De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus[p. 295] | |
heb gehoord toen ik hem de brief en het boekje over de lieflijke eendracht3. voorlas. Wat de paus betreft: toen ik vandaag de kardinaal sprak over de kwestie van genoemd boekje, zei de kardinaal me onder meer dat de paus uw brief aan de kardinaal en een kopie van die andere brief in het Duits4. met grote aandacht had gelezen en dat die hem zeer goed waren bevallen, en dat hij, nadat hij het getuigenis van de kardinaal over het boekje had vernomen, bijzonder uitgelaten was en u bijzonder welgezindheid bleef. Als dienaar van uwe waardigheid achtte ik het mijn taak deze weinige woorden toe te voegen aan de brief5. van de kardinaal, en ik zou nog meer toevoegen als ik niet zou vrezen u daarmee te bezwaren in plaats van te dienen. Moge het u goed gaan, geachte heer. Rome, 16 mei 1534 Voordat ik voornoemd boekje had gezien, hadden sommigen hier er kritiek op; ze zeiden dat Erasmus iedereen volkomen vrijliet in zijn eigen mening, een verwijt dat de kardinaal vervolgens in mijn aanwezigheid overtuigend heeft weggewuifd; ik ben er zeker van dat zij nu redelijker zullen zijn enz. Als ik zou weten dat u de Quodlibeta6. van de kardinaal nog niet heeft, zou ik die aan u toesturen. Giovanni Danieli, de nederige dienaar van uwe waardigheid |
|