Blasius ende Ghelain, 1521, bij de Brugse coussceppers
Wanneer de cous(se)ceppers zich presenteren, 27 feb. 1521, de nieuwe kapel ande zuutzijde in St.-Salvator over te nemen en af te werken, gaan deken en prochiepapen daar direct op in, op voorwaarde dat het ambacht de voorscreven kapelle doet sluutene vooren met tween dueren met motalen collommen, rijckelicken... dat ze die doen paverene met voetsteenen, ende oock syegen doen makene. Als ze glasene veynsteren doen maken, wil de kerk de twee harnaschen ende steenwerck leveren, net als de twee steenen trappen voor de toegang van de kapel. Als ze willen doen vauterene stellen kerkmeesters eenen yseren hanekere ofte balcke van ysere ter beschikking... die tvoorscreven werck bynden zal, en willen de helft van de onkosten dragen. Bovendien zal het ambacht het feest van sinte Blasius ende sinte Ghylain moeten doen synghen ende luuden de messe... ende oock doen preken upden zelven dach, i.p.v. hun eigen Maria Visitatiefeest, 2 juli. Waarop het ambacht, 9 dec. 1521, de aanvraag doet het weerdeghe relijcque van mijn heere sinte blasius omme daer mede te zeinen over te nemen. Dit ook wordt toegelaten op voorwaarde dat ze de relicque zullen waerdelicken doen beslaen in zelvere ende in goude, ...een scapprade aanmaken... duerlichtich, met eender cooperen duere met eenen goeden vaste sloote en verder eene busse met twee diversche slootelen, voor de te delen inkomsten (Arch. Bisdom Brugge, Fonds Sint-Salvator, S355). Van de Gilde voor Cornelis en Geleen in St.-Jan bleven de Rekeningen 1586-1742 bewaard, 192 fol.
A. Dewitte