Biekorf. Jaargang 98
(1998)– [tijdschrift] Biekorf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 380]
| |
Bouwstoffen 24.Versmadende eens stervelicx mans bedde 1474. Perinette Arnolfins bastaerde dochtere. Een belangrijke brief van Paus Sixtus IV (1471-84) aan Perinette, dochtre van Jan Arnolfins, de dato 26 mei 1474, laat die natuurlijke dochter, twee jaar na het overlijden van haar vader, toe in te treden in het Clarissenklooster te Brugge, palend aan duidelijk een heester van ArnolfiniGa naar voetnoot(1). De toelating was nodig gezien zij ghebrec had in haar geboorte: ghebooren ende ontbonden van wilen Jan Arnolfini ruddre ghebooren van Luuc, Lucca dus, terwijl dit ontbonden, ongeregeld, op de overleden vader slaat. En om tot de orde te worden toegelaten moet men ghecommen zijn van ghetrauden bedde. De toelating hier mag niet als verandering van de costumen worden geïnterpreteerd, is een eenmalige verminderinghe, op vraag van abdes en convent zelf. Prof. E.I. Strubbe publiceerde in 1952 uittreksels van een proces, gevoerd door één van de minaressen (de echtgenote van Michiel van Knesselare) van ArnolfiniGa naar voetnoot(2). Gezien haar relatie pas in 1461 wordt gesitueerd, zal de bovenvernoemde Perinette, in 1474 hooguit 12 jaar als zij een dochter van Christina vander Wijck zou zijn, wellicht een kind uit andere vriendschappen zijn geweest. Er bleef in elk geval een complainte bewaard van de eenzaamheid van Jehanne CenameGa naar voetnoot(3) die na de dood van Jan Arnolfini volgende lichtboom liet organiserenGa naar voetnoot(4): Alle jare zullen doen maken... te wetene te Paesschen... ende telken up den XI. sten dach van septembre: telkin zestiene wassin kersen, elc van een half pondt was, ende die stellen bove(n) ande capelle van Sinte Cruus up de ca(n)delaers. Ende voort twe stallichten, elc van twe ponde(n) was, ende die stellen up den outaer in de voorseide capelle, daer mer. Jan voors(eid) begraven licht. Ende die doen bernen al te same up alle sole(m)nelike daghen... Voort dat wij telken Paesschen ende den XI. sten dach van septembre zullen doen scone maken ende scueren alle de colo(m)men, inghelen ende andre motalin werc inde voors(eide) capelle wezende. Voort zullen 30 aerme lieden 2 groten vlaams krijgen: 15 uit te kiezen door de Weduwe Aernolphinus, na haar door Reael de Realy en zijn wijf, daarna door Pierinekin, mer. Jan Aernolphiins bastaerde dochtere. De resterende 15 zullen door de abdis van de Ste.-Clara-abdij worden toegewezen, abdij waar de weduwe Arnolfini een grafkapel mét kolommen en engelen had georganiseerd in de voormalige H. Kruiskapel. Die kapel noemde eerst O.L.-Vrouwkapel doch veranderde van naam toen Mark | |
[pagina 381]
| |
Guidechon er zijn echtgenoot Jehanne de Responde († 1416) liet begraven en een Sanguis Christi-reliek schonk aan de kapel. Wellicht dezelfde reliek die voorheen in de kapel der Augustijnen, vóór 1365 gebouwd, was geplaatstGa naar voetnoot(5). A. Dewitte |
|