Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Timbre de Cardone

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,49 MB)

ebook (3,19 MB)

XML (0,16 MB)

tekstbestand






Genre
drama

Subgenre
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Timbre de Cardone

(1618)–Jan Jansz. Starter

Vorige Volgende

1. Handelinghe, 2. wtcomst.

FENICIE, FAVSTINA, GIRONDE.
 
fen.
 
VVilt Dorithea hier te comen voort gebieden.
 
fav.
 
Het gheen mijn Vrou begeert sal inder yl gheschieden.
 
fen.
 
Tervvijl de gulde Son in sijn deurvvrocht Palleys
 
Ontbint sijn gulde pruyck tot ciersel van sijn reys,
 
Sijn paerden tvvemaeltvve spant voor sijn gulden vvagen,
[fol. A2v]
 
Om so sijn groote glans dvvars door de locht te dragen
 
VVijl 'tcorts-gevallen dau, vveer na de vvolcken rijst
 
En Ops haer groene cleedt Saturni Vader vvijst,
 
So lust mijn Ieughdich hert, geprickelt door een yver
 
Te treden hier in 'tgroen omtrent mijns vaders vyver
 
Nu ist den rechten tijt, dat met een soet ghequeel
 
Der vog'len vlugh ghesvvarm haer minnelietjens te[el]
 
Nu sietmen dat sy vast uyt haere nesten bruyssen
 
En d'onghebaende lucht met vleughelen becruyssen,
 
Nu sietmen dat 'tgediert vast uyt hun slaep ontvvaeckt
 
En yeder na sijn aert sich vreughdich hier vermaeckt
 
Men siet de vog'len dan op boomkens tirelieren,
 
Dan hipp'len over 'tvelt, dan om de vvolcken svvieren
 
En groeten met gesangh Tithonis vvaerde Bruyt,
 
Die voor de blonde Son de poorten open sluyt
 
gir.
 
Besitster van mijn ziel, ô Spiegel van mijn vvegen
 
Den Hemel die bedau u met syn rijcken zeghen
 
Hoe nu? mijn schoone Son, mijn leven, mijn genucht
 
Mijn licht, mijn troost, mijn heyl, hoe neemt ghy dus de vlucht,
 
Ach vvilt my doch de glans van u ghesicht niet nemen
 
Of mijn benaude ziel sal van dit rif vervremen
 
fen.
 
'k Gis dat u Ioncker zijn de zeden onbekent
 
Die men hier in dit lant te houden is ghevvent,
[fol. A3r]
 
gir.
 
VVat zijn de zeden dan?
 
fen.
 
Mans moghen nau aenschouvven
 
Veel minder houden spraeck met eerlievende vrouvven
 
Dies vvilden ick niet om Cicilien uyt den gront
 
Dat yemant, 'tzy, vvie 'tzy, my by u staende vont,
 
Dus gunt my mijn vertreck.
 
gir.
 
Ach Liefken! can, om reden,
 
fen.
 
Ghy zijt nu hier in 'tlant, dus voegt u na de zeden.
 
gir.
 
Gunt my dan dat ic eerst kus u snee-vvitte hant.
 
fen.
 
Ic hoop niet dat ghy zijt behulpen met mijn schant,
 
Ick bid u laet mijn gaen.
 
gir.
 
VVel moet het dan so zijn,
 
Adieu mijn lieve Lief, denckt dan somvvijl om mijn
 
Daer gaet mijn Engel heen, d'hertader van mijn leven,
 
VVat sal ick nu bestaen? Ick vvil my gaen gegheven
 
Recht naer Castilien toe, en sien of ick de min
 
Can roeyen uyt mijn hert als ick niet by haer bin.


Vorige Volgende