Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre
proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Maatstaf. Jaargang 22

(1974)– [tijdschrift] Maatstaf

Vorige Volgende
[p. 6]

F. Harmsen van Beek Het sprokkeltje van de duizendpoot

Sprokkelmaand 1. 1974

De duizendpoot was heel verdrietig - ondanks zijn aangeboren overpotigheid, slaagde hij er niet in om iets nets tot stand te brengen. Hij abonneerde zich op het onvolprezen tijdschrift ‘Artis’, omdat hij wist dat Natura Magistra ist. Maar hij las er enkel in over 2, 4, 8 of onpotigen; totdat een artikel zijn aandacht trok: dat ging over zeesterren.

Ogenblikkelijk scharrelde hij - moet denken: eerst op twee na duizend knoop (voor het gemak) laarsjes aandoen, dan naar keuken om theewater te opzetten - toen naar zijn kast, waarin een verzameling v. prachtige schelpen geschelpschap hield aan een dode zeester. ‘Indien ik de “ee”s zonder lusjes schrijf,’ dacht de duizendpoot, is hier sprake, eigenlijk meer schrijve, of leze of zelfs misschien alleen maar voele, van een zuster.

Er was dus nog hoop.

De duizendpoot nam een abonnement op een plaatselijk blad en plaatste een advertentie. (Hij kon schrijven en z'n eerste 2 voorpootjes hield hij altijd bloot, vandaar die 1000 min 2 laarsjes). De advertentie luidde: Gevraagd een oude zeebonk - liefst doofstom. Abstinentie v. alles w. God, Allah & Mohammed, Boedah en andere Mormonen verbieden is gewenst, niet vereist. Bedoeling: uitleg over zeesterren. Lei en griffels aanwezig. Vervelend, eentonig, soms géén eten, maar keurig ledikant. Steller dezes slaapt zelf op grond. In Uweetwels naam: geen financiële of andere bijbedoelingen. No. 1000-2 v. dit blad).

Toen ging de duizendpoot zitten afwachten. Er kwam maar geen antwoord: de bonken waren op, de zeeën blijkbaar verdroogd. En de sterren. Foetsie. Geen zee- laat staan zuster die zich meldde.

I.p.v.v. chagrijn te sterven, ging de duizendpoot over op pantoffeltjes en begon te sterrenkunde proberen begrijpen. Hij studeerde, vanuit de beroemde FlammmarionAtlas, op zijn manier zo'n beetje, en besloot er toen ernst mee te maken. In het begin viel het niet mee.

Hoe bergt men 1000 min 2 paar knooplaarzen op - alvorens men, hoé en wáár, 1000 min 2 paar pantoffeltjes weet te vinden, nog afgezien van de lectuur die nodig is voor deze studie. (Plus hemelkaarten - de duizendpoot herkende aan het firmament uitsluitend Orion, z'n lieveling, en dan nog de beide beren. Maar hij was te blind om het ‘schuttertje’ boven opzij van de Grote te zien, vandaar dat ze hem indertijd bij de Marine niet wouwen aannemen).

Terzijde, bedacht de duizendpoot, ga ik zodra ik uit de zorgen ben, een annonce samenstellen en in circulatie brengen, om onze jongens die blindelings bij de vloot willen, er op te wijzen dat, zodra de dokter ze vraagt wat ze aan de hemel zien, ze moeten wijzen op de Grote en de Kleine. Het aantal sterren leren ze uit het hoofd. Maar 2 getallen. En dan, nog vóór de dienstdoende commandantexaminator vraagt: is dat alles wat u ziet, zegt de toekomstige zeester - nee, -man, heel gauw: en dan nog, op de kop van het Wagentje, een klein klein puntje. Een Schuttertje!

Ziezo. Toen het zover was gekomen dat de

[p. 7]

D.poot achter de materie was komen te staan, (liggen kan je beter zeggen, hij lag er bij in bed, bij deze studie), toen had hij een zenuwontsteking in 500 min 1 pootjes, allemaal aan ene kant, omdat het nacht-bed-leeslampje aan de linkerzijde van z'n ledikant hing en dus de tegenovergestelde helft van zijn gebeente totaal verprikkelde en dovig werd.

‘Des fourmis, j'ai dès,’ mompelde de duizendpoot weieens, en legde dan Sir James of zo, terzijde.

Maar ja, De wegen zijn en blijven nogal ondoorgrondelijk, je weet soms bepaald niet wie nu eigenlijk het hoofd is van wat voor soort organisatie, vooral niet als je sterren wil leren kennen.

Op een dag kwam toen een scharesliep langs. Die zei: ‘heb uwes last van botte messen. Een bijl?’

De duizendmintweevoorpotenpoot zei: ‘Nei.’ (Hij sprak in ‘s landstaal).

‘Zal ik uwe geen pootje slijpen,’ sprak de sliep. ‘Nei, bedonkt,’ zei de duizendmintweepoot. ‘Ik kèn uwe manicureren,’ zei de sliep, met een blik op die twee min negenhonderdachtennegentig achterpootjes. (Inderdaad, een verwaarloosd stelletje). ‘Nei,’ zei de op voornoemdegetalmin tweepoot.

Zo en niet doende, de duizendminzpoot werd zich van het wonder gewaar: z'n twee bovenpootjes waren waarlijk handjes geworden. Men ziet ze zo soms, op grafstenen of andere gelegenheden, afgebeeld. Twee handjes. Die elkaar ten hartelijkst omklemmen. En nog vermeldenswaardiger, de duizendp. zag eens een stelletje van vier. Elkaar omhelzende handen. ‘Ja ja,’ dacht de D.poot - 2. ‘In mijn studie ben ik wat gevorderd, maar naam mag het niet hebben. In ieder geval heb ik nu handen, al zijn het er nog pas twee. Wie weet wat ik nog bereiken kan.’

Hij schijnt nu ergens te wonen, in een vuurtoren die tot Hilton is omgebouwd en met zijn twee in handjes om veranderde voorpootjes poetst hij millioenen schoenen van badgasten. Daarna gaat hij, naar verluidt, zelf voortaan blootsvoets langs de stranden. Op zoek naar zeesterren.

Laatst - hoorde ik - vond hij er een. Het was een nog nét levende. In zee heeft hij hem teruggeworpen. Ach, die duizendpoot toch. Als hij maar een broer was geweest had hij nu een zuster kunnen hebben, maar hij blijft wat hij is. En voor grote gelegenheden trekt hij uit pure coquetterie handschoentjes aan allemaal zijn extremiteiten, of het nou vóór of achter zijn. Er is nog niets van dien aard voorgevallen, maar daarop wacht hij nu, tijdens het poetsen, wandelen en studeren, op zulke gelegenheden.



illustratie


Vorige Volgende

Over het gehele werk

William D. Kuik

Otto Speckter

Manuel Manilla

Thomas Bewick

Nancy Kuo


Over dit hoofdstuk/artikel

Fritzi ten Harmsen van der Beek


1 februari 1974