederzijds heilsame vrede zoude worden geeindigt. Zoo lange sy in vyheid zijn, en vermit de respective Geldersche steden, insonderheit Nimmegen, de voornaamste stad der Provintie, de soetigheit van eige regeeringe nu gevoelen, en de swaarte van het voorgaande juk des Heeren Stadhouders ofte Kapitains Generaal heeft geproeft, is niet gelovelik dat men aldaar lichtvaardiglik een dwingend Hooft zal kiezen. Het Sticht Uitrecht aangaande, is kennelik, dat het een gantsch open en in {==221==} {>>pagina-aanduiding<<} Holland ingewikkelt land is, bestaandeDe Provintie van Uitrecht is gantsch wereloos, purelik op den landbouw, en dat het aan de Lek en Zuider-zee palende, schijnt eenigsins Hollands commercie te konnen bekommeren, en de platte landen voor een groot deel te konnen verderven. Maar die daar tegen considereert de groote Hollandsche scheepsmacht, zoude lichtelik begrijpen, dat de Lek en de Zuider-zee voor 't Sticht zoude konnen ten onbruik gemaakt werden: en dat Holland allesins door wateren gebroken zijnde, niet alleen veel meer hare ope landeryen zoude konnen plonderen; maar ook, om dat zy zoo diep in Holland inspringen, de selve absolutelik konnen eigenen, en dien-volgende ontblooten van hare beste landeryen. Daarenboven is zeer considerabel, dat alle de Stichtsche steden gantsch wereloos zijn, zonder eenige apparentie van ooit te zullen werden geforticeert: want Amersfoort, Rheenen, Wijk, en Montfoort, zijn alleen niet machtig die onkosten te dragen, en de stad Uitrecht zal zijn finantien niet willen besteden, om Steden te fortificeerenen zal het altijds blijven; die daar na van Uitrecht min dependeeren; ja misschien, die wereloose stad Uitrecht des te meer in alles verongelijken zouden. Want zeer wel dient {==222==} {>>pagina-aanduiding<<} men te weten, dat die langwerpige vierkante landstad Uitrecht, van alle groote rivieren en zee ontbloot zijnde, altijts zeer kostelik om te fortificeeren en te bewaren zal wesen: en even of dit niet genoeg was, om die machtige Stad in den toom te houden; zoo hebben hare Bisschoppen van ouds toegelaten, even buiten de poorten huizen te bouwen; en daar uit zijn ontstaan, op alle hare considerable advenuen, die vier zeer groote voorsteden, door welke alle hare fortificatie te schande wert gemaakt. En hoewel een ieder zeer lichtelik kan zien, dat dit de ordinare konst is der Hoofden eener Republike, om een sterke stad teswakken; zulks het nooit Holland beoorlogen zal.zoo is nochtans daar na, als men 't geluk heeft van een volkome vrye regeering, geen raad om het zelve te beteren. En dien-volgende zal ik besluiten, dat het Sticht gantsch wereloos zijnde, tegen Holland nooit in oorlog behoorde te komen. En vermits Hollands interest ook is altijts vrede te soeken; dat alle rijsende vonken van oorlog haast zouden werden gesmoort, gedurende een vrye Regeeringe. en vermits de machtige Stad Uitrecht, gedurende de laatste oorloge tegen den Koning van Spanjen, meer al eenige Stad in Nederland, heeft gevoelt de menig- {==223==} {>>pagina-aanduiding<<} vuldige usurpatien der Kapitains Generaal ofte Stadhouders op hare wettige regeeringe: zoo is gantsch geen apparentie, dat zy lichtelik zal resolveeren hare vrye regeeringe, door het kiesen van zoodanig Hoofd, te ontzenuwen. Zeeland aangaande is kennelik, datIndien die twee Vasalle steden van een Premier Noble in Zeeland dependent blijven, zoo is Holland niet alleen door situatie, maar ook door interest van Regeering, by na gantsch van Zeeland afgescheiden. het bestaat in zeer vruchtbare, volkrijke, door machtige zee-stroomen van alle hare gebuuren afgescheide Eilanden, en dat het daarenboven verscheide steden en sterkten, leggende op den bodem des Generaliteits in Vlaanderen en Braband, in zijn gewelt heeft weten te bekomen: zulks het zich zelven schijnt tegen alle zijne gebuuren, met zijn eige krachten, zeer wel te zullen konnen beschermen: en dat daarenboven de twee goede zeehavens in Walcheren, Vlissingen, en Veere, zeer wel leggen om de Hollandsche negotie naar de West, met hare zee-rooveryen, te incommodeeren. Maar hier tegen is ook waarachtig, dat Middelburg en Vlissingen veel koopmanschap ter zee drijven, en dat die van Zierikzee en Veere zich vele met de visscherye ter zee geneeren: alle het welk dor de groote Hollandsche macht ter zee terstont zoude werden geruïneert, het welk by haar van veel meer gewicht zoude wesen, als by ons hare kapery: daaren- {==224==} {>>pagina-aanduiding<<} boven heeft Holland, door Bommené, een vaste voet op Schouwen, waar door dat geheel Eiland zoude konnen in zijn kostelike landbouw verdorven werden. Goes zoude immers geen voordeel uit dien oorlog konnen trekken, en zoude de Hollandsche scheeps-macht niet konnen afkeeren, als die genegen was haar land te plonderen, ofte haren oogft te branden: en, ter contrarie, schijnen de Zeeuwsche eilanden geen genoegsame scheeps-macht te hebben om in Holland te derven landen, en het zelve te plonderen. Zulks ik meen dat, gedurende hare vrye regeeringe, een ieder haast roepen zoude, Nulla salus Bello, Vrede is best ten wederzijden. Maar lichtelik zal iemand zeggen, dat de Heer Prins van Oranjen door de steden Vlissingen en Veere, en misschien ook in het toekomende, door premier Noble te zijn, of om beter te zeggen, door een nieuw gefingeerde Qualiteit, alleen in plaatse van alle den Adel, eerst te stemmen op alle Vergaderingen van Staten, en in alle Collegien der Provintiale Regeeringe, bezit de eerste en de twee laatste stemmen: zulks hy drie onder zeven advisen uitmakende, moet werden geconsidereert, genoegsaam die geheele Provintie te zullen bestieren; en dat dien- {==225==} {>>pagina-aanduiding<<} volgende, niet zoo zeer in consideratie komt, het wel- en qualik-varen der gemelde Provintie, 't zy in vrede, 't zy in oorloge, als wel het interest van zoodanigHoewel ten argsten gaande, Holland het Zeeusche gewelt zeer wel zoude konnen afkeeren: machtig Heer zoo groote influentie in de Zeeuwsche Regeeringe hebbende, dat hy machtig zoude wesen zeer schadelike resolutien en saken uit te voeren. waar op ik niets kan antwoorden, dan dat des niet te min uit het voorgaande blijkt, dat Holland het Zeeuwsche geweld zee wel zoude konnen afkeeren. Wegens de geconquesteerde Landenen de geconquesteerde Steden zouden Holland noch min konnen beoorlogen: in Vlaanderen, en omtrent den Rijn en Mase, is kennelik, dat zy van Holland zoo zeer gescheiden, en onderling ook zoo zeer verdeelt zijn, dat zy Holland gantsch niet zouden konnen beschadigen. En wat belangt onse frontieren tegen Braband, is kennelik, dat zy zoo wel zijn gefortificeert, dat zy door de Steden des Generaliteits niet zouden konnen werden ingenomen, en daarenboven zijn wy door de Mase, Biesbos, en de zee-gaten zoo wel van Braband gescheiden, dat wy van die kant nooit ietwes moeten vreesen, schoon genomen die Steden rebelleerden, ja afvielen tot den Koning van Spanjen. Zulks Holland alleen, tegen alle zijn {==226==} {>>pagina-aanduiding<<} zulks Holland tegen alle bestaan kan.naburen, in het particulier geconsidereert wesende, gewisselik en zeer wel zoude konnen bestaan. Cap. XLII. Dat Holland gantsch ongefortificeerde Steden blijvende behouden, en alleenlik met Uitrecht vereenigt zijnde, zich zeer wel tegen alle Potentaten dezes werelds zoude konnen beschermen. Tegen het allerquaadste geval dat ooit zoude konnen gebeuren, zoude Holland, met Uitrecht gevoegd zijnde, zeer lichtelik konnen voorzien.MAar ik zal nu een geval nemen, het ergste dat zoude konnen gebeuren, namentlik, dat de Regeerders der groote Hollandsche steden zullen hebben versuimt, ieder hare eigen Stad in posture van defentie te stellen, en dat de Staten d'andere mindere Hollandsche Steden ofte Advenuen niet zullen hebben gefortificeert. Als mede zal ik presupponeeren, dat de Regeerders der Provintien Gelderland, Zeeland, Vriesland, Over-Yssel en Groeningen, zoo onvoorzichtig en boosaardig zullen wezen, dat zy zullen kiezen een, en de zelve Stadhouder en Kapitain Generaal hunner Republiken, en dat de Gedeputeerden ter Generaliteit zullen aanspan- {==227==} {>>pagina-aanduiding<<} nen met dat eminent Hooft, om het zelve te maken Heer der gemelde Republiken, en dat desselfs blinde ambitie alzoo groot zal wezen, als die van Lodowyk Sforza: zulks hy met eenige conquesteerende Sweedsche krijgs-macht, ofte eenige andere zich voegende, zoude trachten Holland schielik in zijnen boezem te brengen een machtig vyandig Heer, om dus Holland te dwingen, en onder zich te verdeelen: en des niet te min zoude ik trachten te bewijzen, dat Holland eenige voor zorge doende, zeer wel tegen alle dat geweld zoude konnen bestaan. Maar ik zal, om kortheids wille, alleenelikMaar werd om kortheids wille verzwegen hoe. zeggen, dat de twee Provintien, namentlik Holland en Uitrecht, in weinig tijds, en met weinige kosten, in zoodanigen sterkte en posture van defentie tegen alle geweld zouden konnen werden gebracht, dat het, menscheliker wyze gesproken, onmogelik zoude zijn, die door eenige macht van buiten te overweldigen; en zoude die positie konnen werden gesterkt met het gevoelen van den Heer Prins Willem de oude, die ik voor dezen of gelezen, of verstaan hebbe, altijd van dat oordeel geweest te zijn, en ook daar op met de ervarenste Ingenieurs van die eeuwe eenige projecten gemaakt {==228==} {>>pagina-aanduiding<<} te hebben: hoewel ik anderssins het zelven zeer particulierelik zoude konnen aanwijzen, als mede dat het zelve wel driemalen minder zoude kosten, als eene belegeringe van 's Hertogenbossche, en dat het zeer weinig om te onderhouden ofte te bewaken zoude vereischen. En Uitrecht is onafscheidelik gekoppeld aan Hollands interest, en door situatie en door Regeeringe.Eindelik zal misschien iemand zeggen, dat hier werd gepresupponeert, dat het Sticht, ofte ten minsten de Stadt Uitrecht, zich altijd met Holland zoude voegen, en dat nochtans zoude konnen gebeuren, dat die Stad met onze vyanden zoude aanspannen om Holland te ruïneeren. Waar op ik beken, Si caelum rueret multae caperentur alaudae, dat alle die dingen wel mogelik zijn; maar dat het een groot mirakul zoude wezen, indien alle de zelve quamen te gebeuren; immers is niet waarschijnlik, dat de stad Uitrecht, een vrye Regeeringe genietende, ooit Holland beoorlogen zal: want de interesten dezer twee Provintien oneindelik door onderlinge gemeene schade en baat aan een zijn gekoppeld; en daarenboven heeft die machtige stad zich van ouds zoo qualik met een-hoofdige regeeringe bevonden, dat zy altijds goed Hoeks is geweest, en meer als eenige andere, na een vrye regeeringe heeft getracht, niet konnende ofte niet wil- {==229==} {>>pagina-aanduiding<<} lende haren nek buigen onder het juk der Bisschoppen, Heeren, ofte Stadhouders; gelijk kennelik is, dat de inwoonders daar door alleen de naam van Meuitemakers hebben verkregen: want die met Geestelike of Wereldlike groote Heeren gemeene kerssen eet, moet lijden dat zy de grootste kiezen, en hem met de steenen schieten; of indien hy zich daar tegen steld, werd hy als een ketter geexcommuniceert, en als een meuitemaker gestraft: en eindelik is het Sticht in zichzulks eindelik besloten werd, dat Holland veel beter als andere Staten of Potentaten, op zich zelven zal konnen bestaan met een vrye Regeeringe. zelven zoo weereloos, dat voor het zelve, na alle menschelike schijn, geen gewenster zaak, als zoodanige fortificatie, zoude konnen voor-vallen. En vermits in geen Staat dezes werelds zodanige zekerheid is, dat niet eenige onzekerheid zoude overblijven, zoo dunkt my, dat ik alrede met zoo vele redenen heb bewezen, dat Holland op zich zelven, tegen alle zijn' naburen, zoude konnen bestaan, dat men het zelve nauweliks van eenigen Staat ter wereld met meerder zekerheid zoude konnen bewijzen. En indien hier noch eenige twijffeling mochte overig wezen, zoo zal ik trachten de zelve in het volgende Capittel wech te nemen. {==230==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XLIII. Dat ieder groote Hollandsche Stad, wel gefortificeert wezende, zich zeer wel tegen alle geweld van buiten zoude konnen beschermen. Volgens de gemeene maxime der Politiken, zoude ieder groote Hollandsche Stad op zich zelven konnen bestaan,NAmentlik, ik zal trachten te bewijzen, dat ieder groote Hollandsche Stad, niet min als alle andere Republiken, uit een Stad bestaande, tegen alle Potentaten dezer wereld, zoude konnen bestaan. Waar toe ten eersten in consideratie komt, dat by den Politiken is een regul, dat alle groote Steden, die een belegering van een geheel saisoen konnen afwachten en uitharden, onwinbaar moeten geacht werden, om dat zy den beleggers, als alles wel zoude gelukken, de kosten der belegeringe geensins zouden konnen vergelden, en dat men die zelfde macht en onkosten met veel meer nuttigheid en gewisser vrucht kan doen tegen Steden, die zoo machtig noch zoo wel niet het welk met goede redenen bewezen werd waarachtig te zijn.gesterkt zijn. Boven dien werd daar toe zeer groote krijgsmacht en finantien vereischt, die zeer zelden by Monarchen werden gevonden, alzoo de Hofhouding en de Finan- {==231==} {>>pagina-aanduiding<<} ciers alle inkomen 's Lands consumeeren: en zeer zelden vind men zoo dwaze Republiken, ('t en zy met een dwingend Hoofd voorzien) die zoo schadelike conquesten willen doen: want een ongeloovelike groote krijgsmacht van nooden is, om zoodanige groote Stad te besluiten; en terwijle men de zelve aan d'eene zijde met groote macht bevecht, kan zy aan de ander zijde zoo vreeslike uitvallen doen, dat geen wachten in de aproches ofte redouten daar tegen konnen houden: zulks geheele legers daar door konnen werden vernietigt. En eindelik als alles zoude ten besten gaan, is waarachtig, dat met geweld over wallen te klimmen, veroorzaakt zeer groote disordre onder de overwinners: zulks zy in groote Steden met die groote krijgsmacht, die men ten dien einde in de plaatsen d'armes, ofte omtrent de bressen als troepen de reserve houd, zeer lichtelik konnen werden te rugge gedreven. Zulks het daar gemeenlik op uithongeren aan komt; en vermits de beleggers zwarelik groote Steden omgraven, en noch min die wijde circumvallatien tegen een groote volkrijke Stad beschermen, en haar leger voeden konnen, zoo langen tijd als tot uithongeren van nooden is; zoo ziet men meest alle die hardnekkige {==232==} {>>pagina-aanduiding<<} beleggers smelten, en die moedige Heiren vernietigen: ja dat meer is, de naburen werden gemeenelik zeer jaloers, Hodie tibi, oras mihi, over zoo considerabelen gevreesden aanwas des Conquereurs: zulks by verloop van tijde, zeer lichtelik eenige hulp komt van daar men die minst had gewacht, volgens het spreekwoord: Interea fiet aliquid, chi ha tempo ha vita, Tijd gewonnen veel gewonnen. En voorwaar Vitae alterius Dominus quisquis contemtor suae, C. Tac. het leven aller menschen steund op deze Politike maxime, dat niemand zich zelven zal willen verderven om een ander te ruineren: zulks het contrarie van dien in de groote Hollandse Steden niet behoorde te werden geloofd en gepractiseerd, om zich gedurig wereloos te maken en te houden. Als ook met de ervarentheid en veele exempelen,Welke Politike Regul, dat alle groote Steden die een belegeringe van een geheel saizoen konnen uithouden, moeten werden geconsidereert op haar zelven in der eeuwigheid te konnen bestaan, allesins door de ervarenheid werd bevestigd: nademaal noch heeden oneindelik veele Republiken uit niet meer als eene Stad bestaande, eenige honderd jaren tegen alle hare vyanden hebben konnen subsisteeren, hoewel onder de zelve zeer veele maar tellement {==233==} {>>pagina-aanduiding<<} quellement sus en zo gefortificeerd, en andere sterkere van zeer geringe grootheid zijn. Ia dat meer is, onder de zelve zijn verscheide noch groote, noch gefortificeerde Steden, die nochtans door hare eige Regering, en andere omstandigheeden ofte menschelike toevallen, zeer lange bestaan hebben. Voorwaar dus sterk werd men, als men zijn eige meester derfd wezen; en de Inwoonders beginnen te kennen de krachten eens volks, dat voor zijn vryheid vechten wil, als mede de zwak- en veranderlikheden der Monarchale oorlogen, waar door de Republiken de groote Monarchale Heirleegers te schande maken, of wel de groote revolutien, die de Monarchen door hare veldslagen onder malkanderen geduriglik veroorzaken, al stille zittende aanzien. Dusder vrye Duitse Rijks-steden; hebben noch onlangs, gedurende die groote verwoestingen van Landen en Steden der zeer machtige Cheur- en Rijks- Vorsten, genoegzaam alle de vrye Rijks-steden, als Francfort, Straasburg, Ulm, Norenberg, Breslauw, Lubek, Hamburg, Breemen, Colen, &c. zich zeer wel geconserveerd tegen den Keizer, Hispanien, Vrankrijk, Zweeden, &c. behalven dat onnozele Straalzond, 't welk warelik onwinbaar zijnde, terrore Panico, uit vreze der victorieuze Keizerlike wape- {==234==} {>>pagina-aanduiding<<} nen, quansuis protegeerend Zweeds guarnizoen in nam, maar warelik van den rook in het vier sprong. Dus hebben zich zeer wel eenige honderd jaren naar een geconserveerd tegen Oostenrijk, Hispanien, Vrankrijk, Savojen en en der Zwitzerse Cantons:Bourgondien alle die geringe Zwitserse Republiken en Steden, namentlik Zurig, Bern, Bazel, Schaffhuizen, Friburg, Lucern, Solothurn, S. Gal, &c. ja ook dat anderssins zwakke Geneven. als ook met de Italiaanse Republiken;Dus subsisteerde zeer wel door zijn goede fortificatien tegen den Paus, Genua; tegen den Hertog van Toscanen, en den Koning van Hispanien als Hartog van Milanen, dat kleine Lucca, 't welk niet boven de 24000 menschen in heeft. en met dat kleine Ragousa.Dus subsisteerde zeer wel, tegen den Grooten Turk, Oostenrijk en Venetien, dat kleine Ragousa, niet boven de 2000 treden in het ommegaan groot zijnde. En het en is niet vremt, dat men dusdanige ongelooflike vruchten eener vrye Regeringe ziet; want meester te mogen zijn van zijn eigen zelf, en in gevolge van dien te mogen voeden, kleden, wapenen en beschermen zijn eigen lighaam, dat men altijd ongeveinsdelik liefd, en na zijn uiterste vermogen, bezorgende beshermt, {==235==} {>>pagina-aanduiding<<} is waarlik een oneindelik voordeel boven de slavernye, al waar een Heer een andermans leven, gezondheid, securiteit, bezorgt ofte verwareloost na zijn eigen welgevallen. En indien dit waarachtig is, gelijkEn veel beter als alle de voorgemelde, zouden de Hollandse Steden konnen subsisteeren; het klaarlik blijkt, zo dunkt my dat men niet alleen alle onze groote Hollandse Steden, die aan Zee-havens, ofte groote Rivieren gelegen zijn, voor gants onwinbaar behoorde te achten, indien zy zich eenmaal in postuur van defentie stellen, en hun Inwoonders doen geloven konnen, dat haar eigen krachten genoegzaam zijn, om alle uitheems geweld af te keeren. Maar my dunkt by gevolge ook zeer klaar te wezen, dat alle onze groote Land-Steden, als Haarlem, Delft, Leyden, Alkmaar, &c. zich tegen alle geweld van buiten zeer wel zouden konnen beschermen, met een vrye Regeringe, indien zy niet verzuimen zich zelven in een goed postuur van defensie te stellen. Namentlik, alle die Steden leggen inom dat zy zeer groote naturelike voordeelen hebben. een climaat zo kout, dat het onmogelik is aldaar een winter-leeger te houden: ook leggen zy niet meer dan een mijl ofte ander-half van zee, in lage vlakke Landen, die men des winters meest alle kan laten onderloopen, zulks de zelve Steden zeer lichtelik zouden konnen {==236==} {>>pagina-aanduiding<<} werden gefortificeert; en menschen die de fortificatien zouden konnen beschermen, zijn hier in overvloed, namentlik zeer veele Ingezetenen en omleggende boeren. Dit zijn de Naturalia, naturelike vordeelen, die met geen zorge ofte geld te bekomen zijn; maar alle de rest hangt van de goede voorzorge der Regeerders, die mijns bedunkens ontrent de volgende zaken gedurende hare vrye Regeringe behoorden bezig te zijn, zonder eenigen tijd te verzuimen; want chi a tempo non aspetti tempo, die tijd heeft en tijd laat glyen, zal zijn leven niet bedyen. Indien haar hier na een Stadthouder ofte Kapitain Generaal wierd opgedrongen, zoo zouden zy misschien, indien dat zy wilden bezorgen, daar over zijn ongunst te vrezen hebben. Zulks de Regeerders moeten bezorgen de Voor-steden te beletten.Voor eerst is kennelik, dat Voor-Steden in vredens tijden alle voordeelen des Stads genietende, en geen lasten dragende, moeten werden vergeleeken by uitwassen die veel voedsel na zich trekken, den menschen zeer bezwarelik en nergens toe nut zijn, als mede ter contrarie dat de zelve in oorlogs-tijden nietwes tot defentie contribuerende, maar de Steeden daar door gemeenlik ingenomen werdende, moeten werden {==237==} {>>pagina-aanduiding<<} vergeleken by kankers, die men niet dan met perikul zijns levens, groote moeiten en smerten, kan met den zwaarde afsnyen, ofte met den viere verbranden, tot welke extremiteiten men gemenelik niet wil komen dan als het te laat is: zulks men te recht zeggen mag, dat het een noit genoeg geprese maxime is, daar de Regeerders alle buitegebouwen, onder wat deksel het ook zy, beletten. En dienvolgende behoorde de tweedeMaar altijds ledige plaatsen binnen de Steden te houden. zorge der Regeerders te wezen, hare Stad tijdelik en naar aanwas van Inwoonders ofte neeringe te vergroten, en geduerig veele ledige plaatsen ofte erven binnen hare wallen te hebben, tot alle publike gebruiken en onverwachte voorvallen, 't zy in vrede, 't zy in oorloge; als mede om in tijde van aanstaande belegeringe te konnen bergen de omleggen de Boeren, met haar vee, voeder, gewassen en brand, die, in gevalle van beleegeringe, tot het graven (regen, wind, koude en hitte gewoon zijnde) zeer considerabele diensten konnen doen; en alle het omleggende Land van alles ontbloten zouden voor den vyand, die anderssins ter contrarie door dit alles gesterkt zijnde, ons langer op den halze zoude blijven leggen, en misschien uithonge- {==238==} {>>pagina-aanduiding<<} ren konnen. En daarenboven zoude door die maxime de huis-huur altijds laag blijven, tot een onuitspreeklik voordeel der gemelde Steden in vrede, als wanneer alle neeringen zeer onkostelik zouden konnen werden gedaan, en alle Ingezetenen zeer gezonde, gemakkelike en vermakelike huizen zouden konnen bewonen. En de Steden wel te fortificeren.De derde zorge der Regeerders behoorde te wezen, hare Steden met goede wallen en flankeringen te omringen, die met groote poorten, bequame Corps des Gardes in de zelve, als mede omtrent ydere poort met een bequame place d'armes te verzien, en in het midden des Stads omtrent het Stadhuis, waar van alle vigueur en kracht over het gansche lichaam des Stads moet werden gespreit, een Generaal of groot Corps des Gardes en place d'armes, om aldaar eenige duizend mannen in ordre te houden, en te konnen doen marcheren, daar het dienstig zoude mogen wezen. Als mede met noodwendige middelen ter defentie en offentie te voorzien.De vierde zorge der Regeerders behoorde te wezen, om wapenhuizen te bouwen, en die met der tijd te voorzien, met alle zo defensive als offensive wapenen. Want misschien zijn in ydere groote Stad wel honderd en vijftig stuk- {==239==} {>>pagina-aanduiding<<} ken geschuts met wapenen voor tienduizend mannen dienstig. Schoppen, houweelen, wagens, sparren en delen zijn in zo een gevalle ook nodig: als mede publike gebouwen tot vivres, koren en turf. Dit alles eenmaal gemaakt zijnde, zoude met zeer kleine onkosten konnen werden onderhouden: maar vivres zijn verderflike waren, kooren werd met groote onkosten bewaard, van turf zoude men zich genoegzaam altijd uit het omleggend Land in het korte tegen een aanstaande nood konnen voorzien: zulks in tijde van vrede schijnt genoeg te wezen de schuuren te hebben, die men den Ingezetenen tot zeer geringe huure latende, veeltijds uit eige inzichten met koren zoude zien vervuld, nademaal de Hollandse koopmanschap en geringe interesten gevoegd by de vrye solder-huren, misschien zouden veroorzaken, dat veele Rentiers by lage markten van granen, hare penningen, met hope van winst by volgende opslag, daar aan zouden besteden. De vijfde zorge der Regeerders behoordeMitsgaders de rijke Ingezetenen gedurig in de wapenen te oeffenen. te wezen, hare rijke Ingezetenen wel in de wapenen te oeffenen; want die heeft men in tijde van nood altijds gereed: en zouden de rijke Inwoonders zonder soldie getrouwelik dienen, {==240==} {>>pagina-aanduiding<<} om een wettige Regeringe nevens hare dierbare vryheid, en alle andere particuliere goederen, stantvastelik tegen alle in- en uitheems geweld te beschermen: de arme Ingezetenen zoude men by oorlogs-tijden in geringe soldie nemen, en die dus de genegentheid als mede de kracht om oproer te maken benemen konnen, als men haar geen dan vertrouwde rijke Borgers tot Officieren gaf. Eindelik eenige doch weinige penningen in voorraad te vergaderen.De zeste en laatste zorge der Regeerders behoorde te wezen om eenige doch weinige penningen in voorraad te houden. En vermits gewisselik eenige indachtig zijnde des gemenen gevoelens, pecunia est nervus belli, by 't geld is de kracht des oorlogs, zeer verwonderd zullen wezen, dat ik deze zorge stelle voor de laatste, en dat ik daarenboven recommandeere, niet dan weinige penningen in voorraad te houden: zo vind ik my verplicht te zeggen, namentlik de maxime by 't geld is de kracht des oorlogs, is noit waarachtig, dan daar alreede alle defensive en offensive middelen zijn: want een ieder weet, dat het wapenlooze goud niet kan werden beschermt als met dat van zich afbijtend yzer: en dat groote weereloze Finantien, alle vyanden van buiten, en op- {==241==} {>>pagina-aanduiding<<} roermakers van binnen tot plonderinge aanlokken. Immers heeft die maxime zelden eenige plaats, dan om heirlegers te velde in belegeringen, ofte in voordeelige posten hare vyanden te konnen uitharden, en daar als die wijken te slaan. Maar in Steden heeft die maxime gansch geen plaats, ten zy men zich alrede voorzien heeft van 't gunt waarom men geld verzamelde. En vermits in Regeringen van zoo weinig menschen, I denari sono mosche; Facile haerent manibus tractantium, het geld zo dikwils gemeten en gestreken werd, en zoo veel aan de maat en strijkstok hangd, als 't den Regeerders geliefd; zo moeten de goede Regenten boven al, zorge dragen dat de penningen dadelik werden besteed aan 't gene men nodig heeft tot een eeuwig welvaren, gemak en cieraat des Stads; eer zy door de vingeren druipende in de blauwe zak geraken: En als men dit alles verkregen heeft, dan is eerst de tijd geboren om schatten te vergaderen: want in tegenloopende tijden en onverwachte voorvallen, is geld, alle 't gunt men vergeten heeft, ofte in gerustige tijden ondienstig heeft geacht te wezen. Maar op groote schatten behoorden deze Steden noit te denken, alzo dat altijds {==242==} {>>pagina-aanduiding<<} zoude veroorzaken, die zware imposten en schattingen, die de Regeerders van een Koop-stad, bestaande in een klein getal, zo hatelik zouden maaken, dat zy door zodanige lasten wanneer die buiten nood werden opgelegt, perikul zouden loopen uit de regeeringe geschopt te werden: want als zy op haar eige defentie steunden, zouden zy met zo kleine imposten konnen bestaan, als alle andere Republiken; en zeer wel dienden zy te weten dat vele Republiken tegen zeer machtige naburen, zonder eenige imposten; eenige met zeer weinige; doch geen ter wereld oit met zo groote, als nu in de Hollandse Steden geheven werden, hebben bestaan. Zulks het een mirakel uit den hemel zal wezen, indien dat lange kan duuren, in Steden die niet van haren vasten bodem ofte situatie konnen, maar van die losse koopmanschap, en 't onzeker vertier der Manufacturen, moeten leven en subsisteeren. Om goede Alliantien hoeft men niet bekommerd te zijn.Eindelik zoude men by alle het voorgaande konnen voegen, dat de Regeerders behoorden te zorgen, om goede Alliantien te maken met eenige naburige Steden, dien meest aan haar behoud gelegen is; maar als de zaken dus leggen, pleeg men ook zonder voor- {==243==} {>>pagina-aanduiding<<} gaande Alliantien geholpen te worden; en als het anders gelegen is, zoo verkrijgd men voor alle zijn' zorge en onkosten, niet dan woorden, schrift en zegel, dat allesins krachteloos is, en gebogen werd, naar dat het de machtigste, of die buiten nood is geliefd te drajen. Immers hebben alle groote HollandseVVant de jalouzie veroorzaakt die van zelfs. Land-steden door hare nabyheid eenige gemeenschap met de Noord-zee, en dienvolgende zouden zy in den uitersten nood ook eenige hulp uit dien hoek verwachten konnen, en als zy 't eenigsins wel mesnageerden, zoude altijds de eene ofte de andere Hollandse Stad aan een Zee-haven gelegen, haar toegedaan zijn, om het verzenden der waren, die zy uitleveren, tot zich te trekken. Maar in allen gevalle, is den Regeerders geraden, zich zo wel te voorzien als of zy van niemand ter wereld zouden werden geholpen, het welk uit het voorgaande blijkt, wel doenlikZulks eindelik besloten werd, dat yder groote Hollandse Stad zeer wel op zich zelven bestaan kan. te wezen. En dienvolgende dunkt my door het boven gededuceerde overvloediglik te hebben bewezen, dat iedere groote Hollandse Stad niet min als alle andere Republiken uit eene Stad bestaande, zich zeer wel tegen alle Potentaten dezes werelds zoude konnen beschermen. {==244==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XLIV. Hollands Interest geconsidereert ten respecte van alle zijne Naburen in het generaal. Holland moet zich in posture van defentie stellen;DIenvolgende zal ik in 't korte van Holland, ten respecte van alle zijne Naburen in het generaal, zeggen, dat kennelik de Frontieren behoorden te werden gefortificeerd en voorzien met alles dat tegen een overval van buiten noodig is. En boven al, behoorden alle die machtige Steden zich in posture te stellen om een beleg van een jaar te konnen uitstaan: dan zoude men de zelve genoegzaam onwinbaar mogen achten, immers ten minsten sterker als zo veele Republiken, van enkele Steden binnen 's Lands en in heuvel- ofte bergachtige situatien, en dienvolgende niet zo wel sterk te maken, gelegen zijnde. Als by exempel alle de vrye Rijks-steden, de Zwitserse Cantons, Geneve, Ragouza, Lucca, ja zelfs die overheerde Steden Parma, Mantua, Modena, die door hun eigen Princen eenigsins krachteloos moeten zijn; want het een mes houd het ander in de schede; en in dezen zin is waarachtig, dat twe quade {==245==} {>>pagina-aanduiding<<} honden malkanderen niet bijten, maar dat de goede tandeloze altijd van de quade honden gebeten werden. Ten tweeden, is kennelik, dat onzeZijn navale macht sterken; wereloze vissers en koopvaarders gedurig tegen alle onze naburen ter zee moeten werden bewaard door een zeer groot getal oorlog-schepen; want indien dit wel waargenomen werd, zullen niet alleen de zee-rovers de zee moeten ruimen, maar zullen ook alle andere Staten en Rijken zich veel meer onthouden van eenige particuliere bezwarenissen den Hollandse koopluiden en schippers op te leggen: om de schade van haar eigen navigatie en commercie voor te komen, de welke haar, door onze oorlog-schepen aangedaan zoude konnen werden. Ten derden, en moeten wy nooit omGeen oorlogen, zelfs niet tot afschaffing van Tollen, voeren; eenige generale tollen eenigen oorlog aanneemen, want die remedien voor Holland altijds erger zullen zijn als het quaad. Maar schijnd het zelve veel bequameliker te konnen werden gebetert met die genen die in die tollen werden verlicht, alhier zoo veel te bezwaren als onze koopluiden en schippers aldaar buyten 's Lands bezwaard werden. In allen gevalle bevind men doorgaans dat die excessive tollen zich van zelfs redressee- {==246==} {>>pagina-aanduiding<<} ren, ofte dat de negotie in die bezwaarde waren even zo wel gaat als van te voren; want indien door die tollen de koopmanschap in die waren werd belet, zo voeld de geen die de tollen heeft verzwaard, terstond zo groote schade, dat hy van zelfs genoodzaakt werd die tollen te verlichten. Hier van heeft men oneindelik veele exempelen; want de historien zijn vervuld met oorlogen die men te vergeefs heeft gevoerd over verhoogde tollen, die de eige opstelders daar na van zelfs hebben moeten afstellen. de Staten van Europen niet ballanceren;Ten vierden, is noch een veel grooter dwaasheid dat de Hollandse koopluiden, of Staat op koopmanschap gefondeerd, uit vreze van een ongemakkeliker oorlog, hier na zich willen moejen met en waarom.de Staten van Europen te balanceeren. Want indien wy, volgens het interest van onzen Staat, aan en tegen een yder zeggen, Da pacem Domine in diebus nostris, Heer geef ons vrede in onze dagen, Besser ist fried mit beswerligteit / denn trieg mit eitel gerechtigteit / zo zullen die in nood zijn, lichtelik van een anderen Staat geholpen werden; en ten quaadsten gaande, zouden wy met stilzitten onze finantien en sterkte te lande en ter zee zodanig versterken en verbeteren, dat niemand {==247==} {>>pagina-aanduiding<<} ons lichtvaardiglik, maar wel andere zwakkere, naburen zoude aantasten. Daar wy nu ter contrarie onze finantien gewisselik ruineeren, en ons allesins zwakker maken, niet wetende of wy die ongemakken, die wy ons moedwillig op den halze halen, altijds zullen te boven komen. En zwakker door onze eige baldadigheid geworden zijnde, zo konnen wy, na die bovengeworstelde ongemakken, des te lichteliker door onze zwakheid tot andere vervallen en overweldigd werden. Voorwaar alle goede Medicyns, una salus sanis nullam potare salutem, ontraden altijds, uit vreze van toekomende ziekten, ten tijden van gezondheid, medicynen te gebruiken; zeer dikwils haalt men daar door alleen ziekten en de dood op zijnen halze, die men anderssins met temporiseeren, chi ha tempo ha vita, zoude hebben ontgaan. En in allen gevalle verzwakken de medicynen het lichaam, en het gedurig gebruik der zelver verkort gewisselik des menschen leven. Want indien Holland wel op zijn defentie staat, zal het van geen potentaat ter wereld konnen overweldigd werden; maar met over alle te lopen blusschen een brand uit vreze dat hy tot ons over sla, teeren wy ons lighaam allengs gewisselik uit; en dat is de eenige weg, door de wel- {==248==} {>>pagina-aanduiding<<} ke wy van zelfs geruineert werden konnen. Dat Hollands Interest, sedert de zwakheid des Koningrijks van Hispanien, gansch veranderd is.In het korte, Holland is zo machtig, dat het van niemand als van Engeland, zich zelven willende verderven, kan werden geruineerd. Zulks men wel te recht mach zeggen, dat Holland, uit vreze van oorloge, een oorlog aanvangende, altijds uit vreze van den rook in 't vier zal springen; zonder dat deze dwaasheid eenigsins kan werden geexcuseerd, door de goede maxime die men hier in 't begin der troublen heeft gehadt, Pace dubia bellum potius, Het oorlog is beter als een onzeekere vrede. Want vermits wy doen oorlogden tegen onzen eigen Prince van den Lande, was 't zeker, dat alle vrede hoedanig die ook zoude zijn geweest, de Staten dezer Nederlandse Provintien zeekerlik zoude hebben ontwapend en machteloos gemaakt. Waar tegen de Koning van Hispanien, Prince dezer Landen blijvende, en ten minsten in alle zijne andere Landen mogende aanhouden eenige krijgs-macht, zich t'allen tijden boven alle beloften, eed en zegel zoude hebben konnen maken absolut Heer dezer Landen, en straffen naar zijn welbehagen, alle die hem te voren het hoofd boden; maar dewijl, Gode zy lof, de Sta- {==249==} {>>pagina-aanduiding<<} ten van Holland, ook in tijde van vrede, nu alleen alle de macht van 't Land behouden, en de zelve, beter als in oorlog, zonder bekroon van iemand, konnen stieren naar haar wel-gevallen; zoo is ter contrarie in alle manieren nu waarachtig voor Holland, Bellum pace dubia pejus & malorum omnium pessimum, Het oorlog is veel argerOf een onzekere vrede arger is als een oorlog. als een onzekere vrede; en onder alle schadelike dingen is voor Holland geen schadeliker als het oorlog: want oorlog het schadelikste zijnde, dat komen kan, is een onzekere vrede quaad, om dat 'er een oorlog uit gevreest werd. Maar iemand zoude misschien wijder vragen, dewijl de vrede voor Holland zoo noodzakelik is, of men uit een groote begeerte tot een zekere vrede niet behoorde een ander het oorlog aan te doen? Waar op ik antwoord, indien men considereert de gedurige veranderingen dezes werelds, voornementlik in Europen, en dat wy door de commercie gedurig met allen volkeren te handelen en te schiften hebbende, voor een zeer vaste en generale maxime behoorden te hebben, dat een verzekerdeIn de wereld is geen zekere vrede. vrede voor Holland is Ens rationis, chimaera, een droom, een versiersel, en dat die daar mede speelen, zijn Sirenen, Meerminnen, die met haren zoeten {==250==} {>>pagina-aanduiding<<} zang, van een lieflike vaste vrede, de onnosele Hollanders zullen doen schipbreuk lijden: zoo is 't en blijft waarachtig, dat naast de vryheid der Regeerders en Ingezetenen binnen 's Lants, noodzakeliker is buiten 's lands, als vrede met alle menchen; en dat wy in vredens tijden zeer wel behoorden te zorgen om goede fortificatien op de frontieren onzer Provintie, en op zee altijds een goed aantal oorlog-schepen te houden, en binnen onzen boezem onze finantien te verbeteren: als ook, zoo haast des doenlik, eenige de meest-drukkende imposten ofte convoy-gelden af te schaffen. Ons verzekerd houdende, dat buiten deze middelen, om zoo zekere vrede te bekomen, en 's Lands welvaren zoo gewisselik te behouden, als de gevallen en boosheid dezes werelds toelaten, alle andere middelen voor Holland ruïneus zullen werden bevonden; en dat wy ter contrarie op die steunende, altijds behoorden te wachten tot dat een ander ons den oorlog eigentlik directelik en dadelik aandeed, vermits de zelve alsdan door onze goede gedurige preparatie en defensie, zeer haast zoude leeren, dat van ons veel meer voordeels in vrede en goede commercie, als in oorlog en verstooringe der {==251==} {>>pagina-aanduiding<<} negotie te halen is; waar op dadelik zoude volgen Beati pacifici, zalig zijn de vredemakers. Cap. XLV. Twee objectien tegen deze conclusien werden beantwoord. MAar om dat deze conclusie vanDat het ongeraden is, niet dan op zijn defencie te staan, wert beantwoord, Hollands welvaren, schijnt te strijden tegen de bekende regels der Politiken, guerre defensive, guerre consumtive, dat een verweerend, een verteerend oorlog is: als mede dat geen Regeerders konnen subsisteeren, dan met een leeuwen-huid bekleed, en aan de zelve een vossen-vel genaait zijnde; zoo moet ik over die twee maximen ook mijn' gedachten laten gaan. Voorwaar, indien men van onderdanen zeggen mach; Con arte e con inganno, si vïve mezzo l'anno. Con inganno e con arte, si vive l'atra parte. Door konst en door bedrog men leeft zes maanden; maar, door loos-bedrog en konst men leeft het heele jaar. Zoo schijnt ook het volgend rijmtjen op de Regeerders te passen: Con forza e con inganno, si vive mezzo l'anno Con forza e con arte, si vive l'altra parte. {==252==} {>>pagina-aanduiding<<} Daar de leeuw en kracht heeft ramp, Zet de vos en konst een klamp. Is waarachtig by Monarchen, niet by Republiken.Maar die de zaak dieper inziet, zal bevinden dat men deze maximen met zeer groot onderscheit gebruiken moet; Namentlik daar Monarchen zijn, en geen fortificatien werden begeert, is warelik Guerre defensive guerre consumptive, Een verweerend, een verteerend oorlog. Maar in Republiken die van de koopmanschap leven, en zich wel hebben gefortificeert, is alle oorlog schadelik, en guerre offensive, altijds guerre consumptive; zulks voor die Landen een zekere defensie de eenige konst is, om te konnen bestaan in deze booze wereld, daar de vrede-lievende niet altijds vrede konnen hebben. Warelik Princen VVerd door een vergelijkenisse verklaart, hoe Monarchen, en hoe Republiken, zich in dezen deele dragen.en Monarchen werden zeer wel vergeleken by Leeuwen, koningen der dieren, levende niet van gras, uit haren eigen bodem onnoselik geplukt; maar van het vlees hunner vyanden en hunner eigen onderdanen, conquesten op de naburen, berooving, schatting en scheering hunner eigen ingesetenen; zulks zy daarenboven tot zich alleen alle de voordeelen des Lands trekkende, veeltijds in krachten zouden te kort schieten, indien zy niet hare vyanden en eige onderdanen, door het vossen vel, wisten te verstrikken, en anderer geleide lagen te ontgaan. Den Republiken daarente- {==253==} {>>pagina-aanduiding<<} gen, van onnozel voedzel levende, naturelik een krachtigen aanhang veler ingezetenen hebbende, en allesins wijseliker en zafter als de Monarchen regeerende, zijn die maximen gantsch ondienstig. En boven al zouden zy ruïneus zijn voor Republiken, bestaande op koopmanschap; want die gedurig met en ten voordeele van het menschelike geslacht, muizen zonder mauwen, ofte vergaan moeten. En dien-volgende konnen zy niet beters doen, dan naar te volgen het prijs-waardig exempel der katten. Namentlik, eenDe gefortificeerde Republiken, op koopmanschap bestaande, werden aardiglik vergeleken by een kat. kat converseerd nooit met vremde dieren die van zijn aard niet zijn; maar blift ten huize, ofte geneert zich met andere katten: moeit zich met niemand, als zijn eigen, te beschermen, zeggende in zich zelfs: koeld niet dat u niet brand, en 't zijn verraders die my gedurig toeroepen, Tum tua res agitur, paries cum proximus ardet, Het gaat u aan, als gy ziet-staan, al in den brand, uw's naasten wand. Om my zoo doende in de mat te lokken, en dan in den brand te laten steken; ja zelfs onderentusschen mijn goed te helpen plonderen. Voorwaar een kat past vlijtig op om zijn kost te zoeken, en draagt groote zorg om zijn eige jongen te bewaren: bast noch smaald nooit tegen iemand die hem tergt ofte lastert. Want wat dier is schuwer en meer vervaard als een gedreigde kat? zulks hy {==254==} {>>pagina-aanduiding<<} aangeranst en vervolgt zijnde, terstond vlucht na eenig gat ofte naturelike sterkte, alwaar hy zich stille houd tot dat die noot overgâ; of indien hy aldaar benepen werdende, den strijd niet ontgaan kan, zoo beschermt hy zijn leven met tand en klaauwen feller als een leeuw, en beter als eenig ander dier, alle zijne gespaarde krachten gebruikende, zonder in het minste te verzuimen ofte in zijn uitterste te bezwijken: zulks door deze roemwaardige konsten, de katten over al veel meer rust genieten, langer leven, als mede aangenamer en in veel grooter getal zijn als de verslindende dieren, en bedriegende vossen, die zeer dikwils door hare groote krachten sneuvelen, ofte in hare strikken, die zy voor een ander gespannen hebben, gevangen werden. en inzonderheid Holland, is geen leeuw, maar een kat, hoe moedig hy ook tegen Spanjen zich gede fendeert hebbe.Voorwaar, een kat gelijkt wel uitterlik een leeuw, maar is en zal blijven een kat; en zoo zijn wy van naturen koopluiden, die in geen krijgs-knechten veranderd konnen werden: maar om dat de Hollandsche kat een groot rond hooft, vierige oogen, wreeden baard, scherpe tanden, felle klaauwen, een langen staart, en veel hairs door de wereloze koopluiden gekregen heeft; zoo hebben eenige bondgenoten en eenige Regeerders, voordeel uit den oorlog beoogende, alle gemelde qualiteiten en de treffelike defensie, die hy, benepen zijnde, tegen den Spaanschen leeuw gedaan heeft, gebruikt, als zoo vele redenen om {==255==} {>>pagina-aanduiding<<} te bewijzen dat hy een leeuw geworden was; en zy hebben hem, tegen alle klare waarheid, dat zelve zoodanig doen gelooven, dat zy hem vijftig jaren na een, op andere beesten gehitst, en daar tegen doen vechten hebben; maar de beklagelike ervarentheid en vermindering van alle innerlike krachten, behoorden Holland nu die schellen van de oogen te lichten, en wel dubbeld over te doen zien, dat dit geen Leonina, maarHoewel Holland, door de opgeleide lasten, schijnd een Ezel geworden te zijn. warelik een Asinina Societas voor hem is. Namentlik, dat hy zoo doende geen Leeuw, maar een last-dragende Ezel is geworden; aangezien de conquesten, door zijn bloedigen arbeid verkregen, hem niet voeden; maar warelik den rugge inrijden, en alleenelik dienen om weeldig te doen leven de schalke bondgenoten, en eenige weinige quistige Regeerders, die Holland gedurig tot den oorlog hebben aangeraden. En hoewel Holland sedert tien jaren zeer wel schijnt te hebben begrepen, de schadelikheid van die Leeuwen-huid, zo schijnt men daar niet te hebben gezien, de bedriegende schadelikheid van het Vossenvel, welk nochtans byna even ruïneus zal werden bevonden. Want Holland heeft zeer onvoorzichtig het vossen-vel in Polen en Denemarken gebruikt, dewijl onder allen oorlog eigen schadelikst is; {==256==} {>>pagina-aanduiding<<} en zulks kennelik best ware, de geheele wereld te laten hollen, en zich met niemand als zijn eigen, te bemoejen: en om dat my dunkt dat zoo klare waarheden, i proverbi e favole non sono de farsene beffe, door spreek-woorden en fabulen, die een diepen indruk geven, allerbest werden gevat; zoo zal ik dit tractaatjen met volgende fabulen besluiten. Cap. XLVI. De genome conclusien worden met fabulen en spreek-woorden verklaard. Eerste fabul. VVelk alles met eenige fabulen werd verklaart.DE Leeuw, koning der dieren, vele zijner onderdanen klachten over den jager hebbende gehoord, en vreezende met langer deze groote ongerechtigheden te verdragen, zijn koninglike reputatie by zijn' onderdanen te zullen verliezen, ging zelfs om te bevechtenDe leeuw en de jager. den jager, die eerst door zijn schichten, daar na door zijn zwijnspriet, en eindelik door zijn zwaard den aankomenden leeuw zulks quetstede, dat hy zich genoodsaakt vond te ontvluch- {==257==} {>>pagina-aanduiding<<} ten; en de leeuw door deze quetsuren vele krachten, en door deze vlucht noch meer reputatie verlooren hebbende, berstede uit in deze klachten: Tot mijn leetwezen bevind ik de waarheid van dit spreek-woord: Die alle het quaad met quaad wil wreken, Samsons kracht zal hem ontbreken. Maar die kan lijden en verdragen, vind zijn' vyanden aan zijn' voeten verslagen. Wat behoefde ik juist dit krom hout te willen rechten? Voorwaar beter zoude het geweest zijn voor my, indien ik deze ongerechtigheid aan den tijd had overgegeven, onderentusschen zoude misschien een tyger, een wolf, ofte een beer met gelijke onvoorzichtigheid gezocht hebben den zelven jager, en in den strijd sterk en gelukkig genoeg geweest zijn om den zelven te dooden. De tweede fabul. ZEker sterk wijs man ontmoetendeEen voorzichtige en een dwaze. een sterken gek, die voorgenomen had alle hem voorkomende menschen een stuiver af te dwingen, gaf dat geld zonder slag ofte stoot; zulks vele zijn bekende, jonge luiden, hem daar over bestrafteden, met deze woorden: Immers heeft God u alzoo vele krachten {==258==} {>>pagina-aanduiding<<} en meer wijsheids gegeven als aan dezen booswicht, zulks gy waarschijnelik den strijd gewonnen, en de eere ingelegt zoud hebben den aardbodem van dezen dwingland te zuiveren, daar ter contrarie bonis nocet quisquis pepercerit malis, & malum qoud quis impedire potuit, nee impediit, fecisse videtur; Veterem ferendo injuriam invitas novam; De honden u noch bepissen zullen indien gy dien weg ingaat. Maar de wijze man antwoordede: kinderen, die de vrede koopt doet best. En ik weet daarenboven, dat het tegen een sterk gek quaad vechten is; maar gy kend de waardye van uw eigen rust, welvaren en leven niet; en noch veel min den loop des werelds. Want, al ware ik geen oud koopman, maar een voorzichtig soldaat, zoo zoude ik u zeggen, dat die niet een stuiver wil besteden om de vrede te behouden, heeft warelik het zwaard altijds uit der scheede, en die gedurig vechten wil, al is het met tien voordeelen tegen een perikel, moet gewisselik meer als tien stuivers aan inkoop van wapenen te koste hangen. En vermits daar men hout altijds aan wederzijden spaanderen vallen, zoo moet hy na gelede smart, noch zeer groot loon aan zijn eigen Chirurgijns en Doctoren betalen, als alles ten besten is ge- {==259==} {>>pagina-aanduiding<<} lukt. Want de kruik gaat zoo lange te water tot dat zy eenmaal breekt; Die met het zwaard slaat, door het zwaard vergaat; en de sterkste vechters vinden ook eindelik haren meester: want der beste fechter wird geschmissen / die fl {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} gste f {== afbeelding ==} {>>afbeelding<<} chss sich fangen liessen: De stoutste Herculessen werden allereerst verslagen. Ten anderen, dat ik alle het kromhout, dat my in deze wereld zonder einde ontmoeten zoude, niet behoore te rechten, zullen de jaren u ook leeren; want ik verzekere u, dat het dezen sterken gek zal gaan, als wel eer den dommen vorsch, die eenDe vorsch en de kreeft. wijzen kreeft in het water vindende zwemmen, hem dreigde te dooden indien hy hem daar na in het water vond; de goedaardige kreeft, in zich zelven gedacht hebbende foenum habet in cornu, de menschen ontwijken wel een dollen stier, die zy met een roer zouden konnen dooden, ik zal dezen ook wijken, gaf den vorsche goede woorden, en zwom, volgens zijn gewoonte, dadelik achterwaarts hem plaats makende. Maar gelijk dom maakt driest en laatdunkende, zoo vermoedede de vorsch daar uit sterker als den kreeft te zijn, en sprong den zelven op het lijf, die zich toen kloekelik verweerde, en den vorsch geswind dood neep. Of wel, vermits de wereld {==260==} {>>pagina-aanduiding<<} vol gekken is, zoo voorzeg ik u liever, dat deze door eenige goede successen al te baldadigen gek, zeer haast een anderen gek zal vinden, die hem ter nederleggen en de wereld van hem verlossen zal. Immers is het veel beter, dat niet een wijs man, maar een nar, zijn leven tegen dezen gek in de waagschale stelle. Welke voorzegging kort daar aan van de ervarentheid bevestigt wierd. Want de zelve gek, daar na noch eenige andere menschen aangeranst hebbende, vond eindelik zoo onverstandig, korzel en machtig hooft, dat liever willende vechten als den stuiver geven, hem ter neder velde en het leven benam. Zulks deze wijze man, ter gedachtenisse, eenige loffelike spreek-woorden op zijn graf dede uithouwen; waar onder deze waren: Stultorum est infinitus numerus: & per guarrir un pazzo ce ne vuol' uno e mezzo. Der narren getal heeft geen einde; en om een te genezen is anderhalf noodig; want zonder slagen kan 't niet geschieden. Et hoc scio pro certo quod si cum stercore certo, vinco seu vincor semper ego maculor. Die tegen een zot vechtenderhand verliest ofte wind, behaald gewisselik schade en schande. Als mede ter contrarie deze navolgende, Superanda omnis fortuna ferendo est. Victrix patientia rerum. Bisogna {==261==} {>>pagina-aanduiding<<} ch'il savie porti il matto in ispalla. Alle uitdrukkende het getal der dwazen in deze wereld zoo groot te zijn, dat een wijs man de zelve liever op zijn' schouderen draagen, als tegen de zelve vechten, en haar onderling tegen malkanderen laten worstelen moet, indien hy in deze onverstandige en booze wereld, zijn ziele eenigsins in ruste bezitten wil. Derde fabul. EEn Vos, meenende niet te konnenEen vos, wolf, en beer. bestaan, indien de wolven en beeren onderling in vrede leefden, hitste de zelve tegen malkanderen op: en daar na noch meer vreezende dat de wolf, die hem meest afgonstig was, den strijd komende te winnen, zich alsdan zonder vyand vindende, hem zoude dooden; vond goed den beer met voedsel, voor zijn eigen gespart, heimelik te sterken, en by den strijd te gaan, onder den dekmantel van middelaar te zijn, warelik om zich ook met het bloed der gequetsten in den strijd, te voeden; en in het oplekken desselven wierd hy door de smaak zoo vervoerd, dat hy liever, als zich van het bloed te onthouden, zoo veel van zijn ander naturelik voedsel aan den beer liet genieten, dat hy niet bemerkte zelfs machtelozer geworden {==262==} {>>pagina-aanduiding<<} te zijn; maar deze twee oorlogende dieren, dit quaad voornemen des middelaars, en zijn machteloosheid gemerkt hebbende, vertraden, d'een met voordacht, d'ander door oorlogs-gevallen, dezen loozen bloedgierigen vos; die daarenboven van alle de wereld wierd bespot. Want genomen de wolf en beer warelik door zijn konsten zoo machteloos waren geworden, dat zy hem niet zouden hebben konnen beschadigen; zoo was klaar dat noch vele andere verslindende dieren, als leeuwen, tygers, &c. en gryp-vogels, zoo machtig waren, dat een ieder der zelve hem evenwel gewisselik zoude hebben konnen verslinden; nademaal hy zijne sterkte verlooren hebbende, zich niet meer als voor heen in eenige voorvallende nood, metter vlucht in zijn hol zoude hebben konnen begeven, en zich daar uit defenderen. Dus straft God en de nature alle die hare sterkte misbruiken, en vangt de snooden in hare eige loosheid. Voorwaar il n'y a plus grande finesse que d'estre homme de bien; gelijk de verkeerde eige liefde van alle quade, zoo is de voorzichtige en wel-gegronde eige liefde, de eenige oorzaak van alle goede en deugdelike actien; dien-volgende, doet wel en ziet niet om, is voor Holland de grootste politike {==263==} {>>pagina-aanduiding<<} wijsheid. En de kostelikste zegen die God de Heer aan eenig Land doen kan, is, het Interest des zelven zo evidentelik te koppelen aan de vrede en het welvaren des ganschen menscheliken geslagts, volgens die goude regul, Qui sibi vere amicus est, hunc omnibus scito amicum, Die zijn eigen te recht bemind, is vriend van al de wereld. Vierde Fabul. ZEeker laatdunkende Vos schimpenderDe Vos en de Kat. wijze de eenvoudige Kat gevraagd hebbende, hoe hy door de gevallen van deze boze wereld zich wist te redden. En de Kat antwoordende volgens het goude spreek-woord, Houd handen rein, acht u zelfs klein, zijt niet te gemein, maar garen by God en u allein; ja op dat ik niet en strijde, laster, haat en nijd ik lijde: (want ik stoot my daar niet aan als men spottende van my zegt, daar is geen dier zo schouw als een gedreigde kat.) en als my dit uit nood niet bracht, een kloek man eerst de vlucht bedacht. Want die quaad met quaad wil rechten, moet gedurig daar om vechten: met een woord gezegt, ik doe een yder, ook die my quaad doen, de meeste vriendschap, om zo doende alle vyandschap te mijden; want mijn eenige konst aller konsten {==264==} {>>pagina-aanduiding<<} is het quaad te ontwijken; zo schertstede de Vos daar mede, zeggende, Lepidum caput, sed cerebrum non habes. Dit is warelik een schone konst die den weerelozen en rond-hoofden betaamt. Wat my spitsvindige aangaat, zeg ik u dat ik voor alle nood onbekommerd leef; want op der daad weer ik een zak met konsten uit te schudden, om my uit het gevaar te redden. Maar gedurende deze zijne woorden en zorgeloosheidt was een jager met zijne honden zo na gekomen, dat hy niet koonende ontvluchten, met alle zijn' konsten van de honden gevangen en gedood wierd, terwijl de Kat door zijn eenige konst, en altijds dienstige fortificatie, zich met der vlucht op eenen hoogen boom bergende, dien listigen zag het vel afstroopen. {==265==} {>>pagina-aanduiding<<} Cap. XLVII. Werd ten tweeden male geconcludeert, dat vryheid, beveiling der zee, en vrede, zorgvuldig in Holland moet werden gezocht; en dat alle oorlog, buiten noodweer, daar schadelik is. DEze eene konst is en blijft overzulks voor Holland nodig, niet tegenstaande de voorgeworpe politike maximen; zulks de conclusie van vrede voor Holland zo nodig is, dat wy ons ook noit buiten nood behoorden te bemoejen met strijdende Heeren te willen scheiden door onze Ambassadeurs en arbitragien; want zo doende werd men altijds tot oorlogs-kosten zeekerlik ingewikkeld: en daarenboven krijgt men dikwils tot scheidersloon, den oorlog ofte den haat van beiden op zijnen halze; behalven dat men door die meenigvuldige en kostelike Ambassaden ook de Finantien merkelik bezwaart, wanneer alles ten besten komt te gelukken. Want nademaal de ongemakken dezes werelds noch door geweld noch door konst konnen werden tegen-gegaan, zo {==266==} {>>pagina-aanduiding<<} moet men de zelve noodsakelik met alle macht, voorzichtigheid en konst ontwijken. En indien Holland efter werd gezocht en overvallen, zal het dubbeld roemwaardig zijn, indien het dan als een benepen kat wonderlik van zich afbijt, gemoedigd door een rechtvaardige zaak, necessitate superiores erimus, en nood-dwang, nood zal yzer breeken, als mede door de lang, ten dezen einde, vergaderde krachten: zulks het in zoo een geval allesins zoude blijken, dat deze kat zonder dubbelde handschoenen niet zoude kunnen werden aangegreepen; en dat het tegen een beneepen kat quaad vechten zoude wezen. En daarenboven zoude door zo goede defentie en onrechtvaardige offensie, als mede gevreesde zoo considerable conquesten, tijd en gelegentheid, chi ha tempo ha vita, werden gegeven aan alle de nabuuren, Hoe schandelik ietwes schijnd, als het maar machtig maakt, zo veroorzaakt het eindelik een wel gegronde luister en reputatie.om zo baldadige conquereur te steuiten, en Holland te verlosten. En hoewel ik weet dat deze zalige maxime, door onze Bondgenoten, leedighgaande Edelluiden, Soldaten en het domme Graauw altijdts zullen werden verworpen, quanzuis om dat wy daar door alle onze glans en reputatie zouden verliezen, zal ik noch eindelik zeggen dat niet al wat blinkt goudt is. Maar dat beschimmeld zilver by verstandigen meer {==267==} {>>pagina-aanduiding<<} waardig is als blinkend koper. En dat ter contrarie qui en a le profit, en a l'honneur; & qu'il fait tousjours mauvais perir soubs quelque beau pretexte que ce soit: gelijk alles wat profijtelik is voor het Land, een eewigdurende goede reputatie aanbrengt; alzo is ook waarachtig, dat alles wat Holland, al ware het onder den glorieusten titul van de wereld, machteloos maakt, warelik en in der daad een eewige schande veroorzaken zal. 't Welk de goede God geve van de vroome Regeerders te recht werde begrepen, terwijle het Hollandse lekke schip met pompen noch kan werden boven gehouden. EINDE. {==272==} {>>pagina-aanduiding<<} Eenige drukfauten dus te verbeteren. Pag. 4. lin. 6. 't anwerken leest banwerken Pag. 31. lin. 23. is verbooden leest is den vremdem Ingezetenen verboden Pag. 65. lin. 9. voor leest door 69. 25. geheel versuimd leest niet geheel versuimd 71. 20. Landen leest banden 81. 29. gestaakt leest geslaakt 151. 2. te wegen leest op te weegen 189. 18. dependeert leest dependent 201. 10. veel leest wel 218. 21. bekomen leest bekommeren. 220. 20. geeindigt. zoo leest geeindigd, zoo 227. 10. Heer leest heir 234. 12. subsisteerde leest subsisteerd 234. 19. subsisteerde leest subsisteerd 236. 18. indien dat zy leest indien zy dat 241. 6. daar als leest daar na als 256. 5. de farsene leest da farsene