Biekorf. Jaargang 57
(1956)– [tijdschrift] Biekorf–
[pagina 65]
| |
[Nummer 3]Dienen uit liefdadigheidTot de trouwste en vroomste bezoekers van bedevaartplaatsen behoren ongetwijfeld diegene die dienen uit liefdadigheid. Deze mensen komen er immers niet alleen voor zichzelf, maar ook en vooral voor hen die om diverse redenen (ziekte, kroost, handel, enz...) hun woning niet kunnen verlaten. Beroepsdieners en -diensters mag men ze feitelijk niet noemen, want die brave zielen hebben van het beewegen geen winstgevend beroep gemaakt: gewoonlijk zijn het mensen die het niet druk hebben, lieden die eenvoudig gaan dienen omdat men het hun vraagt, en die met de geschonken vergoedingen zeker niet rijk zullen worden. Om verscheidene redenen kunnen deze typen voor de folklorist uiterst belangrijke zegslieden zijn: ze bezoeken een groot aantal bedevaartoorden, te voet, per fiets, bus of trein; deze vorm van liefdadigheid beoefenen zij meestal een geruime tijd; doordat ze hun devotie tot in de puntjes wensen te volbrengen, houden ze zeer vaak de traditionele volksgebruiken in ere. Er zijn slechts weinig gemeenten in West-Vlaanderen, vooral in de zuidelijke helft, waar men deze mannen en vrouwen niet aantreft. In de loop van de jaren 1954 en 1955 kwamen wij in contact met vier dergelijke personen uit het zuiden van onze provincie. Hun namen zijn: Georges De Jaeger uit Aalbeke, 76 j.; Anna Buysse uit Deerlijk, 65 j.; Emerance Van de Walle uit Waarmaarde, 79 j. en Daniël Braem uit Wijtschate, 56 j. | |
[pagina 66]
| |
Met deze mensen, die met hun vieren de Leie- en Scheldestreek en het Ieperse vertegenwoordigen, bestrijken wij een aanzienlijk deel van de volksbedevaarten in West-Vlaanderen, want niet zelden strekt hun actiestraal zich uit tot ver buiten hun onmiddellijke omgeving. Het zal sommige lezers misschien verwonderen dat onder de bezochte heiligdommen bepaalde bekende bedevaartplaatsen niet voorkomen. Dit wil echter niet zeggen dat die lokaliteiten door mensen uit Aalbeke, Deerlijk, Waarmaarde en Wijtschate niet worden aangedaan; het betekent alleen maar dat onze zegslieden niet werden verzocht erheen te gaan, ofwel dat zij, spijt onze pogingen tot opfrissing van hun geheugen, zich deze plaatsen niet herinnerenGa naar voetnoot(1). Hoewel de werkterreinen van onze bedevaarders vaak door mekaar lopen, valt toch niet te ontkennen dat, op de keper beschouwd, elk zijn eigen beperkt gebied heeft. In dit opzicht is Wijtschate het onafhankelijkst. Anderzijds valt het dadelijk op dat de West-Vlamingen soms naar afgelegen plaatsen trekken om er heiligen te vereren die wij niet eens als doel van een beevaart uit onze provincie vermoedden. | |
I. - Van uit Aalbeke.Voor zijn 67 lentes is Georges De Jaeger, kerkbaljuw te Aalbeke, een statige verschijning. 's Zomers gaat hij vaak per fiets dienen, doch 's winters per trein of bus. Toen wij hem aan huis gingen opzoeken, kwam hij juist terug van een tocht naar het Kelderke Gods in de Sint-Maartenskerk te Kortrijk. Dit donker, geheimzinnig plaatsje is de bedevaart die Georges De Jaeger het meest onderneemt. In 't Kelderke dient men voor alles, zegt hij, o.a. Sint-Dominicus voor de ‘koeke (aan 't herte gespannen’, ook ‘koeke en 't hertegespan’ genaamd. Sommige mensen geven koeken mee om ze te laten wijden, maar men kan ook een koek en een lint bekomen in het Kelderke zelf. Van die koek moet de zieke dan negen dagen lang eten - zonder de gebedsoefeningen | |
[pagina 67]
| |
te verwaarlozen - en het lint moet hij of zij op het lichaam dragen. Wij gewagen van andere beewegen tegen deze kwaal. Ja, Zwevegem, het heiligdom van Sint-Dominicus, is natuurlijk de aangewezen kerk. Het gebruik van de koeken en het lint is er eveneens in zwang. De mensen hebben twee koeken bij zich of kopen ze in een winkel, ze laten ze wijden, laten dan één liggen en doen één mee naar huis; van de achtergelaten koek maken zich de misdienaars meester. Dit gebruik bestaat bijna op alle plaatsen waar de ‘koeke’ gediend wordt, maar soms verzet de geestelijkheid zich ertegen. Over volksgelovige praktijken bij het dienen spreekt De Jaeger niet graag, hij is van oordeel dat overtuigd bidden volstaat. Zijn er echter mensen die wel van koeken, linten e.d. houden, dan zal hij dit geloof zoveel mogelijk eerbiedigen. Van Zwevegem gesproken, Menere, (zou hij mijn korte broek nog niet gezien hebben?), er zijn personen die menen dat men beter resultaat bekomt als men daarnaast ook naar Sint-Eloois-Vijve en Wannegem-Lede gaat, drie plaatsen samen dus. Er wordt telkens wel een verschillende sint vereerd, te Zwevegem Dominicus, te Vijve Eligius en te Wannegem Machutus, maar alle drie zijn de beschermheiligen tegen de ‘koeke’; koeken en linten worden er gewijdGa naar voetnoot(2). Het toeval wilde dat wij een tijdje later te Wannegem-Lede (O.-Vl.) waren. In de herberg ‘Het Gemeentehuis’, uitgebaat door de 77-jarige Wed. De Clercq, die reeds sinds 1906 met de relikwie van Sint-Machutus zegent, vernamen wij dat Georges De Jaeger inderdaad een trouw bezoeker en daarenboven een devoot bedevaarder is; want er zijn er, Menere, die er zich vlug van afmaken ook, zulle! Er gaan geen twee weken voorbij of hij komt hier aan met de bus van half tien; om half twaalf rijdt hij dan terug. Tegen leverkwalen reist onze Aalbekenaar naar Tielt. Spijtig genoeg kon hij zich de naam van de heilige niet meer herinneren; meer dan waarschijnlijk gaat het hier om Sint- | |
[pagina 68]
| |
Nicolaas van Tolentijn, tot wie te Tielt een gevolgde devotie bestaat. Hier wordt het dienen gemakkelijk gemaakt door een onderpastoor die de bedevaarders een omslag ter hand stelt waarin een medaille, een litanie en een lint steken. Voor wie door water en steen gekweld wordt gaat hij naar het nabije Marke de h. Drogo (Druo) aanroepen. Toen wij zinspeelden op het gebruik aldaar om steentjes te laten wijden, verhaalde hij - blijkbaar met tegenzin - volgend voorval: een vrouw die met stenen aan de gal geplaagd zat, kwam hem vragen voor haar naar Marke te willen gaan dienen. Zij had negen steentjes bij mekaar gezocht en verzocht hem ze te Marke te laten wijden. Er gebeurde wat ze gevraagd had, ze begon een novene te onderhouden en wierp elke dag een steentje weg. Maar dat is bijgeloof en 'k en heb dat niet geren, voegt De Jaeger er haastig aan toe. Zo zijn er ook die hun novene beginnen met negen onzevaders en negen weesgegroetjes te bidden en elke dag eentje afkorten tot ze aan nul komen. Tegen 't steen wordt onze zegsman soms naar Dentergem gezonden, waar de H. Stefaan wordt aangeroepen. Deze heilige draagt stenen in de hand (hij werd immers gestenigd) en wordt nog jaarlijks bezocht door een groep bedevaarders uit het Kortrijkse, een 25-tal man sterk. Het spreekt vanzelf dat hij het H. Bloed te Brugge meerdere malen heeft vereerd. Of hij soms gaat dienen tegen de ‘plane’ en wat die kwaal eigenlijk is, vragen wij hem. Ja, men zegt dat een kind de ‘plane’ heeft, wanneer het helemaal blauw uitslaat op de rug. Daarvoor is Georges De Jaeger reeds dikwijls op de baan geweest, vooral naar Dulzemonde in Noord-Frankrijk (bedoeld wordt Deulemont), waar Sint-Symphorianus wordt aangeroepen. Men kan er het ondergoed der kleintjes laten wijdenGa naar voetnoot(3). Maar ook in West-Vlaanderen kan men de ‘plane’ dienen, o.a. te Menen, in het Achterkeldertje bij de Benedictinessen, waar vanzelfsprekend de H. Benedictus de voorspreker is. Talrijk zijn de moeders die een beeweg komen vragen naar het VerheulenskapelletjeGa naar voetnoot(4) op de Pottelberg te Kortrijk. | |
[pagina 69]
| |
Deze bidplaats is maar open in de maand mei, anders moet men zich wenden tot het klooster. Men dient er tegen de kinkhoest en kan er water komen halen. Een kerk die door de bedevaarders druk bezocht wordt, is die van Sint-Elooi te Kortrijk (Overleie). Men dient er tegen de nagelgaten. Zoals op tal van plaatsen offert men ook daar een handvol nagels die best geschooid worden en ongeteld blijven. Georges gaat die nagels halen in een ijzerhandel op Overleie. Men hoeft ze niet te betalen, want de winkelier kent zijn volk en vraagt tegemoetkomend: ‘'t Is om te dienen, zeker?’ Eenmaal in zijn leven, voor een geval van ‘distel’, is de man naar Sint-Joris-ten-Distel getrokken, per fiets a.u.b.! Voor het Sint-Antoniusvuur gaat hij naar het naburige Rollegem, soms naar het verder gelegen Belle, over de grens. Die bedevaart naar Belle combineert hij dan met deze naar Marquette, eveneens in Frankrijk, waar de naam van de heilige hem niet te binnen schiet. (Is het de H. Rita niet?) In de jongste jaren is hij natuurlijk ook de gunsten van Broeder Isidoor meer dan eens moeten gaan afsmeken. | |
2. - Van uit Deerlijk.Toen wij aan haar net huisje aanbelden, vonden wij Annaatje Buysse in gezelschap van een juffer van een caritatieve organisatie. Eerst was zij achterdochtig, doch toen de liefdadige jonge dame tussen beide kwam, was het ijs spoedig gebroken. Anna Buysse heeft vooral gediend voor anderen tot omstreeks 1952; haar gezondheid belet haar thans nog ver te gaan. Te Deerlijk onderhoudt zij de kapel van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Ruste. Het dappere vrouwtje weet wat het wil. Vrankweg zegt zij dat voor haar alleen die heiligen tellen van wie men een relikwie bezit, en zij illustreert haar bewering met een voorbeeld: op Sint-Fiacrius, beschermheilige tegen de ‘oude man’ in Sint-Maarten te Kortrijk, moet ge niet vertrouwen, want men heeft er geen relikwie van, maar in de kerk van Ekkergem te Gent, daar moet ge hem gaan dienen, daar berust immers een relikwie. | |
[pagina 70]
| |
Ook voor de geestelijken die het volksgeloof bij de bedevaarten bestrijden is zij niet mals, wat niet wil zeggen dat zij alle volksgelovige praktijken onvoorwaardelijk goedkeurt. Zo vindt ze het bij voorbeeld bespottelijk dat sommige bedevaarders steeds met zijn drieën willen op weg gaan. Het werkterrein van Annaatje Buysse ligt vaak verstrengeld in dat van Georges De Jaeger uit Aalbeke, hoewel ze er hier en daar een folkloristisch waardevol detail weet aan toe te voegen. Ook haar is de trits Zwevegem, Wannegem-Lede, St.-Eloois-Vijve tegen de ‘koeke’ bekend. Voor Zwevegem vertelt ze een merkwaardig curiosum. Toen ze daar op zekere dag aan het dienen was, hoorde ze plots een heftig gerucht in de kerk: het waren bedevaarders uit Roeselare die drie stoelen omvergeworpen hadden; ze zegden haar dat ze hadden vernomen dat ze aldus moesten handelen, wilden ze zeker aangehoord worden. Of we weten dat zij naar Deurle, aan de Leie, ging beewegen. - Toch niet om uw auto te laten zegenen door Sint-Christoffel, vragen wij schalks. - Neen, neen, lacht zij, 't was voor mensen die aan kanker leden; de heilige die daarvoor wordt aangeroepen is Sint-AldegondeGa naar voetnoot(5). Maar omdat ge van Sint-Christoffel spreekt, deze wordt ook tegen andere gevaren dan die van de weg vereerd, o.a. te Celles (in Henegouwen), waar ik nog gaan dienen ben tegen een ziekte in de darmen. Zo geraken wij een tijdje op een zijspoor: de noden en zeren van oude mensen. Weldra komt het woord astma ter sprake. Een bekende bedevaart hiertegen, aldus mijn zegsvrouw, is deze naar Sint-Denijs-Boekel, een onooglijk dorpje in Oost-Vlaanderen, tussen Oudenaarde en Zottegem. Het is echter gemakkelijk te bereiken met de spoorweg. De heilige die men er vereert, heet Sint-Dionysius. Een tijdje later trokken wij naar dit godvergeten plaatsje. De pastoor stond ons bereidwillig te woord. Het is eigenaardig hoe weinig deze devotie door de inwoners van St-Denijs-Boekel wordt gevolgd; de heilige wordt door hen enkel bezocht op | |
[pagina 71]
| |
zijn feestdag, 9 october. Doch gans het jaar door komen er West-Vlamingen, meestal uit het gebied, in grove trekken afgebakend door een lijn lopende van Moeskroen naar Gullegem, rechts afwijkend via Kortrijk naar Waregem en anderzijds de grens tussen West- en Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen en Henegouwen. Zij vragen om gezegend te worden ‘met den H. Dionysius’. Ze brengen brood of koeken en een wit lint mee om door aanraking met de relikwie te laten zegenen; weer thuis dragen ze het lint negen dagen lang rond de borst (astma!), terwijl ze evenveel dagen van het gewijde brood eten. De West-Vlamingen beweren dat ze vóór 1914-18 naar Parijs gingen beewegen, doch na die oorlog naar Sint-Denijs-Boekel zijn beginnen komen. Gewoonlijk komen ze aan met de middagtrein. Evenals De Jaeger is Anna Buysse ook naar Dulzemonde (Deulemont) geweest tegen de ‘plane’; daar dient men feitelijk tegen de ‘tierende plane’, voegt zij eraan toe. In vroeger jaren trok ze herhaaldelijk naar Gent, om er, zoals hoger gezegd, Sint-Fiacrius (de ‘echte’) in de Ekkergemkerk te gaan vereren tegen de ‘oude man’. Toen de oude pastoor nog leefde, was men daar zeer welkom. Een flesje om het geneeskrachtig water mee te dragen, hoefde men niet bij zich te hebben, dit gaf hij zelf. Thuis moest men dan de kleren van het zieke kindje met dit water besprenkelen. De ‘maarte’ placht koffie te zetten, en als men al van Deerlijk gekomen was, vertelt onze zegsvrouw, kon een kopje koffie geen kwaad. Van het gebruik aldaar om een hemdje en een mustje van het kind op water te laten drijven ten einde het verloop van de kwaal te kennenGa naar voetnoot(6), weet Anna blijkbaar niets af. Voor allerhande kinderkwalen kwam men haar verzoeken naar Machelen (Deinze) te gaan dienen bij de HH. Cornelius en Ghislenus. Ook Sint-Jan-de-Doper te Herzeeuw was hiervoor de geschikte voorspreker. Dezelfde heilige vereerde zij te Beveren-Leie tegen de zogenaamde ‘vreze’. Af en toe kwam ook Sint-Joris-ten-Distel aan de beurt. Voor de ‘ruie’, een wolachtige huiduitslag, ging zij te | |
[pagina 72]
| |
rade bij Sint-Cornelius te Ruien in Dost-Vlaanderen (gelijkluidendheid plaatsnaam-ziekte!). Tegen ‘'t zilt’ had zij de keus tussen Sint-Pieter te Outrijve en dezelfde heilige te Zulte in Oost-Vlaanderen (weer gelijkluidendheid plaatsnaam-ziekte. Sommige bedevaarders, aldus onze zegsvrouw, maken een onderscheid bij het dienen van de H. Petrus: waar hij afgebeeld wordt met de sleutels, roepen zij zijn hulp in tegen de ‘Sint-Pietersbanden’ of ‘bangte’; staat hij anders voorgesteld, b.v. met de haan, dan is hij patroon tegen ‘'t zilt’. Voor het ‘katrienewiel’ trok zij natuurlijk naar Sint-Catharina bij Kortrijk, tegen de keelzweer was Zulzeke (H. Kruis), tussen Oudenaarde en Ronse, het uitverkoren oord. In geval van hoofdpijn, zegt Annaatje, pelgrimeerde ik naar de H. Doorn te Harelbeke. Blijkbaar is hier een vergissing in het spel: ofwel bedoelt ze Sint-Salvator te Harelbeke ofwel de H. Doorn te Wevelgem, beide bedevaarten tegen hoofdkwalen. Voor degenen die geplaagd worden door geestesstoornissen is het vrouwtje uit Deerlijk wel eens gaan dienen bij de H. Dymphna in het Bagaertshof te Kortrijk, waar men in hetzelfde kapelletje ook O.-L.-V. ten Olmen vereertGa naar voetnoot(7). Vergeten wij natuurlijk Sint-Arnoldus te Tiegem niet, tegen de ‘zeer' ogen’. De faam van Sint-Livinus te Elverdinge was ook tot Deerlijk doorgedrongen, van waar uit Anna Buysse hem regelmatig ging aanroepen tegen de reumatiek; vandaar bracht zij linten mee tegen deze kwaal. Sint-Nicolaas van Tolentijn bij de Paters Augustijnen te Gent is voor haar geen onbekende: zijij bezocht hem o.a. tegen de kwalen onder het vee en schafte er zich gewijde broodjes aan. De bedevaart naar Marquette in Noord-Frankrijk, die reeds van uit Aalbeke ter sprake kwam, moest zij samen met deze naar het nabije Marcq volbrengen. (Zijn er Biekorvers die precies weten welke heiligen daar worden aangeroepen en welke hun specialiteit is? Alle brieven naar deze lokaliteiten gestuurd, zijn nog steeds onbeantwoord gebleven). Wij staan verbaasd wanneer wij vernemen dat zij soms ging | |
[pagina 73]
| |
dienen naar Appels-bij-Dendermonde, ter ere van Pater Paul der Benedictijnen van Dendermonde, die daar op het plaatselijk kerkhof wordt aangeroepen. Dat was geen kinderspel van uit Deerlijk, Menere, zo'n treinreis en dan waart ge nog maar te Dendermonde; eerst moest ge een bezoek afleggen aan de kerk der Benedictijnerabdij in deze stad en dan nog ettelijke kilometers verder naar Appels. Wanneer wij haar verlaten, is zij niet meer het teruggetrokken vrouwtje van bij de begroeting, zij begeleidt ons tot aan de deur, blijft nog wat verder babbelen over 't weer en haar gezondheid en roept ons zelfs na tot aan het einde van de straat. Een kranig oudje, dat Annaatje Buysse! (Wordt voortgezet) W. Giraldo. |
|