Streven. Jaargang 82
(2015)– [tijdschrift] Streven [1991-]–
[pagina 905]
| |
Georges de Schrijver
| |
[pagina 906]
| |
hele poëtische tekst, iets wat uitzonderlijk is in een officieel document. Even uitzonderlijk is het feit dat de paus, naast verwijzingen naar uitspraken van zijn voorgangers, passages citeert uit plaatselijke bisschoppenconferenties die zich over het milieuvraagstuk hebben gebogen (het merendeel hiervan uit bisschoppenconferenties in de ontwikkelingslanden). Op die manier verleent hij een stem aan zijn ‘broeders’ in het ambt. Paus Franciscus is uiteraard niet de eerste paus die het had over het milieu. Vóór hem hadden Johannes Paulus II en Benedictus XVI dit thema al aangesneden. Gedurende zijn bijna achtjarige pontificaat was paus Benedictus zozeer hierop gefocust dat hem, tot zijn eigen verbazing wellicht, de koosnaam ‘groene paus’ te beurt viel. Toch moet dit succesnummer met een korreltje zout worden genomen. Bij nader toezien is Benedictus' aanpak van de milieuproblematiek nog erg westers gekleurd, terwijl de Argentijnse paus Franciscus, zoals we zullen zien, meteen de nadruk legt op de desastreuze gevolgen van de milieuafbraak voor de arme bevolkingslagen in de ontwikkelingslanden. | |
De ‘groene paus’ BenedictusBenedictus is gewonnen voor het gebruik van milieuvriendelijke energiebronnen. Zo liet hij op het dak van de grote Paulus VI-aula zonnepanelen aanbrengen waarvan de productie praktisch volstaat om heel Vaticaanstad van elektriciteit te voorzien. Vervolgens liet hij de Vaticaanse bank koolstofkredieten aankopen waarmee in Hongarije bossen werden aangelegd ter compensatie voor de CO2-uitstoot in Vaticaanstad. Tevens schafte hij zich een hybride pausmobiel aan die gedeeltelijk op elektriciteit rijdt. Die nadruk op energiegebruik treft men ook aan in zijn encycliek Caritas in veritate (Liefde in waarheid) van 2009 en in zijn boodschap voor de viering van de Werelddag van de Vrede in 2010. Hierin wordt telkens de verantwoordelijkheid onderstreept die de huidige generatie heeft om haar energiegebruik af te stemmen op de komende generaties, zodat deze over voldoende energiebronnen zullen kunnen beschikken in een schoon milieu. De hele nadruk ligt op het gemeenschappelijk goed (bonum commune), op de verdelende rechtvaardigheid en op een verstandig omgaan met het rentmeesterschap, dat wil zeggen: met het beheer van de schepping die, aldus Genesis 1:28Ga naar eind[2] ons van Godswege is toevertrouwd: ‘Het milieu is een gave Gods aan iedereen; in ons gebruik ervan hebben we een verantwoordelijkheid jegens de armen, jegens de komende generaties en jegens de mensheid als geheel’Ga naar eind[3]. Met ‘de armen’ bedoelt Benedictus de ontwikkelingslanden. Net zoals we verplicht zijn tot solidariteit met de komende generaties, dienen we solidair te zijn met de ontwikkelingslanden: ‘Het feit dat sommige staten, | |
[pagina 907]
| |
machtsblokken en bedrijven niet-hernieuwbare energiebronnen opstapelen voor zichzelf’, schrijft hij, ‘vormt een ernstige hinderpaal voor de ontwikkeling in arme landen’Ga naar eind[4]. Benedictus heeft het specifiek over de schepping, en niet zozeer over de natuur als zodanig. Hij verwerpt de zienswijze van radicale biocentristen als zou de zichzelf regenererende natuur belangrijker zijn dan de mens. Evenmin mag de mens worden gemarginaliseerd als was hij een toevallig product van de kosmische evolutie. Voortgaand op het christelijke erfgoed dient gesteld dat de mens een centrale positie inneemt in de schepping. Hij heeft de plicht een ‘menselijke ecologie’ te ontwikkelen, die opkomt voor de onschendbaarheid van het leven en voor de waardigheid van de menselijke persoon. Die grondhouding is beslissend voor een mondiaal sociaal milieubewustzijn, dat wars van zelfzuchtig nationalisme oog heeft voor de noden van alle volkeren. ‘We dienen het ecologisch probleem niet enkel aan te pakken omdat er sombere vooruitzichten opdagen rond de afbraak van het milieu; de ware motivering moet liggen in de zoektocht naar een authentieke wereldwijde solidariteit geïnspireerd door naastenliefde, rechtvaardigheid en het gemeenschappelijk goed’Ga naar eind[5]. Wat die afbraak van het milieu concreet inhoudt, stipt Benedictus kort aan met deze retorische vraag: ‘Kunnen we onverschillig blijven’, schrijft hij, ‘voor de problemen die samenhangen met realiteiten als klimaatverandering, woestijnvorming en de drastische daling van de productiviteit in uitgestrekte landbouwzones, de vervuiling van rivieren en grondwater, het verlies van biodiversiteit, de aangroei van natuurrampen en de ontbossing van tropische regio's?’Ga naar eind[6]. Remedies om dit alles tegen te gaan zijn, naast bindende afspraken tussen de naties, een soberder levensstijl en een nieuwe oriëntatie van de economie, aspecten die paus Franciscus nog verder zal uitdiepen. Maar vooral onderstreept paus Franciscus het verband tussen de milieuafbraak en de verslechtering van de situatie van de armen, iets waarvoor paus Benedictus minder gevoelig was. | |
Paus Franciscus: respect voor het milieu en voor de armenLaudato si richt de schijnwerper op de inbreng van Franciscus van Assisi en de manier waarop deze ‘zich bekommerde om Gods schepping en om de armen en verschoppelingen’ (§10). Wie zich misdraagt tegen planten en dieren, zal ook de armen met minachting bejegenen, en omgekeerd. Respect voor wat is en leeft in de natuur, en respect voor het gewone volk gaan hand in hand. Wie dergelijk respect opbrengt, zal in staat zijn de schepper te loven om de eigen waarde en schoonheid van elk ding. Aan het eind van zijn encycliek wijdt paus Franciscus een bladzijde aan de contemplatie van God in de pracht van de natuur. Hij ver- | |
[pagina 908]
| |
wijst hierbij naar de mysticus Johannes van het Kruis, voor wie het overweldigende schouwspel van bergen en valleien de aanwezigheid opriep van ‘de beminde’, en hij besluit: ‘Er is een mystieke betekenis te vinden in een blad, in een bergpad, in een dauwdruppel en in het gelaat van een arme mens’ (§233). De paus pleit met andere woorden voor het koesteren van gevoelens van ontzag en bewondering als tegengif tegen een mentaliteit van overheersing. Tegen deze overheersing was Franciscus van Assisi al in het geweer gekomen. Zijn verzaking aan alle bezit was ten diepste ‘een weigering om de realiteit te herleiden tot een gebruiksvoorwerp waarover men zomaar beschikt’ (§11)Ga naar eind[7]. Met deze mystieke visie als achtergrond begrijpt men beter de nadruk die paus Franciscus legt op ‘de tragische effecten van de milieuafbraak op het leven van de armsten in de wereld’ (§13). Maar vooraleer dat hoofdstuk aan te snijden geeft hij een overzicht van de milieuproblematiek, onder de rubrieken ‘vervuiling’, ‘klimaatverandering’, ‘watertekort’ en ‘verlies van biodiversiteit’. Telkens onderstreept hij dat men te doen heeft met een door de mens veroorzaakte ontwrichting van natuurlijke cycli. Milieuvervuiling ontstaat wanneer door de industrie geproduceerde afvalproducten niet worden gerecycleerd. Terwijl dierlijk afval door planten wordt opgenomen, worden plastics dat niet; ze dienen dus te worden gerecycleerd, anders blijven ze liggen als zwerfvuil, dat nu al de oceanen vervuilt. Evenmin wordt het gros (60%) van de koolstofdioxide die we door het veelvuldig gebruik van fossiele brandstoffen (steenkool, aardolie voor auto's en vliegtuigen) produceren, afgebouwd door fotosynthese in bomen en planten. Het exponentieel aangroeiende overschot hiervan leidt via het broeikaseffect tot de opwarming van de aarde. Voor paus Franciscus is het duidelijk: ‘Een heel solide wetenschappelijke consensus geeft aan dat we momenteel een verontrustende opwarming van het klimaatsysteem meemaken’ (§23) wat zal leiden tot een stijging van de zeespiegel (door smelting van het poolijs) en tot extreme weersomstandigheden (zoals fellere orkanen). In die gestage opwarming kunnen ook vulkaanuitbarstingen en zonnecycli meespelen, maar de grote schuldige is en blijft, aldus de paus, onmiskenbaar de mens. Ten gevolge van aanhoudende droogte is er watertekort in verschillende Afrikaanse landen. Elders eigenen bedrijven zich de bestaande grondwaterreserves toe voor de industrie, zodat de mensen in de omgeving water in flessen moeten kopen. Beschikbaarheid van drinkbaar water voor iedereen wordt dus een probleem, te meer daar detergenten en chemische producten rivieren, meren en zeeën verontreinigen. Eenzelfde industriële bedrijvigheid is er de oorzaak van dat wereldwijd dier- en plantensoorten met uitroeiing zijn bedreigd. Dit geldt niet en- | |
[pagina 909]
| |
kel voor zoogdieren en vogels, maar ook voor insecten, wormen en micro-organismen die nuttig zijn voor de plantengroei en de landbouw. Het rooien van bossen in het Amazonegebied is bijzonder zorgwekkend. Hierdoor worden niet alleen de longen van de aarde aangetast, maar dreigt een hele biodiversiteit van diersoorten te worden opgeofferd aan monoculturen. Even onheilspellend is de overbevissing en het destructieve gebruik van cyanide en dynamiet bij de visvangst. Dit laatste maakt dat ‘de wonderwereld van de zeeën met hun koraalriffen verandert in kerkhoven zonder kleur of leven’ (§41). In dit overzicht laat paus Franciscus al doorschemeren dat de kwetsbaarste bevolkingsgroepen door aanslagen op het milieu het hardst worden getroffen. De uitputting van visreserves veegt de kleine vissersgemeenschappen van de kaart; grondwatertoeëigening door industrieën berooft de armen van hun natuurlijk recht op water, terwijl de stijging van de zeespiegel rampzalig wordt voor arme kustbewoners, en er in Afrika vanwege de droogte al een vluchtelingenstroom op gang is gekomen. Paus Franciscus klaagt de ongevoeligheid aan voor dit thema bij westerse beleidsmakers en in de media. Zij lijken over het hoofd te zien dat ‘de milieuproblemen vooral de uitgeslotenen treft, die de meerderheid uitmaken van de bevolking van onze planeet: miljarden mensen’ (§49). Als ze het thema al aanraken, dan is dat meestal academisch (in de vorm van een pleidooi voor geboortebeperking). Bij gebrek aan fysiek contact met de veroorzaakte miserie neigen ze ertoe de verslechterende toestand van arme contreien te zien als een onvermijdelijk neveneffect van het ‘grotere goed’ van de vooruitgang. Maar, betoogt Franciscus, een echte ecologische benadering dient er tevens een te zijn van sociale rechtvaardigheid. ‘We dienen én de schreeuw van de aarde te horen én de schreeuw van de armen’ (§49). In het vuur van zijn betoog slaat paus Franciscus de beschuldigende toon aan van het ‘derde-wereld’-discours. Het rijke ‘Noorden’ dient te beseffen dat het een ‘ecologische schuld’ heeft af te lossen aan het arme ‘Zuiden’. Op grond van een ‘systeem van handelsrelaties en van aanspraak op eigendom dat structureel pervers is’ (§52) heeft het rijke Noorden eeuwenlang beslag gelegd op grondstoffen uit het Zuiden en op die manier een enorm niveau van welvaart en consumptie bereikt. En nu breidt het die logica van overheersing uit tot het milieu. Om zijn hoge consumptiegraad te kunnen aanhouden verwacht het Noorden dat het Zuiden weer bijspringt: ditmaal door met zijn belangrijke reserves van biosfeer (voor zover die nog niet het slachtoffer zijn van roofbouw) de globale luchtvervuiling en het broeikaseffect tegen te gaan, en hierbij zelf niet te veel aan ontwikkeling te doen. Franciscus tekent protest hiertegen aan: het Noorden zou er beter aan doen zijn ‘ecologische schuld’ te erkennen, ‘door zijn consumptie van niet-hernieuwbare | |
[pagina 910]
| |
energie drastisch te verminderen en de armere landen bij te staan in het ontwerpen van een politiek en programma's van duurzame ontwikkeling’ (§52). | |
Bevrijdingstheologie Argentijnse stijlVooral uit de Verenigde Staten is er heel wat kritiek gekomen op Laudato si. Politici en economen verwijten de paus dat hij zich eenzijdig heeft laten leiden door het Potsdamse Instituut voor Onderzoek naar Klimaatimpact en de argumenten van de klimaatsceptici naast zich neer heeft gelegd. Maar vooral nemen ze hem kwalijk dat hij het linkse discours van de Noord-Zuid-tegenstelling overneemt; ze beschuldigen hem er ronduit van een marxist en een communist te zijnGa naar eind[8]. De vraag is hoe dit te rijmen valt met de levensloop van de paus, die zich in Argentinië in het kielzog van het peronisme steevast heeft verzet tegen het marxisme en de marxistisch geïnspireerde bevrijdingstheologie. Indien Franciscus echter een bevrijdingstheologie huldigt, dan is dat ongetwijfeld een bevrijdingstheologie van een andere soort - een in Argentijnse stijl. Jorge Bergoglio is geen onbesproken figuur. Meteen na zijn aanstelling tot paus, waarbij hij de naam Franciscus aannam, ontstond er al ophef in de pers. Hij zou, toen hij provinciaal was van de Argentijnse jezuïeten (van 1973 tot 1979), twee van zijn medebroeders aan de staatsveiligheid hebben uitgeleverd op verdenking van marxistische sympathieën. In een inmiddels ook in het Nederlands verschenen interview licht Bergoglio die beschuldigingen toeGa naar eind[9]. Hij was verplicht geweest twee jezuïeten - Orlando Yorio en Francisco Jalics - die in de sloppenwijken werkten, uit de orde te ontslaan omdat ze een eigen congregatie wilden stichten. De staatsveiligheid legde dit ontslag uit als een desavouering en nam hen gevangen; tijdens die gevangenschap werden ze, zoals zovelen tijdens het Videla-regime (1976-1981), gefolterd. Bergoglio ondernam stappen om hen vrij te krijgen (en ze kwamen uiteindelijk vrij), maar de guerrillabeweging Montoneros hield vol dat hij niet kordaat genoeg had opgetreden omdat hij, zoals de meeste clerici toen, het regime genegen zou zijn geweest om zijn anticommunistische opstelling. Zeker is dat Bergoglio als provinciaal en ook nadien als rector van het studiehuis voor filosofie en theologie van de orde (1980-1986) tweespalt teweeg heeft gebracht in de Argentijnse jezuïetenprovincie - iets wat hij nadien betreurde. Als rector van het studiehuis blokkeerde hij een cursus sociale analyse, die door de generaal overste, Pedro Arrupe, was aanbevolen, en zag hij er scherp op toe dat geen enkele professor de studenten initieerde in de gangbare bevrijdingstheologie. Hij gaf echter zijn volle steun aan pater Juan Carlos Scannone (o1931), die in het studiehuis doceerde en er werkte aan het ontwerp van een specifiek Argentijnse | |
[pagina 911]
| |
bevrijdingsfilosofie en hierrond verschillende colloquia organiseerde. Wil men het denken van Bergoglio leren kennen, dan moet men bij Scannone te rade gaan. In 1986 zocht de nieuwe Generaal Overste, Peter Kolvenbach, een einde te maken aan deze tweespalt en stuurde Bergoglio naar het studiehuis Sankt Georgen in Frankfurt waar hij de mogelijkheid diende af te tasten om een doctoraat te behalen. In dit kader bestudeerde hij intensief de geschriften van de Duitse priester-cultuurfilosoof Romano Guardini (1885-1968), maar tot een doctoraat is het niet gekomen. Terug in Argentinië werd Bergoglio na een paar jaar hulpbisschop, en nadien werd hij benoemd tot aartsbisschop van Buenos Aires. Zoals gezegd is Scannone een belangrijke schakel in het denken van Bergoglio. Scannone is in de eerste plaats een filosoof, die ook over culturele en religieuze fenomenen nadenkt zoals de volksdevoties. Centraal in zijn denken is de notie ‘volk’ (el pueblo) als een culturele, sociale en politieke entiteit. Die notie heeft twee lagen: het volk als natie, en het volk als het geheel van ‘gewone mensen’, die de dragers zijn van de volkse cultuur, dat wil zeggen van een typische levensstijl en manier van denken en voelen, die minder rechtlijnig is dan het louter rationele denken. Het ‘volk’ valt voor hem niet samen met de onderdrukte klasse die, zoals in het marxisme, op haar rechten staat in de klassenstrijd. Het is veeleer een dynamisch en gelaagd geheel van mensen van vlees en bloed die fier zijn op hun culturele eigenheid. Die culturele eigenheid bestaat in de mengvorm (mestizaje) van precolumbiaanse zeden en gebruiken en het barokke christendom van de conquistadores dat zich in die oudere laag heeft geïncultureerd. In het América profunda worden ook de christelijke processies, met hun fanfares en dansen, gevierd als waren het inheemse feesten. Die vruchtbare mengvorm straalt vreugde uit en vitaliteit. Situaties en feiten die indruisen tegen deze bruisende vitaliteit, worden ervaren als ‘ingaand tegen het volk’ (anti-pueblo) en vragen, vanuit een gedeelde rechtvaardigheidszin, om rechtzetting. Sociale conflicten worden, met andere woorden, bijgelegd door alle geledingen van het volk. Eensgezindheid primeert op conflict. Van hieruit kan men al raden dat Scannone geen hoge dunk heeft van het marxisme, dat een conflictmodel huldigt en weinig of geen oog heeft voor culturele verworvenheden. Voor hem zijn de marxistische schema's gepokt en gemazeld met verlichtingsdenken: linkse ideologen zijn meer begaan met de juistheid van hun sociaaleconomische analyse (waardoor ze greep willen krijgen op de werkelijkheid) dan met de noden en verlangens van het volk. Als filosoof pakt Scannone de zaken grondig aan door basisstructuren met elkaar te vergelijken. Zijn bevrijdingsfilosofie zal er in bestaan de latino levenshouding te emanciperen uit, en te vrijwaren, tegen de wurggreep van het westerse | |
[pagina 912]
| |
verlichtingsdenken, dat met zijn koele rationaliteit en berekenende technologie het hele bestaan naar zijn hand zoekt te zetten. Verlichtingsdenken is des duivels omdat het de oude culturen platwalst. Bevrijding van de inheemse cultuur is Scannone's motto - van een inheemse cultuur die tevens religieus, communautair en aardnabij is. Belangrijk is het onderscheid dat Scannone maakt tussen een ‘levenswijze van het zijn’ (ser) en ‘een levenswijze van het bestaan’ (estar). Westerlingen opteren voor het zijn, dat wil zeggen voor het definiëren van de dingen zoals ze zijn en moeten worden, terwijl latino's waarde hechten aan hun manier van leven in een welbepaald milieu (estar heeft in het Spaans de connotatie ‘zich in een bepaalde toestand bevinden’). Centraal in deze beleving van het milieu is de aardgebondenheid, die tevens een religieuze dimensie bevat. Dit uit zich in een dubbele notie van transcendentie: een ‘transcendentie naar boven’, waarvoor het hemelgewelf symbool staat, en een ‘transcendentie naar beneden’ die de aandacht richt op landschappen en grond, kortom op Moeder Aarde (Pachamama). Het Ibero-Amerindische mestizaje heeft een bijzondere gevoeligheid ontwikkeld voor het feit dat de levende wezens (mensen en dieren) zich voeden met de vruchten van de aarde: wij zijn een stuk natuur. Dat besef is religieus van aard; het roept eerbied op voor de ritmen van zaaien en oogsten, voor de band van de gemeenschap met de plek waar zij leeft, en voor de samenhorigheid en wederzijdse hulp die mensen elkaar verschuldigd zijn. ‘Alles is verbonden met alles’, en juist dit is religio (binding)Ga naar eind[10]. | |
Paus Franciscus' ontwerp van bevrijdingIn zijn encycliek onderstreept paus Franciscus even sterk als Scannone de noodzaak van een bevrijding van het ‘volk’ met zijn aardnabije cultuur uit de wurggreep van het technocratische denken. Explicieter nog dan Scannone dit deed, richt Franciscus de schijnwerper op het natuurlijke leefgebied van het ‘volk’ dat nu - zoals uit zijn analyse in Laudato si blijkt - door milieuafbraak wordt bedreigd. Hij neemt het op voor inheemse gemeenschappen en hun tradities. Zij dienen te worden geraadpleegd wanneer in hun gebied ontwikkelingsprojecten worden gepland. ‘Voor hen is het land niet zo maar een gebruiksvoorwerp maar een gave van God en van hun voorouders die daar rusten, een heilige ruimte waarmee ze in interactie dienen te treden willen ze hun identiteit en waarden behouden. Wanneer ze op hun land blijven, zorgen zij daar zelf het best voor. Maar in vele delen van de wereld worden ze onder druk gezet om hun thuisland te verlaten om plaats te maken voor landbouw-of mijnprojecten die worden opgezet zonder acht te slaan op de afbraak van natuur en cultuur’ (§146). | |
[pagina 913]
| |
Franciscus haalt deze casus aan om de technocraten duidelijk te maken dat ze respect moeten opbrengen voor de inheemse gemeenschappen: ze dienen de tweevoudige afbraak te realiseren die ze teweeg gaan brengen. In andere passages nodigt hij de beleidsmensen uit om na te denken over de rol die het natuurlijke milieu speelt in de groei en ontwikkeling van organismen maar ook van mensengemeenschappen. ‘Wanneer we het hebben over het milieu,’ schrijft hij, ‘dan hebben we het over de intrinsieke relatie die bestaat tussen de natuur en de maatschappij waarin wij leven. Natuur kan niet worden gezien als iets dat gescheiden is van ons, of als een loutere setting waarin wij leven. Wij zijn deel van de natuur, ingesloten in haar en in voortdurende interactie met haar’ (§139): zo bouwen we onze sociale netwerken op. We dienen dus te beseffen dat aantasting van het milieu ook aantasting is van de gemeenschap die daar leeft: ‘We worden niet geconfronteerd met twee aparte crises, de ene milieugebonden en de andere sociaal, maar met één complexe crisis die én sociaal én milieugebonden is’ (§139). Dit is de kernboodschap die Franciscus wereldkundig wil maken. Met deze complexe crisis dienen, aldus de paus, ook de groene ecologisten rekening te houden. Zij spreken weliswaar hun verontwaardiging uit over het uitsterven van bepaalde planten of diersoorten, maar dreigen wel eens te vergeten dat het uitsterven van culturen minstens even erg is: ‘Het verdwijnen van een cultuur kan even ernstig of zelfs ernstiger zijn dan het verdwijnen van een plant- of diersoort’ (§145). Paus Franciscus spreekt onomwonden zijn waardering uit voor de volkse cultuur waarmee hij als aartsbisschop van Buenos Aires in contact is gekomen in de sloppenwijken (men noemde hem ‘de bisschop van de sloppenwijken’). Die cultuur is niet alleen bedreigd, ze is ook, paradoxaal genoeg, erg weerbaar. De sloppenwijkbewoners zijn van het platteland uitgeweken naar de stad en leven daar in soms erbarmelijke omstandigheden aan de rand van een woestijn van beton. Maar uit hun aardverbondenheid hebben ze één ding overgehouden: hun onderlinge solidariteit die hen veerkracht verleent. Franciscus geeft toe dat sommige sloppenwijkbewoners in de criminaliteit belanden, maar dat is niet de regel: ‘heel veel mensen zijn in deze omstandigheden,’ schrijft hij, ‘in staat banden van samenhorigheid te smeden die hun leven in de stadsdrukte omvormt tot een ervaring van gemeenschap’ (§149). Om die uitspraak te staven verwijst Franciscus naar een artikel van Scannone uit 1993: ‘De invasie van de armen en de logica van de gratuïteit’. | |
Van Scannone naar GuardiniLaudato si bevat één verwijzing naar Juan Carlos Scannone, terwijl Romano Guardini de eer te beurt valt acht keer te worden geciteerd in | |
[pagina 914]
| |
Franciscus' analyse van de moderne technocratie. De citaten komen telkens uit Guardini's bekende werk Das Ende der Neuzeit (1950), een boek dat Jorge Bergoglio blijkbaar heeft bestudeerd tijdens zijn verblijf in Frankfurt. Ofschoon veel eerder verschenen dan de publicaties van Scannone, heeft dit boek het al over de nefaste gevolgen van het technocratische denken op onze leefwereld, een thema dat Scannone aanvult met een focus op het Ibero-Amerindische ‘volk’Ga naar eind[11]. Volgens paus Franciscus heeft Guardini al de basisstructuur van het technocratische denken blootgelegd waarvan we nu, in het tijdperk van de klimaatverandering, globalisering en agrobusiness, de volle consequenties inzien. Romano Guardini is geboren uit Italiaanse ouders die naar Duitsland emigreerden. Hij kreeg zijn intellectuele vorming in een Duits gymnasium en aan Duitse universiteiten. Als priester-cultuurfilosoof probeerde hij de verschuiving te vatten van een christelijk doordesemde samenleving naar een technologisch gestuurde wereld en de gevaren die deze laatste inhoudt. Zijn geliefde plek voor vakantie was het Noord-Italiaanse Comomeer. Daar observeerde hij vanaf de jaren 1930 een cultuurbreuk. Was voorheen de huizenbouw aangepast aan de omgeving van het meer, dan kwam er van nu af hoogbouw voor toeristen die vloekte met het landschap, en was het tragere ritme van de roeiboten vervangen door hectisch varende motorboten. Dit deed hem vragen stellen over de landschaps- en mentaliteitsverandering in Europa vanuit de achtergrond van godsdienst en meditatieve vroomheid. Toen hij in de tweede helft van 1940 zijn boek Das Ende der Neuzeit schreef, waren ook de gruwelen bekend waartoe techniek en management konden leiden: de systematische uitroeiing van de joden in de gaskamers en crematoria van de concentratiekampen en de verpulvering van Hiroshima en Nagasaki door Amerikaanse atoombommen. Guardini's beoordeling van de techniek kan in een paar stellingen worden samengevat, die paus Franciscus als volgt weergeeft: (1) Het technische kunnen stelt de mens in staat ‘veiliger, comfortabeler, welvarender en krachtiger te leven’ (§105)Ga naar eind[12]. Maar het is een illusie te menen dat technologische vooruitgang ook vooruitgang in het menszijn betekent. (2) De techniek lijkt de mens boven het hoofd te groeien. Technocraten nemen ‘nut en veiligheid als de enige maatstaf van beoordeling’ (§105)Ga naar eind[13] en schakelen zo de morele verantwoordelijkheid uit die de mens dient te nemen bij het maken van keuzes. Maar wat voor hem nuttig is, dient de mens als moreel wezen zelf uit te maken, niet de technologie. (3) Technologie neigt ertoe alles in haar ijzeren logica in te sluiten. Wie let op die logica, ‘beseft al vlug dat technologie in laatste instantie niet zomaar uit is op nut en veiligheid of het welzijn van de mensheid: | |
[pagina 915]
| |
in de radicaalste betekenis van het woord is “macht” haar motief - heerschappij over alles. Op grond hiervan legt de mens beslag op de naakte elementen van de natuur én van de menselijke natuur’ (§108)Ga naar eind[14]. (4) ‘De technologische geest beschouwt de natuur als een gevoelloze orde, als een koud geheel van feitelijke gegevens, als nutsobject, als ruwe materie die tot gebruiksvoorwerp kan worden hervormd; tevens beschouwt hij de kosmos als een lege ruimte waarin voorwerpen kunnen worden gedropt in volslagen indifferentie’ (§115)Ga naar eind[15]. En dan volgt nog een stelling over de reactie van de mensen op dit alles: (5) ‘De massamens neemt zonder meer de gadgets en technische snufjes over die machineproductie en abstracte planning hem opdringen; zij vormen dé levensvorm. In mindere of meerdere mate is de massamens ervan overtuigd dat zijn conformiteit aan de techniek redelijk en juist is’ (§203)Ga naar eind[16]. In hun werk Dialektik der Aufklärung (1944) hebben Max Horkheimer en Theodor Adorno van de Frankfurter Schule al op de dubbelzinnigheid van het verlichtingsdenken gewezen. Ook zij beklemtonen dat de door de technologische mens nagestreefde heerschappij over de natuur tevens leidt tot een verknechting van de mens, en dat deze, als massamens, hierin berust vanuit zijn fascinatie voor de telkens nieuwe gadgets die de wereld van de reclame hem toespeelt. Maar met Romano Guardini wenst paus Franciscus een stap verder te gaan en de vraag te stellen hoe het tot zo'n feitelijk verval is kunnen komen. Als antwoord vanuit de christelijke traditie geven ze aan: het antropocentrische denken dat zijn verankering in de Schepper heeft afgeschud. Van zodra die ‘ontvoogding’ plaatsvindt, wordt de natuur onttoverd en treden nieuwe goden in het bestaan, zoals momenteelGa naar eind[17] de ‘vergoddelijkte markt’ (§56) die bij alle schommelingen van dien de balans opmaakt van winnaars en verliezers. Telkens heeft men te doen met de uitrangering van wat als waardeloos wordt aanzien. Wij dreigen terecht te komen, schrijft paus Franciscus, in een ‘wegwerpcultuur die de uitgeslotenen treft, juist zoals ze dingen die ze niet meer nodig heeft bij de afval gooit’ (§22). In zo'n wereld is er geen ruimte meer om met Franciscus van Assisi de Schepper te loven om de pracht van de schepping en onze vitale verbondenheid hiermee. De beklijvende Guardini-teksten die paus Franciscus citeert komen alle voor in het derde hoofdstuk van de encycliek, ‘De menselijke wortels van de ecologische crisis’, waarin hij het technocratisch paradigma op de korrel neemt. Dit stelt hem in staat kritiek uit te oefenen op de financiële sector en op de liberale economie, die zich laten leiden door de niets ontziende logica van het berekenende machtsdenken: zowel de natuur als de zwakkere sectoren in de samenleving moeten eraan gelo- | |
[pagina 916]
| |
ven. Bij nader toezien herkennen we in deze aanklacht een grondthema van Scannone: namelijk diens waarschuwing (vanuit de Latijns-Amerikaanse context) tegen de vernietigende effecten van de technocratische rede op milieu en leefwereld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Franciscus op een bepaald moment oproept tot een ‘bevrijding uit het heersende technocratische paradigma’ (§112). Die oproep weerklinkt als een echo van wat Scannone in een interview met Raúl Fornet-Betancourt al in 1988 aan de kaak stelde: de verknechtende greep ‘niet van wetenschap en techniek als zodanig, maar van een doorgedreven sciëntisme en technocratisme’Ga naar eind[18], die elk restant van humane redelijkheid naast zich hebben neergelegd. Alles samen neig ik ertoe de geciteerde Guardini-teksten niet los te zien van Scannone's bevrijdingsfilosofie die paus Franciscus zich al heel vroeg heeft eigengemaakt. Het doorslaggevende motief voor Jorge Bergoglio om tijdens zijn studieverblijf in Frankfurt Guardini's Das Ende der Neuzeit te bestuderen bestond juist hierin dat hij bij een gerenommeerde Europese religieuze auteur de bevestiging wilde vinden van zijn door Scannone geïnspireerde bevrijdingsproject. | |
Ter afrondingIn dit artikel heb ik niet kunnen ingaan op sommige prangende vragen die paus Franciscus in zijn encycliek uitvoeriger bespreekt: de noodzaak van bindende afspraken op de diverse wereldtops rond milieu, de dringendheid van een vermindering van de ecologische voetafdruk bij de bewoners van de rijke landen en bij de elites in het ‘Zuiden’, of - wat de paus speciaal ter harte gaat - het intomen van de obsessie om almaar te willen groeien. Uit de manier echter waarop Franciscus deze onderwerpen aanpakt, blijkt telkens weer hoezeer hij ervan overtuigd is dat milieuafbraak en aangroei van ellende bij de armen onlosmakelijk samengaan. Dit heb ik willen aantonen met de belichting van paus Franciscus' Argentijnse achtergrond. |
|