Print Van glorie en lijden(1917)–Daan BoensSonnetten uit de loopgraven aan den Yser Vorige Volgende [p. 63] De Walkyre 't Werd avond, en de zonne zonk vergoud in 't Westen, overheen de wijde steppen; een ruiter stond aan gindschen zoom van 't woud en hoorde een verre en eenzaam klokje kleppen. De ruiter had sinds lang de zon aanschouwd; het paard stond stil en dorst geen spier verreppen, zijn oogen zagen star, en waren brokken goud: een grootsch figuur in de overwijde steppen. Een witte doek was om het hoofd gebonden van d' eedlen ruiter, met het bleek gelaat, een witte doek, als dragen de gewonden. En de eedle ruiter, in bemorst gewaad, was eene vrouw, die vele dagen streefde op 't Poolsche slagveld, waar heur vader sneefde! Vorige Volgende