| |
| |
| |
Leeslectuur te Brugge in de 16de eeuw. bij een tentoonstelling.
Lectuur is in de 16de eeuw overal in de binnenstad aanwezig: op de gebrandschilderde ramen van collegiales en kapellen, op sokkels en panelen, als duidelijke uitleg; op de vanen die van torens afhangen, als teken aan de hemel; binnen de kerkruimtes op brede perkamenten stroken. Of op grafsites met geheel uitgeschreven fundaties.
Lectuur wordt vanaf minstens 1380 in het pand noord van St.-Donaas in fraaie codexen aangeboden; of als pasquilles binnen stad verdeeld, of genageld aan de kerkdeuren; in de 16de eeuw. Men hoort uit het hoofd gekende teksten uit de beiaarden van de torens naar beneden komen. En de betere dames laten zich graag met getijdenboek, later met meer speelse muziekboekjes afbeelden; vanwege devotie eerst, standenverschil vervolgens.
| |
Lezers van Latijn en Grieks
Leeslectuur te Brugge in de 16de eeuw, zoals die in de tentoonstelling in de Stadsbibliotheek wordt gepresenteerd, betreft wel eerder de cultuur van de elite, die zich binnen de nieuwe schema's van denken en leven organiseert los van de kerk. In de overtuiging dat de nieuwe wereld, de nieuwe bijbellectuur, de ervaringswetenschappen, de tekstoverlevering van de Oudheid, van de kerkvaders een geheel ander weten produceert dan wat bij traditie werd voorgehouden. Het gaat nu om devotio moderna; ars nova; solida, non sophistica logica; de nova rhetorica voor een homo novus die door dialectica naar de waarheid, door de retorica naar het politieke ambt wordt geleid.
Die geleerden, bibliofielen meest, noemen dan de bastaard van Filips de Goede: abt Raphael de Mercatel, die aan de Garenmarkt zijn Hof hield; wiens zoon Antuenis als kanunnik van de Lieve-Vrouwekerk wellicht aan de basis lag van de kapittelbibliotheekzaal. En verder Filips Wieland en beide Mark Laurijn uit Gouden Handstraat en Oude Burg; en Antoon van Scoonhove, en de voormalige rector van de Sorbonne Jeroom Clichthove pastor laïcorum; en kanunnik Cornelis Wouters, van wie de roep gaat dat hij 5000 titels in huis had. En de hoogleraar in de Artes uit de twintiger jaren
| |
| |
Peter de Corte, de eerste bisschop van Brugge, in 1520 deken van St.-Pieter Leuven in plaats van Nic. Clenardus. Of Jacob Joigny van Pamele, net als de meesten hiervoor genoemd rechtstreeks verbonden aan de grafelijke Donaaskerk. Net als kapelaan en polyhistor (die heden en verleden kent) Jacob Meyerus die in zijn in-4o boekje uit 1531, nauwelijks 54 folia groot, de Flandricarum Rerum Libri X, alleen al 10 gedrukte naast 29 handgeschreven codexen gebruikte; het losse archiefmateriaal laten we hier geheel buiten beschouwing. Een model van synthese duidelijk.
En ook laici-voor zover Mark I Laurijn en Cornelis Wouters dit niet waren - waren verzamelaars: vooreerst de stadspensionarissen Frans Craneveld en Jacob de Corte; en Joost de Damhouder; en burgemeester medicus Cornelis Van Baesdorp; en de taelman Peter Vulcanius; en schepenen als Leonard Casembroot, Jacob Raevard, Adolf van Meetkerke, Frans Nans, Jan Lernout; en privé-leraren, daarna meestendeels hoogleraren (buiten Brugge natuurlijk) Georg Cassander, Jan Strazeele, Jacob Cruquius, Jan van Gelder, Jan Otho (met zijn poëzieschrijvende dochter Johanna Othonia), Jan Vaseus, Victor Giselin, Ludovicus Carrio, Frans de Maulde, Franc. Gomarus, Bonaventura Vulcanius: hoe konden zij publiceren zonder zelf een schat aan hss. of drukwerken te hebben binnen handbereik. Zo Bon. Vulcanius. Die had bij zijn overlijden, na reeds twee keer een verkoop van zijn libri non necessarii te hebben geörganiseerd, nog 111 hhs. in zijn bezit midden de 2245 kavels!
En verder Brugse juristen als de jong gestorven Karel Sucquet; als Jan de Wree - diens bibliotheek bestond in 1607 bij zijn overlijden nog uit 567 titels - en diens zoon Olivier, in 1636 in het bezit van 255 andere titels, naast hss. en doordeweekse boeken.
Wanneer iemand als de verder geheel onbekende Jacob Spetebroot in 1569 zijn boeken laat veilen - hij zou privéleraar zijn geweest - gaat het om een geheel van 240-250 titels waarvan de geleerde kanunnik Willem Taelboom er vlot 30 kan en wil verwerven.
Persoonlijke studie gaat niet zonder eigen werkmateriaal -
| |
| |
daarom moest Vives zoveel buiten Brugge op stap -, net als school houden een infrastructuur aan boeken vergt die wij in de 16de eeuw nog niet mogelijk achtten; een gewone lijst toegelaten boeken voor dit privé-onderwijs is direct meer dan 50 titels groot.
Wellicht bestond er wel een soort gulheid bij de bibliopolae Simon Vermeulen, Antoon de Tollenaere, Jacob Plante, bvb. die toegang verleende tot de (nog niet gebonden) exemplaren. Kapittelbibliotheken waren wel vindplaatsen van handschriften of drukwerken (St.-Donaas, 1417, 100 titels, O.L. Vrouw 1570, 170) uit het verleden; niet van nieuwer werk, laat Antoon Scoonhove nog tussen 1547 en 49 toezichter zijn geweest van de kapittelbibliotheek van St.-Donaas.
Elk diende zelf in te staan (of een mecenas te vinden) voor de specifieke eigen invalshoek (vb. Josse Bade voor Jacob Meyerus?), waardoor dan een groot pakket geleerden terecht kwam bij Bade te Parijs, Plantin te Antwerpen, Hubrecht Goltz te Brugge: als correctoren of/en auteurs (niet zoals Mark 2 Laurijn, zelfs aanbrenger van persklare tekst die Goltz op eigen naam uitgeeft); waardoor zowel de privébibliotheek van het drukkershuis als de pers meteen ter beschikking kwamen, als tegenprestatie voor de auteurs-correctoren.
| |
Lectuur in de volkstaal
Tot nog toe hebben we niets gezegd over de in feite grootste groep lezers in de volkstaal die met name de Bijbel-versies in het Nederlands (Delft, 1477, Vorsterman 1532), Ghetiden-boekjes, Epistel- en Evangelieboeken, Boetepsalmen, Boekjes van de Vii Weedommen van Maria in hun bezit (moesten hebben) hadden. Of de poëzie van Antuenis de Roovere (1562), of toneel als de Gentse Feesten van 1539, de Excellente Chronijcke van Vorsterman, 1531 of in 1569/79 de Sermoenen van Broeder Cornelis of het Cort Begryp der Anatomien van Vesalius in vertaling Jan Wouters, 1569 (druk Pieter de Clerck). Of het voor Ieper en Brugge zo belangrijke Bouck bi Meester Jan Loys Vives upt tOnderhoudt, Hulpe, Bystant ende Secours vanden Aermen, 1533. Of het Antwerps LiedekensBoeck, 1544; of Dodoens' Cruydeboeck, 1554; of Luthers Nieuw Testament uit Antwerpen, 1526.
| |
| |
Het Nederlands (Utrechtduutsch, Gentsvlaemsch) was bijzonder levend en kreeg zijn eerste taalgeleerden en publicaties bij Joos Lambrecht, Gent 1550 en Kiliaan, Antwerpen, vanaf 1574 (1599: Etymologicum); te Brugge pas met de Flandria Ethnica, 1650, van Olivier de Wree; wanneer we de gewijde teksten of bisschop Lambrechts D'leven/doot/endelijden der Heyligen mitsgaders een Kercklicke Historie, 1590 even niet meerekenen.
Bovendien waren de conventen van vrouwen te Brugge duidelijk uit-gelezen-plaatsen voor boeken; met in de eerste plaats de Imitatio Christi (Lat. 1494) of de Evangelische Peerle, 1530. Komt een eigen literaire productie bij vrouwen pas in de 17de eeuw fatsoenlijk op gang dan hebben zij te Brugge wel eigen scriptoria zo het Carmelitessenklooster Sion, de Rijke Claren die in 1425 alle charters en pretieuze schenkingen naar het Nederlands al lieten omzetten (Abdis Marie Best); zo de Zwartzusters die Jan Praets' Speghel der Wijsheit tot vandaag in hun bezit hebben en in 1506 nog een eigen, 121 folia-tellend, Koorboek lieten aenmaken (overste Geertruut van Praet); zo Bethanië met Preeken op de Psalmen én 130 fol. Sermoenen van Herman Steenkin (Ed. Lat. Arend de Keysere 1480, 136 fol.) en Expositie op het Paternoster; zo de Kartuizerinnen te Sente Anne buten Brugghe met 38 folia Legende van Ste Anne; zo de recentgestichte Annuntiaten buiten de Ezelpoort, met het oude gebedenboek van Maximiliaan: met een hele reeks tussenteksten, nieuw aangemaakt; én een nieuw Psalterboek, 1564; of den Wijnghaard met Tanneke Boldaerts' gedicht op het Ave Maria; en in Maagdendal Katheline Govaerts' teksten van Geert Grote, Hendrik Suso, Jan van Ruusbroec.
Er zijn bovendien de lezers in het Picardisch vanaf Colard Mansion, of van de Cité des Dames van Chr. de Pisan, of van haar Sept psaumes en van de Toscaanse vertaler van de Chronicke van Vlaanderen en het Kaetspel ghemoraliseert. En het verhaal 1565-1610 vande heldendaden van Bartholame Sanchez Pardo, in het Castiliaans. En er is William Caxton die Reynard the Fox in 1481 vertaalde in zijn Englissh from Kente in the Weeld, where I doubte not, is spoken as brode ande rude Englissh as in ony place of Englond (een niet gepolijst Engels dus). Als publiek bedoel- | |
| |
de hij the nede and prouffyte of alle god folke, as fer as they in redynge or heeryng of it shal...understande, dus een publiek dat evengoed leest als hoort vóórlezen, iets wat duidelijk nog doorgaat, ook in de betere kringen, tot diep in de 18de eeuw; wanneer het dan literaire salons geworden zijn, sociétés littéraires waar literatuur model staat voor algemene cultuur; waarin gezagsdragers moeten voorgaan, willen zij geloofwaardig blijven.
A. Dewitte
Lit., Ludo Vandamme (Red.) Een Stad vol boeken. Bibliotheken en leescultuur in Brugge in de 16de eeuw, Stadsbibliotheek Brugge 1998; K. Stooker en Th. Verley, Collecties op orde, Deel II, Peeters-Leuven, 1997, p. 68-74, B. van Selm, Een menighte treffelycke Boecken, H&S 1987, p. 153, 163, 58-59, 143-171, 234-242
|
|