Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De Beweging. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5,37 MB)






Genre
sec - letterkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De Beweging. Jaargang 6

(1910)– [tijdschrift] Beweging, De

Vorige Volgende
[p. 278]

Liederen
Door
Giza Ritschl.

I
 
O minnaar uitverkoren,
 
Ontsluit Uw hart, Uw ooren,
 
En luister naar mijn zang.
 
 
 
O minnaar uitverkoren,
 
Ik wil U toebehooren,
 
Maar o ik ben zoo bang.
 
 
 
O minnaar uitverkoren,
 
Mijn liefde werd geboren,
 
Toen ik Uw oogen zag.
 
 
 
O minnaar uitverkoren,
 
Ik heb mijn hart verloren,
 
En nu is het wee en ach.
 
 
 
O minnaar uitverkoren,
 
Ik kom Uw rust verstoren,
 
Al slaapt ge nog zoo zacht.
[p. 279]
 
O minnaar uitverkoren,
 
Gij moet mij nu verhooren,
 
Want anders sterf ik dezen nacht.
II
 
Het kan zijn, dat gij mijn liefde versmaadt,
 
Het kan zijn, dat Uw hart niet voor mij slaat,
 
Het kan zijn, dat gij mij in stilte haat,
 
Het kan zijn, ja, ja, maar daarom laat
 
Ik mij niet afschrikken, of afwijzen.
 
Want ik wil U steeds en immer prijzen,
 
En ik zal Uwen naam laten rijzen,
 
In mijn zachte en zoete wijzen.
 
 
 
Het kan zijn, dat mijn liefde mij misleidt,
 
Het kan zijn, dat gij niet de ware zijt,
 
Het kan zijn, dat ik vergeefs lijd en strijd
 
Het kan zijn, ja, ja, maar daarom wijd
 
Ik toch met al mijn willen en streven,
 
Met al mijn kracht, vol lust, vol beven,
 
Ja met al mijn verlangen en geven,
 
Aan U mijn liefde, aan U mijn leven.
III
 
Neen, nu niet meer wachten,
 
Op woorden, of lief gedoe,
 
Laat ik U maar verachten,
 
Want ik ben het minnen moe.
 
 
 
Neen, nu niet meer vleien,
 
Met liefde of gezoen,
[p. 280]
 
Ik heb genoeg van het vrijen,
 
Ik ga nu iets beters doen.
 
 
 
Neen, nu niet meer geven,
 
Maar weg, met trotschen moed,
 
Ja met moed in een nieuw leven,
 
Ha! liefje wees gegroet.
IV
 
Nu stil en zacht, en lief en fijn,
 
Anders gaan de draden breken.
 
Laten wij op ons hoede zijn,
 
En niet zoo luide spreken.
 
 
 
De liefdedraden zijn heel teer,
 
Zij kunnen 't ruwe niet velen,
 
Wij moeten nu maar keer op keer,
 
Heel zacht en voorzichtig spelen.
 
 
 
Ja fluisterend haast, gesponnen fijn,
 
Met een vast beheerschten wil,
 
Want de liefde wil overwonnen zijn
 
Doorstreeling, heel fijn en stil.
V
 
De wind waait zacht,
 
De bloemen wuiven,
 
O! welk een pracht,
 
En hoor de duiven!
 
Koekoeroe roepen zij
[p. 281]
 
Hoog heel hoog in de boomen.
 
Toe lief, och toe, laten wij
 
Ook lachen en vrijen en droomen.
 
Droomen van komende liefdeprachten,
 
En van den komenden blijden Mei,
 
Van liefdedagen, van liefdenachten,
 
Van liefde rijk en blij.
 
O, wees van mij,
 
En geef U over,
 
Het geluk is nabij,
 
Het geluk, vol toover,
 
Het geluk, dat roept,
 
Ja het geluk, roept nu,
 
Het geluk, dat zoekt,
 
Het zoekt mij en U.
 
De wind waait zacht,
 
De nacht komt vallen,
 
O welk een pracht,
 
Nu slapen allen.
VI
 
Ik heb U in mijn armen,
 
Als ik slaap.
 
Ik kus U innig en zacht,
 
Als ik ontwaak.
 
Ik druk U wild hartstochtelijk
 
Aan mijn borst,
 
o Passie, o wellust, o liefdedorst.
 
 
 
Ik zucht, ik ween, ik schrei,
 
In mijn eenzaamheid.
 
Ik zing, ik drink, ik lach,
[p. 282]
 
In mijn liefdestrijd.
 
Ja ik strijd verblijd,
 
Met al mijn liefdekrachten,
 
Want bij U, bij U wijlen mijn zinnen, mijn gedachten.
VII
 
Wees niet boos op haar, die U bemint,
 
Neem de roos van haar, die voor U zingt,
 
Toe neem en vergeef, als zij U griefde,
 
Neem de roos, de roos, vol vreugd, vol liefde.
 
 
 
De roos, die gij nu houdt in Uw hand,
 
De roos, o wee, zij gloeit en brandt,
 
Zij lacht, zij beeft, zij doet U schrikken
 
Want zij komt nu aan Uw harte tikken.
 
 
 
Aan Uw hart, dat o zoo koud en wreed,
 
Aan Uw hart, dat niets van liefde weet,
 
Aan Uw hart de roos, die zij U zond,
 
Zij, die sterft aan haar liefdewond.

Vorige Volgende