Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6,57 MB)

Scans (30,90 MB)

XML (3,43 MB)

tekstbestand






Genre
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1836

(1836)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen

Vorige Volgende

Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen, door Mr. J.C. de Jonge. IIden Deels Iste Stuk. Van den Munsterschen Vrede tot den tweeden Engelschen Oorlog. In 's Gravenhage en te Amsterdam, bij de Gebr. van Cleef. 1835. In gr. 8vo. VIII en 366 bl. f 3-40.
Natuurkundige Geschiedenis van de kusten der Noordzee, en van de veranderingen, welke zij, sedert den Cymbrischen vloed tot op heden, door watervloeden ondergaan hebben. Uit het Hoogduitsch van Fr. Arends. Met eene Voorrede en Aanteekeningen vemeerderd 'door Dr. R. Westerhoff, practiserend Geneesheer te Warfum, enz. Iste Deel. Met eene Kaart. Te Groningen, bij W. van Boekeren. 1835. In gr. 8vo. XII en 252 bl. f 2-40.

[p. 122]


De eerste November: een geschied- en tijdrekenkundig Onderzoek uit de Noordsche Godenleer; door Finn Magnusen. Uit het Deensch vertaald door Jhr. Mr. M. Hettema. Te Leeuwarden, bij L. Schierbeek. 1835. In gr. 8vo. VII en 78 bl. f :-90.

Wie heeft de onderneming van den Heer Archivarius de jonge niet toegejuicht, toen hij het ondernam eene Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen te leveren? En wie was niet hoogelijk ingenomen met den aanvang van den arbeid diens Geleerden, toen het eerste deel van zijn werk het licht had gezien? Niet minder zal men voldaan zijn over den inhoud van het eerste stuk des tweeden deels, daar men ook hier weder den Schrijver niet alleen met kennis van zaken het voorgevallene ziet uiteenzetten, maar ook telkens hem ziet indringen tot de oorzaken, waarom alles aldus en niet anders zich kon toedragen. Het is niet slechts de enkel Geschiedkundige, maar, gelijk het bij den Historieschrijver, die meer dan opsteller van eene kronijk wil zijn, behoort te wezen, tevens de Staatsman, de Menschenkenner, de practische Wijsgeer, welken men spreken hoort. Dit is inzonderheid het geval, waar de Heer de jonge de vergelijking maakt tusschen de Britsche en de Nederlandsche zeemagt, tijdens het ontstaan en gedurende den loop van den eersten Engelschen oorlog, waar hij zoo wel de zedelijke als de stoffelijke sterkte en zwakte bij elke der strijdvoerende partijen navorscht, en de oorzaken daarvan aanwijst. Ieder beminnaar der Geschiedenis van ons Vaderland zal met ons reikhalzen naar het verder vervolg van dit tot dusver zoo loffelijk voortgezet werk.

Ook de Geschiedenis der Kusten van de Noordzee, door Dr. westerhoff, naar het Hoogduitsch van arends, bewerkt, en met des Vertalers Voorrede en Aanmerkingen vermeerderd, schoon het werk hier en daar, vooral wat het geologisch oogpunt betreft, veel te wenschen overlaat, bezit echter vele verdiensten, en is de eer der vertaling waardig. Het vervolg zoo spoedig mogelijk te ontvangen, zal den meesten bezitters van dit eerste deel welkom zijn; en wij hopen, dat niet slechts het tweede deel, waarmede het werk in zeker opzigt voltooid zou kunnen heeten, maar ook het daarmede in verband staande, schoon tevens afzon-

[p. 123]

derlijk bruikbare derde deel, dat eene Geschiedenis der Watervloeden, van de vroegste tijden tot en met het jaar 1830 behelst, ons mettertijd, even getrouw, doch, kan het zijn, in nog zuiverder Nederlandsch vertolkt, zal worden aangeboden. In wetenschappelijke werken vooral is het wel eens moeijelijk, bij de vertaling, even keurig als getrouw te wezen, daar men steeds vreest, de meening des Schrijvers niet juist genoeg over te brengen, als men niet woordelijk alles wedergeeft; en dat woordelijk wedergeven veroorzaakt al ligt iets uitheemsch in stijl en terminologie.

Zulks ondervond ook de Heer hettema, toen hij het werkje van finn magnusen, de eerste November, een geschied- en tijdrekenkundig Onderzoek uit de Noordsche Godenleer, vertaalde. Maar niet alleen dat eenige bijzonderheden in den stijl, of dat eenige uitdrukkingen, den vreemden oorsprong verraden: neen! taal en spelling zijn bovendien gansch niet naauwkeurig, en het is alleen het belangrijke van den inhoud, hetgeen ons het veelvuldig gebrekkige te dien opzigte vergeten doet. Met uitnemend genoegen en tot wezenlijke leering heeft Referent dit kleine, doch zaakrijke boeksken gelezen, hetwelk nog in waarde gerezen is door de geleerde en wèl te pas bijgebragte Aanteekeningen van den Vertaler, die, als beoefenaar van Geschiedenis en Oudheden, inzonderheid van de Noordsche en Friesche, sedert lang reeds gunstig bekend is.


Vorige Volgende

Over het gehele werk

Vaderlandsche letteroefeningen


Over dit hoofdstuk/artikel

over Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen (6 delen)


over Rembertus Westerhoff

over Montanus de Haan Hettema