De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus2876 Aan Conradus Goclenius
| |
[p. 216] | |
geen waarschuwing nodig te hebben. Ze zullen je uiteindelijk eronder krijgen als je hun vaak schrijft. Melanchthon is naar Polen geroepen. Dit werd me geschreven door de bisschop van Płock,6. die hem uitgenodigd heeft. En Melanchtchon zelf laat zowel in zijn commentaar op de Brief aan de Romeinen als in zijn persoonlijke brieven aan mij7. duidelijk doorschemeren dat hij zich schaamt voor zijn medestanders. Eind september heb ik van Van der Dilft een brief gekregen die in mei in Spanje was geschreven, samen met een brief van Juan de Vergara.8. Allebei beloven ze geld van de aartsbisschop van Toledo,9. maar geen van beiden noemt een bedrag. Mij heeft zelfs niet de schaduw van een geldsom bereikt. Toen mijn assistent Quirinus daarginds was, heeft Van der Dilft niets gezegd en ook geen woord via hem geschreven. Hij heeft hem integendeel laten gaan met de belofte dat hij jou via zijn eigen assistent een brief zou sturen. Hier komen de woorden uit de tragedie van pas: ‘de goddelijke manifestaties kennen vele gedaanten’.10. Wat ik via Lieven heb geschreven,11. is jou waarschijnlijk te goeder trouw overhandigd. Het plan van mijn terugkeer heb ik niet laten varen; dat gerucht heeft zich verbreid, wat niet mijn bedoeling was. Je kunt daar de bedoelingen van bepaalde lieden gemakkelijk uit afleiden. Het doet me verdriet dat het Drietalencollege zo snel in het slop is geraakt en ik zie het nog verdwijnen als de president12. en de executeurs niet zorgvuldig waken over de toewijding van de hoogleraren. Van Campen is weg; jij levert strijd, hoewel je ongetrouwd bent;13. Rescius onderhoudt diverse mensen. Ik schrijf dit via Viglius, die bij jou in de plaats zal komen van een uitvoerige brief van mij. Het ga je goed. Freiburg, 7 november 1533 Erasmus van Rotterdam, eigenhandig |
|