Jacob Juvenis, tabellarius, 1460
Aan de Donaaskerk wordt hij verdacht van een serie onheuse feiten. Vooreerst laat hij na de diensten te frequenteren zodat hij zijn stallum van clericus onwaardig is. Hij schrikt er niet voor terug uitgebreide gesprekken te voeren in de kerk en het pand met verdachte en oneerbare vrouwen te betreden. Hij draagt meerdere gouden ringen aan zijn vingers ad instar doctorum, alsof hij een geleerde is. Hij draagt bij nacht en ontij wapens onder een lange mantel en bevindt zich op niet toegelaten plaatsen. Clerici moeten zwarte baretten dragen, de kanunniken rode; hij draagt natuurlijk geen zwarte, loopt in lange wapenrusting met sporen aan in de Brugse wijken. Hij wordt eerst op zijn fout gedrag gewezen, daarna veroordeeld om 14 dagen blootshoofds stare ad stapellum, voor het stapeel te staan als de lezingen worden gehouden, met een opschrift quod rusi id fecit, dat hij het bont maakte (KA, 1345-69, fol. 84v, 89). Hij is op 14 juli (fol. 89) reeds vervangen door Johannes Alet.
Tabellarius: tafeldrager, was één van de kleine officies waarbij de bedienaar de absenties noteerde, de zangers en mislezers van de week optekende op een charta, de te houden processies noteerde, zorgde dat er voldoende was, wierook enz. voorradig was, e.d.m.
A.D.