Prologhe oft t'zamenspraeck van twee Personagiens.
GHy hebt ghehoort Vrienden hoe d'Inborstighe envije
Met haer ghezellinne Valsche calumnije,
Leandri en Hero liefde hebben geopenbaert,
En hoe dat Leander Hero syn lieve Amije
Daerom niet en verliet, maer met herte blije
Alle nachten naer syn Alderliefste overswam de vaert,
En hoe hy ghebruycte synen amoureusen aert,
Tot dat hem 'tzelve was belet vande stormen en winden,
En hoe dat Hero zes nachten zat zeer beswaert,
Om dat sy moeste derven haren lieven Beminden,
En hoe Leander de Goden, die hem zochten te schinden,
Heeft vervloect en vermalendijt al t'zamen.
En nu zullen wy v betoonen notabele Vrinden,
Hoe Iupiter de Goden doet vergaren om te ramen
Ghewichtighe zaken, en hoe sy te Rade quamen,
Die Leandrum ten lesten ter doot verwesen,
En hoe Saturnus, tot Leandri onvramen,
Verwect heeft de Rampzalighe Fortuyne mispresen,
En de Goddinne Atropos boven desen,
Ten eynde dat sy Leandrum zouden krincken,
En hoe sy door Saturni bevel zijn opgheresen
Om Leandro synen buyck vol waters te schincken.
| |
En om dat Hero oock zoude verdrincken,
Hoe dat de Rampzalighe Fortuyne vol variatie,
Die d'amoureusheyt altijt zoect te mincken,
Verwect heeft goddeloose desperatie.
Die Hero heeft aenghedaen zulcken turbatie,
Dat sy van zinnen gheheel was verdraeyt,
Door dat sy Leandrum verdroncken vont ter zelver spatie,
Mits dat 'tgroot onweder haer licht had uytghewaeyt.
En hoe dat haer Voester was gheheel ontpaeyt,
Als syse by een verdroncken zach ligghen inde Haven,
En hoe syse beyde in een graf heeft begraven.
Dit zullen wy speelwijs vertoonen best dat wy konnen,
Dus en wilt ons jonstich werck niet begrijpen,
Zoo zullen wy t'uwaerts altijt blijven verbonnen:
Dit zullen wy speelwijs vertoonen best dat wy konnen,
Wilt ons dan goede audientie jonnen,
Wy gaen terstont beghinnen naer het pijpen:
Dit zullen wy speelwijs vertoonen best dat wy konnen,
Dus en wilt ons jonstich werck niet begrijpen,
Want al zijn wy bot wy en zullen ons niet doen slijpen.
'tWonder,, byzonder,, dat onder,, d'Amoureusen gheschiet,
Dat waer,, ons te swaer,, om uyten klaer,, de secreten,
Wy en zouwen,, dat niet ontfouwen,, al wouwen,, wy ziet:
'tWonder,, byzonder,, dat onder,, d'Amoureusen gheschiet,
Brengt veel Gelieven,, die hun verhieven,, in grieven,, die't
Gheproeft heeft,, naer jonst ghetoeft heeft,, mach't weten:
'tWonder,, byzonder,, dat onder,, d'Amoureusen gheschiet,
Dat waer,, ons te swaer,, om uyten klaer,, de secreten,
Dus willen,, wy stillen,, de geschillen,, van groots vermeten.
|
|