| |
Boekbespreking
Godsdienst
Bijbels Woordenboek o. red. v. A. v.d. Born etc.; aflevering 5: Samaritanen-Zijde. - Romen en Zn., Roermond, 1957, tweede druk, f 10.75.
Het nieuwe Bijbels Woordenboek is met deze aflevering voltooid. Het is niet overdreven om de samenstellers en ook de uitgever geluk te wensen met deze krachtprestatie. Het is een groots monument geworden dat de aandacht getrokken heeft ver buiten het Nederlands taalgebied; en tevens een vrucht van de samenwerking tussen Nederland en België, zoals deze de laatste jaren op het gebied van de H. Schrift in toenemende mate te zien is. Ongetwijfeld een vrucht, welke de smaak voor deze samenwerking nog verder zal ontwikkelen. Behalve de artikelen over belangrijke en fundamentele begrippen als Verlossing, Zonde, Uittocht, Synoptische kwestie etc. zal men zeker het aanhangsel zeer op prijs stellen over de recente vond- | |
| |
sten bij de Dode Zee. Prof. v.d. Ploeg zegt erin kort en goed wat erover te zeggen is in het kader van een woordenboek. Enkele toevallige opmerkingen: in het uitstekende artikel over de Verrijzenis is de verwijzing Jer. 17, 10 (kol. 1765) niet erg verhelderend. In de artikelen Water en Wijn had men wellicht iets meer aandacht aan het N.T. kunnen besteden. Deze aflevering sluit met een kaart van Palestina, waarop men de Arabische plaatsnamen aantreft en verder is er aan toegevoegd een lijst van afkortingen, aanvullingen en verbeteringen en een synchronistische tabel welke de geschiedenis van Israël plaatst naast die van de grote rijken in het Midden-Oosten.
H. Suasso
| |
Smits, O.F.M., Dr. C., Oud-Testamentische citaten in het Nieuwe Testament; deel III: De Brieven van Paulus (Collect. Franc. Neerl. VIII-3). - Malmberg, Den Bosch, 1957, f 14.25, bij int. f 12.80.
In dit deel van zijn belangwekkend werk over de aard der O.T.-ische citaten in het N.T. heeft S. een moeilijk onderdeel van zijn studie tot een goed einde gebracht. Het is voor de exegese van het grootste belang, dat men de gedachtengang van S. Paulus met betr. tot het O.T. leert kennen. S. heeft gewetensvol alle citaten in de Paulusbrieven onderzocht en vergeleken. Uit dit onderzoek dringen zich dan verschillende conclusies op. Deze hoeden ons ervoor te menen, dat S. Paulus zo maar wat kwistig en los van het oorspronkelijk verband teksten in zijn brieven rondstrooit of allegoriseert. Paulus overziet het gehele Openbaringsgegeven en voor hem is het O.T. niet louter meer het Woord Gods voor Israël, maar ook voor de Kerk. Het is in de handen van de Kerk overgegaan en met Christus is zijn volle zin openbaar geworden (2 Cor. 3, 14 ss). Zo waardeert Paulus dan ook het O.T. in zijn eenheid met het Nieuwe. Hij legt voor ons open de dynamiek welke erin schuilt doordat het gehele O.T. wordt aangetrokken door Christus. Hiermee is nog niet alles gezegd, maar het vormt toch een van de belangrijkste inzichten van dit boek. In het deel dat nog volgen gaat over de Hebreeën-brief zullen de uiteindelijke resultaten van het gehele onderzoek worden samengevat. Dit zal ons dan wellicht duidelijker het verband doen zien tussen de houding van de verschillende N.T.-ische auteurs t.o.v. het O.T. Wat de tekstvorm der citaten betreft zouden de conclusies nog nader te preciseren zijn aan de hand van de Dode Zee-vondsten, welke S. slechts terloops vermeldt. Ook de verwijzing naar Rabbijnse teksten en methoden van interpretatie zijn vrij summier. Maar de originaliteit van S. Paulus in zijn tekstbehandeling blijkt desondanks uit dit boek voldoende overtuigend en in de punten welke de auteur primair bedoelt naar voren te brengen, is zijn uiteenzetting zorgvuldig gedocumenteerd. Het werk is een bron van solide en verhelderende informatie voor de exegeet en een kostbare bijdrage
voor de theologie van het N.T.
H. Suasso
| |
Deery, Mgr. Jos., Our Lady of Lourdes. - Browne and Nolan, Dublin, 1958, 266 pp.
Monseigneur Jos. Deery heeft een omvattend werk over Lourdes geschreven dat ook de meest eisende lezer boeien en bevredigen zal. Jarenlang heeft hij Lourdes bezocht, alle belangrijke literatuur daarover geraadpleegd en op intelligente wijze zijn Lourdes-eruditie en Lourdes-ervaring in dit rijk geïllustreerde werk samengevat. De foto's reiken tot ver in 1957 en tonen de vernieuwingen voorzover ze reeds zijn aangebracht. Het boek mikt hoger dan afgestemd te zijn op de eenvoudige volksdevotie; het is wetenschappelijk verantwoord en ziet Lourdes, als ik het zo mag noemen, op de lange golf. Lourdes is niet langer een oord, waar zieken wonderbaarlijk genezen, doch een geestelijke centrale, van waaruit een krachtige vernieuwing, een sterke impuls tot meer Godsgeloof en Godsliefde uitgaat. Dit wordt vooral in het laatste hoofdstuk ‘The significance of Lourdes’ uitgewerkt. Met bijzondere zorg heeft de schrijver de verschijningen en de jeugd van Bernadette behandeld.
R.S.
| |
Peters, O.C.D., Joannes a Cruce, Geloof en Mystiek. Een theologische bezinning op de geestelijke leer van Sint-Jan van het Kruis. - Nauwelaerts, Leuven, 1957, 255 pp.
Theologie en mystiek zijn ver uit elkaar gegroeid. Het heeft verscheidene oorzaken; een er van, die we steeds betreurden, is de mening dat mystiek niet aansluit bij het gewone geloofsleven, maar iets daar buiten is, iets buitensporigs misschien, direct door God gegeven: daarom moeilijk te onderscheiden, zeker moeilijk wetenschappelijk vast te stellen en te analyseren: alsof dit niet van alle bovennatuurlijke gaven waar is. Iedere bijdrage die de nauwe verbondenheid van geloof en diens volledige uitbloei in de mystiek aangeeft
| |
| |
is bijzonder waardevol. Hierin is de uitzonderlijke verdienste gelegen van deze Nijmeegse dissertatie. Bovendien is Dr. Peters er in geslaagd om dit te doen op een wijze die niet alleen begrijpelijk is voor de vaktheoloog, of deze alleen aanspreekt; wie ruime belangstelling heeft voor de geschriften van de mystici, doorgaans een even kostbaar als verwaarloosd bezit van de Kerk, zal de schr. behoorlijk kunnen volgen in zijn overzichtelijke behandeling van St.-Jan van het Kruis. Het zou echter jammer zijn indien wij als voorwaarde voor een vruchtbare studie van dit boek belangstelling voor de mystici stelden; deze studie verdient de aandacht ook, of juist van hen die geen belangstelling hebben voor dit onderwerp. Zij zal hun belangstelling opwekken en hen doen inzien hoe jammer en onverantwoord het is de mystieken in de theologie te verwaarlozen. Het is vooral een boek voor priesters en priesterstudenten, en vele religieuzen.
W. Peters
| |
Medico, H.E. Del, L'énigme des manuscrits de la Mer Morte. - Plon, Parijs, 1957, 592 pp., ing. Fr. Fr. 1350.
Sinds de ontdekking en de publicatie van de Dode-zee-rollen werd vrij algemeen de volgende uitleg gegeven voor deze buitengewone vondsten: er bestond te Qumrân een joodse broederschap, die het gemeenschappelijk leven beoefende (waarschijnlijk Esseniërs); de nieuwe handschriften, met bijbelse en niet-bijbelse teksten, behoorden eenmaal tot hun bibliotheek, en werden in grotten verborgen. Het werk van Del Medico haalt nu heel deze constructie neer: te Qumrân zou nooit een broederschap geleefd hebben, omdat het gewoonweg niet kan, in een zo desolaat gebied; deze mensen behoren niet tot het essenisme, omdat de Esseniërs nooit bestaan hebben; de gevonden documenten zouden niets anders zijn dan afgekeurde en veroordeelde schriften, die daarom juist met opzet geschonden werden. Dat te Qumrân het leven niet mogelijk is, heeft S. niet bewezen. Doch voor het tweede en het derde punt van deze revolutionaire theorie heeft hij argumenten aangebracht, waarop nog geen afdoend antwoord is gegeven. Men heeft nog niet op kritische wijze de waarde aangetoond van de getuigenissen uit de Oudheid (Filo de Jood, Plinius de Oudere, Flavius Josephus) over de Esseniërs, en heeft evenmin de bewering van Del Medico weerlegd, dat in twee althans van deze handschriften de schending systematisch gebeurde. Het is te betreuren, dat naast deze objectieve bemerkingen, in Dr. Del Medico's boek bedenkingen gevonden worden, die niet gefundeerd zijn.
I. de la Potterie
| |
Dreissen, J., Ihr aber seid Christi. - M. Grünewald-Verlag, Mainz, 1955, VIII-304 pp., geb. D.M. 12,80.
In deze ‘christliche Perspektive’ wordt achtereenvolgens de betrokkenheid op Chr. beschouwd van de schepping, kosmos en mens, van de gedoopte en sacramenteel levende, tenslotte van de priester. Als geestelijke lezing of meditatieboek kan dit werk veel aspecten van onze Christusbeleving weer bewuster maken; het steunt op de traditionele theologische Christologie en illustreert deze concreet, zonder daarbij op al te treffende of originele formuleringen beroep te doen.
A. Deblaere
| |
Foucauld, Charles de, Geestelijke Geschriften. - Beyaert, Brugge, 1957, 200 pp., Fr. 68.
Dit boek geeft ons in vertaling de eerste bundel geestelijke geschriften van Ch. de Foucauld in 1926 door René Bazin uitgegeven. Het bevat uittreksels uit zijn brieven, meditaties en andere geestelijke nota's. Bij het lezen van deze geschriften ziet men verlangend uit naar een volledige uitgave van Foucauld's werken. Een soberder kaft zou beter met de inhoud overeenkomen.
J. Beyer
| |
Lécuyer, Joseph, Prêtres du Christ. Le Sacrement de l'Ordre (Je Sais - Je Crois, 53). - A. Fayard, Parijs, 1957, 128 pp., ing. Fr. Fr. 300.
Deze korte verhandeling geeft een goed overzicht over de hiërarchische Orden in de Kerk. Het is heel wat meer dan een boek over het priesterschap en de H. Wijding zoals de titel aangeeft. De vele historische gegevens die het bijeen brengt zijn te onvolledig om een rustige synthese mogelijk te maken.
J. Beyer
| |
Gitsberg, R.C., Ons sanktuarium (Opvoedkundige brochurenreeks, 65). - A.C.O.V., Belliardstraat, 151, Brussel, 1957, 82 pp., ing. Fr. 60.
Ik geloof niet dat onze Nederlandse literatuur reeds een dergelijke bundeling bezit: een boekje met een vijftigtal bondige levensbeschrijvingen van heiligen op een of andere manier verbonden aan het onderwijs. Men zoeke hier geen spannende lectuur, wel enkele korte biografische gegevens met aanvullende bibliografie: eerste documentatie nuttig voor persoonlijke
| |
| |
uitdieping of als instrument voor opvoedkundige lessen. Schrijver geeft zelf in een inleiding van een tiental blz. kleine tekst, de verantwoording van een heiligenverering in het persoonlijk leven en in de pedagogiek. Wat hij zegt is waar, doch zal enkel hem overtuigen die niet meer hoeft overgehaald te worden.
E. Dirven
| |
Debroey, Steven, Wij, melaatsen, leven en martelaarschap van Pater Damiaan. - Davidsfonds, Leuven, 1958, 248 pp., geïll., ing. Fr. 60, geb. Fr. 90.
Het Davidsfonds biedt ons de geschiedenis van P. Damiaan, een held uit ons volk, geschreven door zijn volksgenoot, Steven Debroey. Het werd een boeiend verhaal, gebaseerd op velerlei authentieke bronnen, en op persoonlijk onderzoek van de schrijver. Deze schildert ons niet slechts de pittoreske feiten - waartoe zich het aangenaam maar tamelijk oppervlakkig boekje van John Farrow beperkt, - maar hij schetst ook de moeilijkheden en de innerlijke strijd van P. Damiaan in zijn oprecht streven naar volmaakte liefde: een beeld van diepe menselijkheid en edele verlangens.
E. Dirven
| |
Heer, Friedrich, Junger Mensch vor Gott. - Christiana-Verlag, Zürich; Glock und Lutz, Nürnberg, 1957, 126 pp., geb. D.M. 5,80.
Over onze éne kleine aarde gaat sedert 80 miljoen jaren een echte levensrush. Sedert enkele honderdduizenden jaren neemt ook de mens deel aan dit leven. Friedrich Heer gaat op zoek naar de jonge mens van het atoomtijdperk, die zich voor dat leven voelt gesteld, en de laatste zin ervan tracht te achterhalen. Die zin kan slechts gevonden worden in een levensbeschouwing, die heel het leven en alle activiteiten van de mens in het geheel en in het bijzonder omvat, bezielt en fundeert, met name het christendom. Met een volgroeide en mannelijke vroomheid richt Fr. Heer het streven van de jonge mens naar God. Zonde en deugd zijn wellicht woorden die vreemd klinken in de oren van de moderne mens, maar toch blijven zij een ingrijpen in het zijn, in de werkelijkheid en in het leven zelf, zowel in het leven van iedere mens afzonderlijk als in dat van de hele mensheid. Door een volwassen vroomheid, steunend op het gebed, ‘Das Vitamin des religiösen Lebens’, en op een blij aanvaarde ascese, zal de mens tenslotte de kunst ontdekken ‘arm zu werden’, d.i. een inwendige geesteshouding te beleven, waardoor hij open staat voor God, voor de wereld en voor zijn medemensen.
R. De Haes
| |
Godsdienstige Pocket-uitgaven.
De massale produktie van goedkope uitgaven laat een verblijdende belangstelling zien voor het boek met godsdienstige inhoud. Tegen het einde van het vorig jaar gaf Burns and Oates ons The Letters of St. Paul in de voortreffelijke vertaling van de onlangs overleden Mgr. Ronald Knox (Universe Books); Fontana Books publiceerde The Gospels in Modern English in de prettige, zeer modern aandoende vertaling van de Anglikaan Philips, en The Acts of the Apostles verscheen in de serie van de Penguin Classics in de vertaling van C.H. Rieu; alle drie vertalingen zijn van vele aantekeningen begeleid, en het merkwaardige is dat drie verschillende uitgevers bij deze vertalingen betrokken zijn. Een uitstekend oriënterend werkje is Beyond the Gospels (Roderic Dunkerley; Penguin) dat een helder overzicht geeft van alle buiten-evangelische bronnen omtrent het leven van Christus. J.S. Whale's Christian Doctrine (Fontana) komt ons minder waardevol voor; het bevat een achttal lezingen voor Cambridge studenten gehouden, waarin centrale leerstukken van het christendom van uit een te ruim liberaal standpunt worden besproken. Veel belangrijker is J.E. Fison: The Faith of the Bible (Pelican). Een juistere titel zou, dunkt ons, zijn: het geloof van diegenen wier geschriften behoren tot de canon van de Bijbel. Schr. benut de gelegenheid om de groei van het Godsbeeld in het Oude Testament te beschrijven, waarbij hij en passant een boeiend stuk ‘moderne’ bijbelse geschiedenis geeft, om daarna de geloofsinhoud zoals deze door Christus en de Apostelen verrijkt wordt te behandelen. Het is onderhoudend geschreven, zit vol van verrassende tegenstellingen en verwijzingen naar hedendaagse toestanden en stromingen, en stimuleert voortdurend door vergelijkingen, parallellen en andere gelukkige vondsten. Het is echter niet alles goud wat er blinkt. Lezing en herlezing laat
de indruk achter van heel veel parels die terecht gekomen zijn in een modderpoel! Dit is nauwelijks te verwonderen indien we merken hoe deze anglikaanse kanunnik toch wel erg orthodox is, en vooral zo wetenschappelijk wil zijn in de ongunstige, rationalistische zin van het woord, dat hij niet voldoende oog kan hebben voor het werken Gods in de verschillende schrijvers der heilige boeken. Hetgeen hij mist is de
| |
| |
visie en overtuiging dat God zich niet laat conditioneren door de door Hem gekozen en geïnspireerde schrijvers, dat Hij hun menselijke gebrekkigheid transcendeert. De auteur is m.a.w. te veel rede, te weinig Geest, hetgeen hem ook tot onhoudbare theorieën leidt omtrent het wezen van de Kerk. Voor een theologisch enigszins gegronde lezer is het een leerzaam en ook stimulerend boek; voor de onontwikkelde lezer bergt het grote gevaren. In scherp contrast hiermede staat een nieuwe vertaling van het klassieke mystieke werkje uit de Middeleeuwen: Walter Hilton's The Ladder of Perfection (Penguin; vertaald door L. Sherley-Price). We mogen het typisch Engels noemen in zoverre het bij alle diepe beschouwing toch steeds praktisch blijft ingesteld. Heel bijzonder juichen we toe de goedkope uitgave van Prof. Butterfield's Christianity and History (Fontana), dat sinds zijn eerste verschijnen in 1948 veel aandacht getrokken heeft, ook van vakhistorici. Wij bespraken deze studie reeds vroeger en kunnen dit boekje met een diep christelijke visie op de geschiedenis niet warm genoeg aanbevelen. Tot slot wijzen we op een serie die wel ongeveer twee maal zo duur is als de vermelde boeken (6 sh.), maar door inhoud en uitvoering deze prijs zeker waard is. De Men of Wisdom reeks, door Longmans uitgegeven, is uit het Frans vertaald en het illustratie-materiaal van fascinerende miniaturen en details uit beeldhouwwerken, schilderstukken en mozaïeken is hieruit overgenomen. Tot nu toe verschenen: Saint Paul and the mystery of Christ, Saint Augustine and his influence through the ages, en Master Eckhart and the Rhineland Mystics. Het schema van deze voortreffelijke studies kunnen we het best samenvatten als: leven en leer van...., waarbij de lezer al gauw zal merken dat leven en leer bij deze mannen van wijsheid niet te scheiden is. De inleiding die deze goedkope uitgaven op zulke onderwerpen geven is
voortreffelijk; de serie vormt een kostbaar bezit.
W. Peters
| |
Spicq, O.P., C., Priesterlijke spiritualiteit naar de leer van Sint Paulus. Vert. - J.J. Romen & Zonen, Roermond-Maaseik, 1957, 229 pp., ing. f 6.75, geb. f 7.90.
Het getal boeken dat uit andere talen in het Nederlands vertaald worden, is wel niet meer te overzien. Wanneer een werk op frisse wijze iets oorspronkelijks te zeggen heeft, is daarop wellicht niet veel aan te merken. Wij vragen ons echter af of dit werkje van Spicq, dat zelf al een ingekort uittreksel is van zijn zeer gewaardeerd commentaar op de Pastoraal-brieven verschenen in de reeks Etudes bibliques, deze eer te beurt moest vallen. Zelfs de Franse uitgave: Spiritualité sacerdotale d'après saint Paul (1949) is niet van een zekere langdradigheid vrij te pleiten en mist bovendien de exegetische, zelfs bijbels-theologische ondergrond van waaruit deze spirituele beschouwingen spontaan zijn voortgekomen. Dit vulgariserend werkje wordt ons nu in een Nederlandse vertaling aangeboden, die alles behalve fraai is. Ondanks de verantwoordelijke eindredactie is er in de verschillende hoofdstukken een sterk onderscheid merkbaar in stijl en woordkeus. Vaak zijn de zinswendingen vreemd en vanwege de veel te lange zinnen met tussenvoegsels en bijzinnen van allerlei aard is de tekst nogal eens moeilijk te verstaan en te volgen. Men leze eens de zin die op blz. 151 begint met ‘Door de vergelijking met de legerdienst....’. Op blz. 217 lezen wij: ‘Kortom, leeft een priester volgens de geest van St.-Paulus, dan prettig zijn’.
H. Geurtsen
| |
Bouëssé, O.P., Humbert, Le sacerdoce chrétien. Textes et études théologiques. - Desclée De Brouwer, Brugge, 1957, 208 pp., Fr. 96.
Dit boek werd geschreven op aanvraag van de uitgevers. Het moet licht brengen in het probleem van de priester in de huidige (bijzonder Franse) samenleving en meer speciaal in de vragen die door het experiment der priester-arbeiders gesteld werden. Het is een speculatieve studie geworden over het priesterschap van Christus, de verwachtingen van de enige priester door de eeuwen heen, zijn voorafbeelding in het Oude Testament, zijn blijvende uitwerking in de Kerk. Men zal voorzeker de scripturaire fundering van dit boek waarderen. Jammer dat slechts terloops verwezen wordt naar de historische ontwikkeling van het priesterschap in de Kerk. Het kernprobleem over de priester-machten wordt klaar, wellicht te vlug besproken (blz. 117-120) en krijgt een minder traditionele oplossing in een derde priestermacht, die Schr. vroeger reeds ‘pouvoir de régence’ nu ‘pouvoir de structurer l'Eglise’ noemt. Ze zou sacramenteel worden meegedeeld zonder sacramentele inwerking te hebben bij haar uitoefening. Als synthese heeft het boek zeker een eigen waarde en verdient aanbevolen te worden.
J. Beyer
| |
| |
| |
Haering., Dr. Bernard, De spanning tussen godsdienst en samenleving. - Lannoo, Tielt, (1957), 446 pp., ing. Fr. 155, geb. Fr. 185.
Graag bevelen wij deze goede Nederlandse bewerking aan van Haerings boek Macht und Ohnmacht der Religion, dat in dit tijdschrift uitvoerig besproken werd in december 1956, p. 289 (X jrg., deel I).
R. Hostie
| |
Filosofie en psychologie
Schottländer, F., Problemen der moederbinding. Voorvallen en ondervindingen uit de praktijk van een psychotherapeut. (Vert. J. v.d. Brink). - Uitg. Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1957, 175 pp., f 6.90.
Een voorzichtige poging om enigszins ontwikkelde lezers voor te lichten over de neurose, over de symptomen, de achtergronden en de behandeling van deze psychische storing. Een groot gedeelte van het boek is gewijd aan de bespreking van breed uitgewerkte voorbeelden, die zeer verhelderend zijn. Zoals de titel aangeeft, is de problematiek van de moederbinding, waarbij aan een voor de ontwikkeling van het kind ongunstige verhouding wordt gedacht, in het centrum geplaatst. Rond deze kwestie staan enkele meer algemene beschouwingen over neurose en therapie. De auteur gaat uit van de psychoanalyse, maar hij heeft zich ook opengesteld voor inzichten uit andere richtingen van de dieptepsychologie. Het christelijk standpunt van de schrijver is duidelijk uitgesproken. De vertaling, zowel als de uitgave zijn uitstekend verzorgd.
J.M. Kijm
| |
Nedoncelle, M., Vers une philosophie de l'amour et de la personne (Philosophie de l'Esprit). - Aubier, Parijs, 1957, 284 pp., ing. Fr. 112.
Dit is een tweede, zeer uitgebreide uitgave van het boek Vers une philosophie de l'amour, dat in 1946 verscheen. Het behandelt de zo actuele problemen, die door het samen-zijn van de mensen ontstaan. Sartre heeft beweerd, dat de vormen van dit samenzijn zich aftekenen tegen een achtergrond van haat: ‘l'enfer, c'est les autres’. De schr. oriënteert daarentegen zijn fenomenologische en metafysische studie in de zin van Schelers waardefilosofie, en bepaalt de liefde als een wederzijdse verrijkende relatie tussen twee of meerdere personen. De wijsbegeerte van de liefde is dus gebaseerd op een wijsbegeerte van de persoon, die wordt gedefinieerd als geest en vrijheid. De liefde is dus fundamenteel de ervaring van een communicatie tussen vrije existenties. Zij vormt de eigenlijke sfeer van het ‘wij’, waarvan de geestelijke densiteit elke andere groepsvorming transcendeert en tot het rijk der waarden verheft. N. ontleedt op preciese wijze alle vormen van de communicatie van het ‘wij’ en beschrijft tenslotte het psychologisch ‘masker’ als haar uiterste grens. Het religieus perspectief van deze personalistische filosofie ontsnapt niet aan de schrijver, immers God is bij uitstek Liefde en Persoon. Hoe meer de mens door zijn geestelijke ontwikkeling zich als persoon constitueert, hoe meer hij ook kan communiceren in het ‘wij’, en hoe meer hij zich voor de goddelijke liefde openstelt. Zeer waardevolle lectuur!
F. De Raedemaeker
| |
Marlet, J.J.C., Paranormale verschijnselen. Met een geleidewoord door Prof. Dr. J.J.G. Prick. - Uitg. H. Nelissen, Bilthoven; 't Groeit, Antwerpen, 1957, 207 pp., f 6.90.
Een studie over parapsychologie, waarin opvallend zijn de benadering vanuit medisch, meer bijzonder psychiatrisch, standpunt, en de uitgesproken katholieke overtuiging van de auteur. Hierdoor heeft dit werk, dat uiteraard veel gegevens refereert, welke uit andere publikaties bekend waren, toch een geheel eigen stempel gekregen. De persoonlijkheid van de paranormaal begaafde krijgt nauwkeurige aandacht, en terwijl de auteur ons enerzijds aanmoedigt om de realiteit der paranormale verschijnselen onder ogen te zien, laat hij de lezer anderzijds de eigenaardigheden en deficiënties van de persoonlijkheid der paranormaal begaafden opmerken. Een werk, dat aanzet tot denken, al bleef het in zijn vorm wat onaf en verbrokkeld.
J.M. Kijm
| |
| |
| |
Sociologie en pedagogie
Rezsohazy, R., Geschiedenis van de kristelijke mutualistische beweging in België (Centrum voor Sociale Studies, Leuven). - N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen, 1957, 358 pp., ing. Fr. 200, geb. Fr. 235.
Bij gelegenheid van zijn vijftigjarig bestaan werd door de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten van België aan Dr. R. Rezsohazy opgedragen de geschiedenis van de mutualistische beweging in België te schrijven. Het reusachtige feitenmateriaal - de bibliografie getuigt ervan -, dat de schrijver onderzocht en verwerkt heeft, werd vrij cumulatief onder zes hoofdstukken samengebracht. Deze geven chronologisch de evolutie van het ontstaan, de kinderjaren, de jeugd en rijpheid, de toekomst der christelijke mutualiteiten weer. De schrijver, die thuis is in de sociale geschiedenis van België sinds 1830, heeft getracht deze groei te schetsen in het licht van de opeenvolgende sociale toestanden; de korte synthese waartoe hij komt in het besluit, bevat enkele interessante elementen, die ongetwijfeld tot een dieper sociologisch onderzoek van de problematiek die het mutualiteitswezen stelt binnen de hedendaagse evolutie der sociaal-economische structuren, kunnen aansporen. De overrompelende overvloed aan feiten valt ten nadele uit van een meer synthetisch overzicht; vooral minder belangrijke details bemoeilijken de lezing. Een bijzondere vermelding verdient de korte historische inleiding van prof. Lousse over de ‘voorgeschiedenis’ van het mutualisme.
H. De Decker
| |
Scholl, O. Praem., Dr. S.H., Bijdragen tot de geschiedenis der Gentse arbeidersbeweging. Deel I: 1815-1875. - Arbeiderspers, Brussel, 1957, 279 pp., Fr. 195.
Na zijn studiën over de arbeidersbeweging in het arrondissement Turnhout en in de provincie West-Vlaanderen, biedt de vruchtbare auteur ons nu bijdragen tot de arbeidersbeweging in de stad Gent. In dit eerste deel bespreekt de auteur eerst de levensstandaard der arbeiders, en komt na een interessant onderzoek van de levensbehoeften, de prijzen en de lonen, tot het besluit, dat de arbeiders er na 1815 meestal erg aan toe waren, en dat hun levensstandaard op het einde van de eeuw slechts weinig was gestegen. Daarna bespreekt hij uitvoerig in chronologische orde de 224 werkstakingen te Gent tussen 1815 en 1875, een treurige geschiedenis. Het laatste hoofdstuk handelt dan over de werkrechtersraad, in 1810 te Gent opgericht om geschillen tussen patroons en werklieden bij te leggen, maar die pas na de wijzigingen van 1859 en 1889 meer dienst begon te bewijzen, om op onze dagen een grote waarde te krijgen. Dr. Scholl steunt op een uitgebreid onderzoek van Gentse archieven, op een nauwgezet ontleden van de Gazette van Gent gedurende die 60 jaar, en op talrijke brochuren en boeken. Hij bestudeert niet het hele stelsel van liefdadigheid, waarvan hij de verdiensten herhaalde malen onderlijnt, en evenmin het godsdienstig en gezelschapsleven. Daarom betitelt hij zijn studie bescheiden: Bijdragen, maar deze bijdragen zijn een degelijke, revelerende studie geworden van de schrijnende nood der werklieden te Gent in de 19e eeuw.
M. Dierickx
| |
Wolter, Emile, Initiation à l'observation systématique des élèves. La méthode d'Albert Huth (Univ. Cath. de Louvain). - Ed. Nauwelaerts, Leuven, 1957, 128 pp., ing. Fr. 80.
Dat opvoeders hun taak beter zullen vervullen, naarmate zij hun leerlingen beter kennen, is algemeen erkend. Om die kennis vaste vorm te geven werden diverse modellen van ‘schoolfiches’ of vragenlijsten uitgedacht. Zij leveren weinig nut op zolang de opvoeders niet getraind worden om hun leerlingen te observeren en uit hun waarnemingen de gepaste conclusies te trekken. De methode van Prof. Alb. Huth, die in dit werk wordt voorgesteld, is een ernstige poging in die zin. In Duitsland oefent zij een grote invloed uit, zodat zij ook bij ons meer bekendheid verdient.
W. Smet
| |
D'Espallier, V., Peeters, R. en Pelgrims, M., Het kind op de drempel van de lagere school, (Studia Paedagogica). - N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen; Leuvense Universitaire Uitgaven, 1957. I: Schoolrijpheid, 150 pp., ing. Fr. 135. II: Leesrijpheid, 159 pp., ing. Fr. 135.
In de reeks ‘Studia Paedagogica’ der Leuvense Universiteit worden ons drie degelijke studiën aangeboden betreffende het ‘rijpheids’- of maturatiebegrip dat meer en meer de didactiek van de eerste leerjaren is gaan beheersen. Het meer algemeen probleem der schoolrijpheid, met zijn emotionele en sociale aspecten, vinden wij behandeld in het eerste werk, van de pen van E. Zr. R. Peeters van Heverlee. De meer specifieke leesmoeilijkheden op grond van ‘onrijpheid’ komen ter sprake in het tweede werk door Mr. M. Pelgrims van de Katholieke Normaalschool te Antwerpen. Het derde deel over de rekenrijpheid verschijnt weldra. Het gehele werk staat onder de leiding van prof. V. d'Espallier. De auteurs bieden een overzicht van de literatuur en de actuele
| |
| |
stand van het vraagstuk. Daarmee werd een waardevol werk verricht, want het is niet gemakkelijk zijn weg te vinden in de enorme massa experimentele studies die over dit onderwerp verschenen in Europa en vooral in de Verenigde Staten. Bestaande tests om deze rijpheid te bestuderen worden kritisch besproken. De meest interessante ervan hebben de auteurs bij wijze van proef op Vlaamse kinderen toegepast. Wij hopen nu maar dat dit probleem meer belangstelling moge genieten, en dat meer leerkrachten zich in de oplossing ervan zullen specialiseren. Het mag immers niet onbekend blijven dat ook in onze beste Lagere Scholen de leesmoeilijkheden vormen aannemen die de interventie van competente krachten vereisen.
W. Smet
| |
Kunst en cultuur
Kranz, Gisbert, Farbiger Abglanz, eine Symbolik. - Glock und Lutz, Nürnberg, 1957, 102 pp., geb. D.M. 7.50.
In een korte doch zeer suggestieve studie onderzoekt G. Kranz het symbolische karakter van de kleur. Ongetwijfeld bezit iedere kleur een zekere symbolische waarde. Hoe zou men anders een bepaalde kleur kunnen kiezen? Maar dat deze waarde zeer relatief is toont G. Kranz goed aan in een eerste meer algemeen gehouden deel. Het komt echter nog sterker tot uiting in een tweede deel, waarin de verschillende kleuren met hun vaak tegenstrijdige symbolische betekenis afzonderlijk worden beschreven. Het materiaal voor deze studie komt hoofdzakelijk uit literaire bronnen, maar wordt aangevuld door religieuze of folkloristische gebruiken en voorbeelden uit de schilderkunst.
S. Heester
| |
Masseron, Alexandre, Saint Jean Baptiste dans l'Art. - Arthaud-Vromant, Brussel, 1957, 187 pp., 152 pl., ing. Fr. 278.
Het reeds enkele jaren geleden aangekondigde boek van A. Masseron over de iconografie van Sint-Jan de Doper is onlangs in een verzorgde uitgave bij Arthaud verschenen. De rijke keuze van illustraties zou al voldoende zijn om aan te tonen de bijzondere plaats die de figuur van de Doper in de christelijke iconografie inneemt en de verscheidenheid van interpretatie waartoe zijn figuur en zijn leven aanleiding hebben gegeven. De iconografische betekenis van deze illustraties wordt verduidelijkt in het vlotte commentaar. Maar eigenlijk stellen wij het verkeerd voor wanneer wij de tekst met het woord commentaar aanduiden. Zijn de illustraties een haast noodzakelijke aanvulling bij een dergelijk thema, toch laat de auteur het niet bij een loutere beschrijving van het voorgestelde, maar overstijgt die in een merkwaardige, veelzijdige synthese van het onderwerp.
S. Heester
| |
Boesiger, W., Le Corbusier, Oeuvre Complète 1952-1957. - Ed. Girsberger, Zürich, 1957, 223 pp., 235 × 285 mm., 500 ill., geb. Zw. Fr. 48.
In de reeds beroemde reeks ‘Oeuvre complète’ van Le Corbusier verscheen onlangs het zesde deel, waarbij ook het atelier van de rue de Sèvres te Parijs wordt betrokken. De hoofdmomenten van dit overzicht zijn de kapel van Ronchamp, het nieuwe Dominikanerklooster te Eveux (Lyon), de hoofdstad Chandigarh, de wooneenheden van Nantes en Berlijn, het museum te Tokyo. Dit alles was echter door een uitvoerige publiciteit min of meer bekend geraakt. Minder bekend, maar daarom niet minder boeiend zijn de villa Sarabhai en de villa Sodhan met nog enkele andere gebouwen te Ahmedabad. De poëzie van deze woningen klinkt geheel nieuw, zoals Ronchamp geheel nieuw was. Dezelfde conceptie ligt hier trouwens aan ten grondslag. Al is geen enkele vorm aan Ronchamp en aan deze woningen gemeen toch voelt men tot in het laatste detail hetzelfde elementair beleven, dat men niet verder omschrijven kan, maar dat van zeer diep, ergens uit een oerbron van de mens, naar boven komt. Het is poëzie die ons vervult met een immens vertrouwen, die ons simpel en sterk maakt. Hoe geraffineerd ze ook is, ze communiceert onmiddellijk met het leven. Al de werken worden in een rijke documentatie met schetsen, plannen en foto's voorgesteld.
G. Bekaert
| |
Winninger, P., Construire les églises (Rencontres, 49). - Ed. du Cerf, Parijs, 1957, 254 pp.
Een van de meest dringende problemen waarmede de pastoraal heden af te rekenen heeft is wel de inrichting van de kerkelijke werk-cel: de parochie. En een parochie is op een of andere wijze een pastoor en een kerk waar de gemeenschappelijke cultus kan voltrokken worden. Dit dubbele probleem van parochie en kerkgebouw wordt met veel aandrang gesteld
| |
| |
en onderzocht door abbé Paul Winninger in zijn boek Construire les églises, dat als ondertitel heeft Les dimensions des paroisses et les contradictions de l'apostolat dans les villes. Vooreerst wordt de parochie als pastorale eenheid bestudeerd, haar dimensie (niet boven de 5.000!) vastgelegd en de verrassende resultaten voor de religieuze praktijk van een levende parochie aangetoond. Het tweede deel bestaat uit een reeks onderzoeken over de toestand in verschillende bisdommen van Italië (Milaan, Bologna), Nederland (K.S.K.I., Haarlem, Utrecht, Limburg), België (Mechelen), Zwitserland (Bazel), Duitsland (Bonifatius-Verein), Frankrijk (Parijs, Versailles, Besançon). In een derde deel worden meer praktische richtlijnen aangeduid om te verhelpen in een noodtoestand waarbij de pastorale inrichtingen haast hopeloos onaangepast zijn aan de concrete gegevenheid.
S. Heester
| |
l'Oeil, nrs. 25-36, telkens 75 pp., rijk geïll., 8 klpl., Mw Possemiers, Lepoutrelaan, Elsene-Brussel, 544 Fr.
Het kunsttijdschrift L'Oeil is zijn eerste élan getrouw gebleven. Het blijft, zeker voor de leek, een van de meest verdienstelijke kunstpublikaties. Wat het eerst opvalt is het brede interesse, dat nu door een gevoelige uitbreiding van het aantal bladzijden nog meer mogelijkheden geboden wordt. Deze belangstelling omvat immers niet alleen alle gebieden van het moderne kunstleven (dat toch het voornaamste bestanddeel van het tijdschrift uitmaakt), maar gaat ook uit naar alle oude vormen van kunst zonder ook maar één periode of tak uit te sluiten. Dit betekent meteen dat L'Oeil ook een zeer open en dynamische kunstopvatting huldigt die door het concrete feit van een tijdschrift beter dan door gelijk welke theoretische uiteenzetting wordt verdedigd. Een voornaam deel van het tijdschrift blijven natuurlijk de talrijke en goed verzorgde illustraties en vooral de prachtige kleurenreproducties. Werd vroeger de architectuur enigermate verwaarloosd, nu zou men kunnen vragen aan L'Oeil waarom het zijn brede belangstelling niet ineens uitbreidt tot alle uitingen van het beeldend vermogen. Wij missen immers enigszins artikelen over fotografie, film, ballet, theater. Deze laatste uitingen van de kunst kunnen het wel niet zonder de literatuur stellen, maar ze behoren toch ook in een grote mate tot het patrimonium van de beeldende kunsten en zijn voor een groot deel van het oog afhankelijk.
G. Bekaert
| |
Geschiedenis en hagiografie
Bragt, Ria van, De Blijde Inkomst van de hertogen van Brabant Johanna en Wenceslaus (3 januari 1356). Een inleidende studie en tekstuitgave (Standen en Landen, XIII). - Nauwelaerts, Leuven, 1956, 126 pp., ingen. Fr. 150.
Een zuiver wetenschappelijke studie van het meest beroemde charter uit onze hele geschiedenis. De schrijfster geeft geen overzicht van de een eeuw durende wordingsgeschiedenis van dit charter, en wijdt evenmin uit over de juridische draagwijdte ervan. Maar zij beschrijft het tot stand komen van het charter in 1354-1356 en bespreekt en ontleedt magistraal de vier bewaarde originelen en de vele afschriften. Tevens geeft zij alle mogelijke aanduidingen over uitgaven van de tekst van de Blijde Inkomst of studiën hierover. Ten slotte bezorgt ze de eerste kritische uitgave van dit merkwaardig charter, en een Latijnse vertaling van 1672. Na een nauwkeurig onderzoek besluit ze dat de benaming van dit Nederlands charter als Blijde Inkomst dagtekent uit de 15e eeuw, de Franse vertaling Joyeuse Entrée - zoals vele Nederlanders die graag citeren - uit de 17e eeuw.
M. Dierickx
| |
Erfenis der Eeuwen. Geschiedenis en beschaving van het Westen door Crane Brinton, John B. Christopher en Robert Lee Wolff. Nederl. bewerking van John. Winkler. - Elsevier, Amsterdam, Brussel, 1957, Deel I Van prehistorie tot hervorming, 448 pp., 1958, Deel II, Van hervorming tot Bismarck, 400 pp., rijk geïll., f 22.50 per deel.
A history of civilisation, een populair geschiedwerk van de hand van bovengenoemde Amerikaanse historici, verscheen in 1955 te New-York en werd zeer gunstig ontvangen. Joh. Winkler vertaalde en bewerkte het voor Nederland en Elsevier gaf het uit, zoals een machtig uitgevershuis een dergelijk werk uitgeven kan, voornaam, smaakvol en rijk geïllustreerd. Wat weergave en wijze van voorstelling betreft, deze is zodanig dat ieder enigszins ontwikkeld mens dit boek met genoegen ter hand zal nemen. De schrijvers nemen een, wat ik zou willen noemen, gematigd christelijk standpunt in. Er zijn natuurlijk dingen die een katholiek anders zal zien; ook zou hij ongetwijfeld bepaalde ver- | |
| |
schijnselen uitvoeriger, andere korter behandeld wensen. De schrijvers zijn Amerikanen en dit bepaalt natuurlijk vaak hun zienswijze. Een ontwikkeld Europees lezer zal wel eens een vraagteken zetten, a fortiori een katholiek Europees lezer. Maar over het geheel is het een onpartijdig, verdienstvol werk, dat een goed overzicht biedt over de geschiedenis der beschaving. Het begint, als historisch werk, met Mesopotamië en Egypte om zich dan verder vooral met Europa bezig te houden. De Oosterse cultuurvolken - het Mohamedanisme krijgt nog een beurt - blijven buiten beschouwing. Het derde deel moet nog verschijnen.
Dr. P.v.A.
| |
Millot, René P., La Chine découvre le Christ (Biblioth. Ecclesia, 36). - A. Fayard, Parijs, 1957, 220 pp., Fr. Fr. 500.
Nu de vervolgde Chinese christenen hun trouw aan het katholieke geloof op zo heldhaftige wijze tonen, heeft de auteur van dit boek de stichting van deze Chinese Kerk willen beschrijven. In een vlotte, een tikje geromanceerde stijl, maar steunend op een degelijke bronnenstudie, verhaalt hij vooral het merkwaardige leven van de Jezuïet Matteo Ricci, de echte stichter van de Chinese Kerk. Het wordt een spannend verhaal: het opduiken van een Westerse geleerde te Kanton in 1582 en de verbazing der Chinezen bij het zien van zijn horloges en passers, zijn wandkaarten en astronomische apparaten. Na lange vergeefse pogingen geraakt Ricci in 1601 eindelijk aan het keizerlijk hof te Peking, de grote hoofdstad van het ‘Hemels Rijk’. Weldra krijgt hij door zijn sterrenkunde en zijn kennis der Chinese klassieken een grote invloed, wordt Chinees met de Chinezen en laat deze, als zij christen worden, alle typisch Chinese gewoonten, zoals het vereren van de voorvaderen en van de grote zedenleraar Confucius, behouden. Toen hij in 1610 stierf was de Kerk stevig gevestigd en zou zich nu verrassend snel uitbreiden. De latere ritenkwestie, een der donkerste episoden uit de missiegeschiedenis, zou veel vernielen, maar in de 20e eeuw is veel hersteld. Weer mogen de christenen hun voorvaderen en Confucius vereren en, zoals reeds Paulus V in 1605 had toegestaan, heeft Pius XII weer de vergunning gegeven de liturgie, behalve de canon van de Mis, in het Chinees te vertalen. Dit boek is geen wetenschappelijk werk maar degelijke vlot geschreven hogere vulgarisatie, zoals wij in de reeks Ecclesia gewoon zijn.
M. Dierickx
| |
Dessart, H., Halkin, L.-E. en Hoyoux, J., Inventaire analytique de documents relatifs à l'histoire du diocèse de Liège sous le régime des nonces de Cologne (1584-1606) (Analecta Vaticano-Belgica, 2e sér., sect. B, no. 2). - Institut historique belge de Rome, Brussel-Rome, 1957, 253 pp., Fr. 130.
Wie op het moeilijk te exploreren Geheim Vatikaans Archief heeft gewerkt, zal de auteurs dankbaar zijn dat zij uit verscheidene fondsen van dit Archief en uit de handschriften van de Vatikaanse Bibliotheek, 596 documenten hebben opgedolven, waarvan ze een bondige, duidelijke samenvatting geven. Het gaat over de periode van de eerste drie nuntii van Keulen, toen Ernest van Beieren prinsbisschop van Luik was. De documenten handelen vooral over benoemingen, het handhaven der Luikse neutraliteit gedurende de Frans-Spaanse oorlogen, financiële maatregelen van de Luikse kathedraal en collegialen, kerkelijke jurisdictie en over de betrekkingen met de religieuze orden, vooral met de Jezuïeten van Luik en Aken. Aldus biedt deze bronnenuitgave een rijke aanvulling bij vorige publikaties van L. Van der Essen, A. Louant, L. Jadin, e.a.
M. Dierickx
| |
Ganshof, F.L., Qu'est-ce que la féodalité. - Office de Publicité, Brussel, 3e uitg., 1957, 239 pp., Fr. 135.
De ervaren Gentse hoogleraar, als medievist internationaal beroemd, aan wie zo juist de Belgische vijfjaarlijkse prijs voor geschiedkundige wetenschappen (1951-1955) werd toegekend, heeft in dit boekje de vrucht neergelegd van tientallen jaren intense studie. Hij bestudeerde de feodaliteit, het leenstelsel, niet van politiek en sociaal standpunt uit, maar als instelling, juridisch. De voornaamste elementen van het leenstelsel vindt hij reeds ten tijde van de Merovingers, het beneficie en de vazaliteit ziet hij onder de Karolingers samenvloeien om de typische feodaliteit te vormen, maar hij beschrijft deze vooral in haar volle bloei van de 10e tot de 13e eeuw. Daarna brokkelt het leenstelsel stilaan af, om met de val van het ancien régime onder de Franse revolutie volledig te verdwijnen. De auteur heeft zijn onderzoek beperkt tot West-Europa, en wijdt vooral zijn aandacht aan Frankrijk, Duitsland en de hele streek tussen Rijn en Loire. Deze uitgave wijkt merkelijk af van die in 1944 en 1947, doordat bepaalde punten meer zijn uitgebreid en het resultaat van de nieuwste onderzoekingen
| |
| |
in de tekst is verwerkt. Voor historici en ook voor intellectuelen is het lezen van deze merkwaardige studie een hoog intellectueel genot.
M. Dierickx
| |
Dansette, A., Destin du catholicisme français, 1926-1956. - Flammarion, Parijs, 493 pp., Fr. Fr. 975.
De bekende schrijver van de tweedelige Histoire religieuse de la France contemporaine (1789-1930) tracht een inzicht te geven in het hedendaagse leven der Franse kerk. De katholieke actie onder de Franse jeugd, vooral onder de arbeiders en boeren - een initiatief dat trouwens teruggaat op de Vlaamse priester Mgr. Cardijn -, de ‘mission de France’, het experiment van de priester-arbeiders, de herwaardering van het gemeenschapsleven in de parochie en tal van andere proeven om een ontkerstend Frankrijk weer tot Christus te brengen, weet de auteur meeslepend te beschrijven. Deze knappe journalist beschikt over een opvallend degelijke documentatie, en kan ook, als leek, af en toe harde waarheden zeggen. Dat hij een tikje wijsneuzig en met te weinig eerbied voor de traditie spreekt, kan men hem vergeven. Door zijn tekort aan theologische vorming en aan innerlijke kennis van een priestervorming, vergaloppeert hij zich wel eens in zijn beschouwingen over de seminaries, en heeft hij zich ook ervan moeten onthouden de theologische gedachtenstromingen en b.v. de delicate kwestie van de ‘théologie nouvelle’ te behandelen. Maar daardoor mist dit knappe essay een zekere dieptegang. Anderzijds is dit boek voor het ogenblik de degelijkste en meest objectieve uiteenzetting van de crisis der priester-arbeiders.
M. Dierickx
| |
Dominicus. Tekst van M.-H. Vicaire, O.P., foto's van Leonard von Matt, Nederlandse bewerking van Aug. Hollaardt, O.P. - Desclée de Brouwer, 1957, 245 pp., 159 pltn., 2 krtn., ingen. Fr. 220, geb. Fr. 260.
Zoals de vroegere uitgaven Franciscus van Assisië, Pius X, Het werkelijke gezicht der heiligen, Ignatius van Loyola en Bernadette, is deze Dominicus werkelijk geslaagd. Von Matt toont ons in zijn foto's het harde, verzengde Spanje met zijn stoere Castiliaanse kastelen uit Dominicus' jeugd, het zachtere gelaat van Zuid-Frankrijk, waar Dominicus zijn roeping vond en zijn eerste gezellen won, talrijke beelden uit het leven van Dominicus en van de Predikheren, en ten slote enkele afbeeldingen van de Eeuwige Stad en van de laatste resten van de grote heilige hier op aarde. De bekende professor in de kerkgeschiedenis aan de universiteit van Freiburg in Zwitserland, M.-H. Vicaire, O.P., die zo juist een uitvoerige biografie van de H. Dominicus publiceerde, schreef een sobere, nauwkeurig afgewogen tekst. Hierin gaat hij netelige discussies, als b.v. over de keuze van de orderegel uit de weg. Als wij de Dominicus met de Ignatius en de Franciscus vergelijken, dan is de illustratie bij de eerste de meest harde, wat wel aan de overvloed van burchten, bouwwerken en beeldhouwwerk te wijten is, die bij de tweede is milder doordat meer schilderijen en handschriften, ook meer bomen en bloemen werden opgenomen, en de illustratie van de Poverollo is nog merkelijk zachter en zonniger door de wolken en wateren, de bekoorlijke Italiaanse landschappen, broeder ezel en broeder vuur. Nu wachten wij nog op een boek als dit over Benedictus, de stamvader van de Westerse monniken.
M. Dierickx
| |
Saint Pierre, Michel de, Bernadette en Lourdes. Vert. - Uitgeverij ‘Helmond’, Helmond, 255 pp., f 7.50.
De Franse romanschrijver Michel de Saint Pierre houdt zich in dit voortreffelijk geschreven werkje vooral bezig met de figuur van Bernadette. Natuurlijk is de grot het centrale punt van het boek en wordt het verloop der verschijningen uitvoerig behandeld, maar de kunstenaar die Saint Pierre is, is geïntrigeerd door het eenvoudige, natuurlijke kind Bernadette Soubirous en hij beschrijft haar kindsheid en volwassen-worden met evenveel begrip als bewondering. Een uitstekend relaas van het wonderlijk gebeuren, honderd jaar geleden, in het Pyreneeënstadje.
R.S.
| |
Land- en volkenkunde
Lintum, Dr. C.E. te, Jordanië, halfbroeder van Israël. - J.N. Voorhoeve, 's-Gravenhage, 168 pp., met kaarten en platen, f 9.90.
Nu het ‘Nabije Oosten’ in de hedendaagse politieke gebeurtenissen telkens opnieuw heftig naar voren dringt, heeft het verschijnen van dit boek over Jordanië
| |
| |
zijn bijzondere betekenis. Het is geen oorlogsverhaal maar een sober vertellend boek waarin de schrijfster - van christelijke huize - de lezer meevoert door dit kerngebied der wereldgeschiedenis en hem wijst, aan de hand van de verschillende opgravingen bij de meest bekende bijbelse plaatsen, op de talloze sporen die hier door zovele stammen en volkeren van de grijze oudheid af zijn achtergebleven. Door de historisch zo indrukwekkend gemarkeerde omweg vanuit Beiroet door de Libanon, langs Damascus, Amman, Jericho maakt de lezer de tocht naar het Heilige Land. Het spreekt vanzelf dat Jerusalem en de merkwaardigste plaatsen in de onmiddellijke omgeving het uitvoerigst besproken worden. Maar land en volk, zeden en gebruiken der hedendaagse bewoners worden hierbij niet vergeten. Ook de politieke tegenstellingen en wrijfpunten niet. Een aantal foto's en verschillende plattegronden verlevendigen en verduidelijken de tekst. Over de katholieke heiligdommen en in het algemeen over hetgeen vooral de katholieke pelgrims zal interesseren wordt weinig en merendeels terloops gesproken.
C.W.
| |
Drexler, J.P., Front der gekleurde rassen. - W. de Haan, Den Haag, Zeist, 1957, 270 pp., f 10.90.
Dit boek is geschreven aan de hand van nagelaten aantekeningen van een man, wiens pseudoniem als auteursnaam is gebezigd: J.P. Drexler. Na een inleidend hoofdstuk, geschreven door een Duitse onbekende politicus en journalist, wordt daarna het ‘front der gekleurde rassen’ beschreven. Schrijver, die aangesteld was bij de diplomatieke dienst van zijn land (Verenigde Staten), blijkt een diepgaande kennis te bezitten van de politieke toestand in Azië en Afrika. In een uitmuntende reportage neemt de auteur ons mee naar de verschillende fronten, waar de strijd om de nationale zelfstandigheid gestreden wordt. Achtereenvolgens wordt de politieke toestand belicht in Egypte, Jordanië, Saoudie-Arabië, Irak en Iran. Vanuit Azië gaat het naar ‘het zwarte werelddeel’, en wel naar het land van de Mau-Mau, naar de oude Slavenkust en naar het land van Bantoe en Boer. De documenten zijn zeldzaam knap en boeiend geschreven. Het boek verdient dan ook de ruimste verspreiding onder allen, die zich interesseren voor het drama, dat thans zowel in Azië, als in Afrika, ten aanschouwen van de gehele wereld wordt opgevoerd.
J. van Lierde
| |
Literatuur
Poppe, Andries, Windstilte, gedichten. - Die Poorte, Antwerpen, 1957, 36 pp., Fr. 40.
Om aan de slopende gejaagdheid van het moderne leven te ontkomen, wil deze dichter teruggaan naar de antieke zekerheden en de rustige geborgenheid van een burgerlijke huiskamer. A. Poppe is een dichter van het verleden. Zijn poëzie is als een poging de opdrachten van onze tijdswende te ontvluchten. Zij mist daarom grootheid en kracht. Gelukkig heeft Poppe zich door speelse ironie en door plastische uitbeelding voor sentimentaliteit behoed. Veroverende aanvaarding en bezielde levenskracht zouden aan zijn werk een nieuwe dimensie geven; en het wellicht tot een waardevol en symbolisch gedragen geheel laten uitgroeien.
J. Du Bois
| |
Heller, E., Studies in Modern European Literature and Thought: Hackett, C.A., Rimbaud; Fowlie, W., Claudel. - Bowes & Bowes, Londen, 1957, 110-112 pp., geb. sh. 10/6 (ieder).
Fowlie schetst eerst een kort, maar geslaagd geestelijk portret van Claudel; vervolgens leidt hij ons binnen in de wereld van zijn poëzie, waarvan de Art Poétique en de Cinq grandes Odes de kernstukken zijn; in een derde hoofdstuk wordt de dramaturg belicht, vooral in L'Annonce, Partage de Midi en Le Soulier de Satin. Uit al deze werken blijkt dat Claudels visie op de wereld, op de mensen, op de genadewerkelijkheid en op hun onderlinge verhouding, van zijn bekering tot aan zijn dood constant is gebleven. Schr. overdrijft de betekenis van Claudel als katholiek apologeet en exegeet, maar legt terecht de nadruk op de waarde van zijn esthetische opvattingen. In een interessante studie toont Thorlby aan dat Flaubert in zijn kunst een oplossing heeft gezocht voor de tweespalt tussen realisme en romantiek. Uit de analyse van zijn werk blijkt dat deze oplossing niet gevonden werd in een alternatie van de twee, maar in een eigen stijl die uit hun onderlinge oppositie is gegroeid en in Un Coeur simple zijn volmaaktste uitdrukking heeft gevonden. De schitterende studie van Hackett bewijst eens te meer dat de Rimbaudmythe de plaats heeft ingeruimd voor een meer objectief inzicht in diens werk. Overvloedige tekstkritiek en fijnzinnige analyses -
| |
| |
zelfs van de brieven die Rimbaud schreef na zijn dichterlijke bedrijvigheid en die men doorgaans achteloos ter zijde laat liggen - tonen duidelijk aan hoezeer het werk van Rimbaud gedragen wordt door een onweerstaanbaar geloof in de almacht van de jeugd, maar tevens door de ervaring van de dichterlijke en menselijke ontoereikendheid; zege en mislukking zijn bij Rimbaud complementair.
J. Dax
| |
Dupuy, A., L'Algérie. - La Tunisie. - Lebel, R., Le Maroc dans les lettres d'expression française. - Edit. Universitaires, Parijs-Brussel, 1956, 167-156 en 126 pp.
In deze drie boekjes worden interessante dingen verteld over franstalige schrijvers, afkomstig uit Noord-Afrika of uit Frankrijk, die Algerië, Tunis en Marokko in hun geschriften hebben betrokken. Sommige auteurs hebben aan deze gebieden heel hun werk gewijd, andere vonden er een voorbijgaande inspiratie. Voor de beknopte schetsen van of de uittreksels uit literaire werken, de biografische bijzonderheden en de goed gekozen bibliografie verdienen de samenstellers alle lof.
J. Dax
| |
Ooievaar reeks
Bachrach, Dr. A.G.H., Naar het hem leek.... Een inleiding tot Shakespeare. - Bakker/Daamen N.V., Den Haag; De Sikkel, Antwerpen, 1957, 272 pp., f 1.45 en Fr. 22.
De Leidse hoogleraar Dr. Bachrach biedt hier met vijf brieven een korte, maar instructieve inleiding tot Shakespeare. De lezer die reeds enigszins in Shakespeare thuis is, zal dit boekje uit de Ooievaarreeks met vrucht en voldoening hanteren. Als terloops worden er inzichtrijke perspectieven op de grote schrijver geopend.
R.S.
| |
Romans en verhalen
Snoek, Paul, Reptielen en amfibieën. - De Bezige Bij, Amsterdam, 1957, 71 pp.
Zestien korte verhalen, prettig geschreven, in een leuke en speelse toon, waarbij de fantasie het haalt op de inhoud en de pose vooringenomenheid verraadt. Want, de verzorgde stijl ten spijt moet men Reptielen en amfibieën als onbeduidend afwijzen. In één van die verhalen weet Snoek ons te vertellen dat: ‘eten en eten twee is. Ik, aristocraat die ik ben, moet er een sterk persoonlijke etenswijze op nahouden’. Die etenswijze bestaat er in de dooier van een ganzenei op het portret van een voorvader te spuwen. De symboliek is vrij duidelijk: alles wat wij, roomskatholieken, eerbiedigen en als heilige waarden in het leven eren, daar spuwt Snoek op. Indien hij zich echter als een verdraagzaam en superieur humanist wil aanstellen, dan moet hij vooraf de houding en het levensinzicht van andere mensen leren eerbiedigen.
J. Du Bois
| |
France, Claire, De Liefde kwam te vroeg. Oorspr. titel: Les enfants qui s'aiment. Vert. door Noud van den Eerenbeemt. - Uitgeverij Foreholte, Voorhout; Uitgeverij 't Groeit, Antwerpen, 1957, 206 pp., f 6.90.
Twee jongelui, die geen kinderen meer zijn houden van elkaar. Hun liefde dreigt echter een vorm aan te nemen, waarvoor ze nog niet rijp zijn. Zij verzetten zich daartegen en het komt tot een scheiding. Deze scheiding betekent een afscheid aan een geluk, dat in deze vorm nooit meer zal terugkeren, ook al hoeft het geen afscheid voor altijd te zijn. Claire France heeft het verhaal van André en Annick heel eenvoudig, heel zuiver en indringend verteld. Er gebeurt niets sensationeels in deze geschiedenis, maar de beide hoofdpersonen staan duidelijk voor ons getekend. Het talent der schrijfster blijkt ook wel hieruit, dat het gevoelige verhaal nergens sentimenteel wordt. Het boeit ons tot het einde. Noud van den Eerenbeemt maakte er uitstekend Nederlands van.
Bern. van Meurs
| |
Marian Anderson vertelt haar leven. Oorspr. titel: ‘My Lord, what a Morning’. Vert. door Drs. A.C. Niemeyer. - H. Nelissen, Bilthoven; 't Groeit, Antwerpen, 1957, 299 pp., f 8.90.
De beroemde Negerzangeres, Marian Anderson, vertelt in dit boek het onopgesmukte verhaal van haar leven. Geboren in een eenvoudig milieu, wordt ze zich langzamerhand bewust van haar grote gaven - die zij ook inderdaad als gaven Gods ziet - en zo groeit ze boven dit milieu uit, zonder ervan te vervreemden. Haar liefde tot haar familie, in het bijzonder haar moeder, en tot haar rasgenoten blijft haar binden. Deze mémoires maken door hun eenvoud en oprechtheid een
| |
| |
uitermate sympatieke indruk. Men leest het boek als een roman. De vertaler zorgde voor goed Nederlands en hij voegt nog een hoofdstukje aan de reeks toe over haar verblijf in ons land.
Bern. van Meurs
| |
Prisma-uitgaven
GARVE, Andrew, Moord in Moskou. - Een detective-story, die zich afspeelt in de Russische hoofdstad. Dit laatste (Moskou) wekt natuurlijk bijzondere belangstelling.
BÖLL, Heinrich, Verhalen. - Wie reeds kennis maakte met Bölls romans zal zich ook door deze verhalen niet teleurgesteld vinden, Böll is een rasverteller.
R.S.
| |
Johann, A.E., Sneeuwstorm - Withete zon - Steppenwind. Trilogie. Vertaald. - Vink, Antwerpen, Tilburg, 1958, per deel f 7.-.
In de drie delen dezer trilogie verhaalt de schrijver de avontuurlijke lotgevallen van twee uit een Amerikaans kamp in West-Virginia ontsnapte krijsgevangenen. Zij moeten de halve wereld door om weer in hun oude woonstreek te belanden. Een volks verhaal vol kleur en afwisseling.
R.S.
| |
Varia
Bishop, Jim, De dag dat Christus stierf. Vert. - De Fontein, Utrecht; Zuid Nederl. Uitg., Antwerpen, 1957, 292 pp., f 8.90.
Bishop, J., Le jour où le Christs nourut. Uit het Engels. - Corréa, Parijs, 1957.
De auteur van dit merkwaardige boek beschrijft hier tot in details de laatste dag van Christus' leven, de dag hier genomen volgens Joodse opvatting, van avond tot avond. Daar tussendoor heeft hij enige hoofdstukken over Palestina, het Romeinse rijk en over de figuur van Jesus. Hoewel hij zoveel mogelijk historisch te werk tracht te gaan, speelt toch de verbeelding een vrij belangrijke rol. Het boek leest boeiend en de schrijver, die zowel protestantse als katholieke werken raadpleegde, staat op orthodox standpunt zodat ook katholieke lezers het werk met genoegen zullen lezen. Bij strenge wetenschappers zal het boek niet geheel en al in de smaak vallen; daarvoor is het te ‘journalistisch’ van allure, is er te veel fictie in het spel. Maar minder historie- en bijbeldoorvoede lezers zullen er zich enige devote en onderhoudende uren mee verpozen.
R.S.
| |
Stevenson, Adlai, The New America. - Ed. Seymour E. Harris, John Bartlow Martin en Arthur Schlesinger, Jr., Rupert Hart-Davis, Londen, 1957, XXX-285 pp., geb. sh. 37/6.
Onder een titel, die tevens de slogan was van de Democratische Partij in 1956 worden hier meerdere van Stevensons 56-verkiezingspeeches verzameld. Door de uitgevers, die behoren tot Stevensons ‘braintrust’, wordt tevoren een ontleding gegeven van het verloop van de campagne en van de factoren die Stevensons tweede, onfortuinlijke nederlaag bepaalden. Zoals we toelichtten in het februarinummer 1957 van Streven, was de Democratische kandidaat in 56 meer vechter, meer ‘down to earth’ dan in 52. Maar toch blijft op deze selectie uit meer dan 300 speeches - waarvan de meeste door Adlai zelf zijn geschreven - de stempel gedrukt van een hooggestemde, elegante en constructieve geest. Moet het herhaald, dat Stevenson een briljant redenaar is die ook de lezer weet te boeien? Hernieuwd contact met Stevensons gedachtenwereld levert het bewijs hoe gezond zijn oordeel is t.a.v. vele vraagstukken, maar hoe hij vooruitloopt t.a.v. het begripsvermogen van de massa, zoals zijn voorstellen nopens het stopzetten van de atoomproefnemingen thans, in 58, aantonen (blz. 44-58). De Europese lezer zal vooral belangstelling opbrengen voor deel II, dat gewijd is aan internationaal-politieke problemen. Interne vraagstukken hebben de 56-verkiezingsstrijd echter beheerst.
Sylvain Plasschaert
| |
Prisma-uitgaven. Het Spectrum, Utrecht, f 1.25 per deel.
PEISSON, Edouard, Het zout van de zee. Een boeiend en voortreffelijk geschreven relaas van een proces, waarin een scheepskapitein zich heeft te verantwoorden voor de Raad van Scheepvaart.
KÜHN, Herbert, Het ontwaken der mensheid. Een boekje van de Duitse professor Herbert Kühn over de prehistorische mens.
NOGLY, Hans, Anastasia. Een journalist schrijft hier over de vrouw, die in 1920 te Berlijn in een kliniek werd opgenomen en zich voor de dochter van tsaar Nicolaas uitgaf.
R.S.
|
|