Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre
proza
sec - letterkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10

(1897)– [tijdschrift] Dietsche Warande

Vorige Volgende
[p. 224]



illustratie

Mevrouw Marie Zubli,
geb. Ionkvrouw v.d. Berch v. Heemstedt.
(Met afbeelding.)

Het landschap, waarvan wij heden onzen lezers de afbeelding aanbieden, is een oorspronkelijk waterwerf-teekening van de begaafde kunstenares, wier naam wij aan het hoofd van dit artikel hebben gesteld. Deze afdruk stelt voor het huis Bosch en Duinzicht, Beneden hout te 's Gravenhage.

Mevrouw Zubli is eene der weinige nederlandsche vrouwen wier aanleg, opvoeding, levenswijze, vermogen en omgeving haar in de gelegenheid stellen, om allerlei kunstgebied tegelijk te betreden, onafgebroken werkzaam te zijn tot verheffing van kunstzin en goeden smaak bij anderen, en zelve daarvan in meerdere richtingen het voorbeeld te geven.

Niet alleen in de plastische kunst, waarvan wij hier een proef geven, slaagt Mevrouw Zubli door vaardigheid, door oefening, door goeden smaak en vlijt, maar uit de gedichten, in verschillende afleveringen der Dietsche Warande verschenen, kunnen

[p. t.o. 224]



illustratie

[p. 225]

onze lezers en lezeressen zich overtuigen van Mevrouw Zubli's dichterlijken geest en meesterschap over de taal, terwijl de stroom van hare edele verbeelding zich menigmaal in tonen kristaliseert, die stichtelijk en verheffend weerklinken.

Onder de moderne kunstenaars en kunstenaressen heerscht een soort van aanstekelijke ziekte waardoor: 1o De kunst van het woord, de poëzij, zoo wordt aangewendt, dat zij eene vage muziek schijnt te worden, waaraan alle klaarheid ontbreekt.

2o Van de andere zijde, de kunst in tonen zoo te beoefenen, dat men haar dwingt begrippen en voorstellingen terug te geven, die uitsluitelijk door woord of penseel kunnen worden geschilderd.

3o De schilderkunst op eene wijze te beoefenen, dat hare voortbrengselen even onklaar worden als de keerzijde van een borduurwerk, waarvan de beschouwer raden moet, wat de kunstenaar eigenlijk bedoeld heeft af te beelden, en wat hij daarbij gedacht heeft.

Terwijl alle deze valsche richtingen in onze tegenwoordige kunst bestaan, weet Mevrouw Zubli zich vrij te houden van een streven, waardoor een kunstmengsel van de meest tegenstrijdige elementen ontstaat, die nú weder het verstand pijnigen (in de dichtkunst), dan weder de verbeelding dwingen of het oor verscheuren (in de toonkunst), dan weder oog, hart en zin beleedigen door onware kleuren en lijnen (in de schilderkunst).

Zij weet elke kunst die zij beoefent te uiten binnen de grenzen, welke daaraan door het fijn gevoel, den goeden smaak, de onbedorven verbeelding van zelf worden voorgeschreven.

Reeds sedert lang hebben verschillende wetge-

[p. 226]

vers in de kunst die echte, ernstige, edele hoedanigheden van de kunstenares weten te schatten.

De erkenning van Mevrouw Zubli's verdienste bleef niet lang uit. Niet alleen werd zij voor hare fransch-geschreven gedichten tweemaal met goud bekroond in den ‘concours poëtique du midi de la France’, maar ook tweemaal met de gouden medalje vereerd, voor het schoonschilderen (te Amsterdam in 1883, te Samarang in 1890), verder ook te Gent, te 's Gravenhage, enz. met buitengewone belooning gehuldigd.

Wij wenschen hier nog bij te voegen dat, al wat Mevrouw Zubli aan kunstwerk tot stand brengt - hetzij van plastischen of litterairen aard - den stempel draagt van het diepst persoonlijk gevoel, van de warmste overtuiging, van het onafhankelijkst streven, vrij van alle stijfheid der conventie, maar ook van de aanmatiging der bandelooze vrijheden waarin vele onzer jonge talente zich hals over kop nederstorten.

Ook voor onze kunstenares geldt wat Bilderdijk uitroept;

‘De dichtkunst des poëets, de godsdienst van den Christen zijn Een.’

 

A.T.



illustratie


Vorige Volgende

Over dit hoofdstuk/artikel

Paul Alberdingk Thijm

over Marie van den Berch van Heemstede Zubli