leden van het Nederlandse tijdschrift ‘Barbarber’ als de vader van hun activiteiten erkend.
In ‘Barbarber’ (in nov. 1958 opgericht) werd aandacht gevraagd voor de overgeaccepteerde werkelijkheid, die we door de gewoonte verblind niet meer zien. K. Schippers en J. Bernlef, de biezonderste Barbarbermensen, schreven samen een boek ‘Een cheque voor de tandarts’, waaruit niet enkel hun belangstelling voor maar ook hun verwantschap met figuren uit de beeldende kunst blijkt. Het zijn dan ook beeldende kunstenaars die het ongewone van het gewone via hun werk toonden of de structuur van schijnbaar onopvallende materialen door scherp waarnemen terug zichtbaar maakten. In die zin is ook hun beider aandacht voor het werk van de Nederlander J.J. Schoonhoven te verklaren.
Ook in ‘Gard-Sivik’ werd van 1958 af de werkelijkheid opnieuw geïntegreerd. Het accent lag bij de Gard-Sivikmensen vooral op het ‘eigentijdse’. Armando, die samen met Sleutelaar, Vaandrager en Verhagen zowat het Gard-Sivikklimaat uit die tijd bepaalde zegde in dit verband: ‘Niet de Realiteit bemoraliseren of interpreteren (verkunsten), maar intensiveren... Werkmethode: isoleren, annexeren. Dus: authenticiteit. Niet van de maker, maar van de informatie. De kunstenaar, die geen kunstenaar meer is; een koel, zakelijk oog. Poëzie als resultaat van een (persoonlijke) selectie uit de realiteit.’
Armando was ook als beeldend kunstenaar actief. Hij maakte deel uit van de Nulgroep (samen met Schoonhoven en Peeters). De werkwijze van de Gard-Sivikdichters vertoont wel enigerlei verwantschap met de werkwijze van de Nulgroep en van de Duitse Zerogroep (Piene, Mack, Uecker).
‘De kunstenaars van de Nulgroep isoleren een gedeelte uit de werkelijkheid (schroeven, plukjes watten e.d.) niet met de bedoeling deze te interpreteren, door bijv. een parodie van de werkelijkheid te geven, maar om deze te intensiveren.’ (zie ‘Kunst van Nu.’)
De dichters van Gard-Sivik gaan gespreksflarden als ready-madepoëzie presenteren, of stukjes zakelijke