Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Verzameld werk (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3,25 MB)






Editeurs
P.N. van Eyck
Johan B.W. Polak



Genre
proza
poëzie
drama

Subgenre
verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Verzameld werk (2 delen)

(1951-1952)–J.H. Leopold

Vorige Volgende
[p. 108]

Claghen

[p. 109]

1

 
Hoe druk, hoe druk loopt door mijn hoofd
 
al dagelijksch gebeuren!
 
Het heeft mijn arm en afgesloofd
 
besef gegrepen en geroofd
 
en is het weg gaan beuren.
 
 
 
En ik heb zelf mijn wil gericht
 
op dit fel aandacht schenken;
 
want dat, wat binnen in mij ligt,
 
dit wreed en deerelijk gezicht,
 
ik mag er niet aan denken.
 
 
 
Waar al wat eens had toebehoord,
 
vernield is en geschonden,
 
waar zooveel edel jongs vermoord,
 
het leven zelf werd weggesmoord
 
tot nimmermeer gezonden,
 
 
 
daar is zoo diepe ellendigheid,
 
een leegte zoo volslagen,
 
dat nauwelijks een snikken schreit
 
verloren door de eenzaamheid
 
en de verlaten dagen.
[p. 110]

2

 
O pijn om van
 
ineen te zinken
 
en kalm lafhartig
 
zielsverminken,
 
 
 
dat is zoo grievend
 
diep gedrongen,
 
dat er mijn hart
 
werd afgewrongen,
 
 
 
dat kon zoo komen
 
tot op het leven,
 
dat ik op stond
 
moest gaan begeven,
 
 
 
dat ik verlamd
 
en machteloos
 
alleen kan ademen
 
en altoos
 
 
 
wachten, verwachten
 
wat nu nog mag
 
volgen als
 
genadeslag;
 
 
 
terwijl in zwakke
 
en wee verdriet
 
mijn zielsbetrouwen
 
van mij vliet
[p. 111]
 
en al mijn denken
 
stokt en stil
 
en moe gaat worden
 
en zonder wil
 
 
 
en maar tot eenen
 
stand bereid,
 
tot staren op de
 
wanhopigheid.
 
 
 
 
 
En dan weer komt het
 
in mij op,
 
dat ik ternauwernood
 
het verkrop;
 
 
 
dan rijst het walgen
 
mij naar den mond,
 
de afschuw op mijn
 
lippen stond
 
 
 
en wilde drift
 
tesamen schiet,
 
die al het andere
 
van zich stiet.
 
 
 
Dan schudt mijn trots
 
het van zich af,
 
al dit bedekte,
 
dat valsch en laf
[p. 112]
 
ging triomfeeren
 
om klein geluk,
 
winst van een nietig
 
oogenblik.
 
 
 
En voelt zich vrij
 
en zuiver bloot
 
en onbelemmerd
 
en enkel groot
 
 
 
omhoog gerezen
 
en opgericht,
 
den ganschen jammer
 
in het gezicht!
 
 
 
 
 
O wisseling
 
en wederkeer
 
van luidkeels opgaan
 
en zinken weer;
 
 
 
golving, die on -
 
verbroken deinde,
 
waarvan het nauw
 
geboren einde
 
 
 
een volgende aanvang
 
had gevonden
 
en tot geen stilstand
 
komen konde.
[p. 113]
 
O woedende onrust,
 
die mij schudt,
 
mij die ook zelf
 
al uitgeput,
 
 
 
die van geen aflaat
 
weten mocht,
 
ook den bezwekene
 
nog bezocht,
 
 
 
die weggehouden
 
werd met zorgen,
 
maar dubbel foltert
 
in het verborgen;
 
 
 
geheime ziels -
 
beschadiging,
 
die elk vertroosten
 
onderving,
 
 
 
die ieder hopen
 
heeft bedrogen
 
en al mijn kracht
 
heeft weggezogen
 
 
 
en door wil duren
 
en niet genezen;
 
o God, wat mag
 
het einde wezen?
[p. 114]

3

 
In claghen, claghen
 
Vergaen de daghen
 
Van nu en gister en altijt;
 
Ic can de ueren
 
Niet verdueren
 
So swaer en hulpeloos beschreit.
 
 
 
Den naght verwaghten
 
Moet ic met smaghten
 
En hij en brenght niet wat ic soght,
 
En met besorghen
 
Comt de morghen;
 
Dattic hem tegen houden moght

Vorige Volgende