Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De memoires

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5,96 MB)






Genre
non-fictie

Subgenre
non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De memoires

(2002)–Leo Tindemans

Vorige Volgende
[p. 534]

44
Vaarwel Straatsburg

Aan alles komt een einde. Hoe banaal deze woorden ook klinken, ik wil ze toch optekenen bij deze notitie van mijn laatste optreden in het Europees parlement in Straatsburg. Op 4 mei 1999 begon de vergadering met een toespraak van Romano Prodi, de nieuwe kandidaat-voorzitter van de Europese Commissie. Mijn aandacht was zeer gespannen want ik wilde geen woord missen van wat hij kwam verkondigen. Welke kwaliteiten kenmerkten deze Italiaanse professor om op te klimmen tot de top? Wat had hij in zijn mars? Het viel op dat hij enkele keren herhaalde dat we niet mochten blijven zweren bij de oude groeimodellen. Ik herinnerde me dat J.M. Keynes in zijn tijd bekendheid had verworven met eenzelfde bezwering. Maar Prodi sprak niet over het nieuwe model dat hij wenste aan te bevelen. Ik oordeelde dat hij zowat iedereen tevreden wilde stellen, zeer Italiaans, maar het maakte de toehoorders toch niet veel wijzer.

Sinds mijn jeugd verzamelde ik aforismen. Zo had ik al vroeg een uitspraak van niemand minder dan Talleyrand opgetekend: ‘Verwaarloos de eerste indruk niet, hij is de goede, vooral wanneer hij slecht is.’ Ik mag niet beweren dat de Italiaanse ex-premier een slechte indruk op me maakte, maar het was ook geen bezielende. Hij zag er ook uit als een serieburgermannetje, een ogenblik dacht ik zelfs ‘een tikkeltje biedermeierachtig’. Het leek of hij zelf niet helemaal overtuigd was van wat hij poneerde. Toch wekte hij sympathie, een gevoel van ‘laten we die man eens een kans geven, hij schijnt het wel goed te menen’. En dat telde nu mee, na de crisis met de Commissie voorgezeten door de onberispelijke Jacques Santer.

Die middag ging ik naar de Kangoeroeclub. Zij vergaderde iedere maand in Straatsburg op een dinsdag tijdens de middagpauze. Commissaris Hans van den Broek hield er, zoals naar gewoonte, een uitstekende uiteenzetting. Dit keer ging het over de fouten van de oude Commissie en over de verwachtingen omtrent de nieuwe, in het bijzonder inzake

[p. 535]

internationale betrekkingen. Die dag werd de Club voorgezeten door Sir Jack Stewart-Clark, een Brits lid dat ook Nederlands sprak, zij het niet bij deze gelegenheid. De Brit drong er bij me op aan dat ik Hans bedankte, wat ik uiteraard zeer graag deed.

Dit bood me overigens ook de kans mijn erkentelijkheid onder woorden te brengen voor de schitterende speech die hij in Antwerpen had afgestoken bij mijn afscheid van de politiek op 17 april 1999. Ik maakte mijn taak af met een zeer persoonlijke noot die me toeliet hem ook in het zonnetje te zetten voor zijn werk als collega-minister van Buitenlandse Zaken en als commissaris van de Europese Unie. Mijn secretaris, die in het zaaltje zat, kwam me nadien zeggen dat een Deense journaliste het een ongewoon hartelijk slotwoord had genoemd dat aan de bijeenkomst een bijna ontroerend karakter had verleend.

In de namiddag was de Duitse minister van Staat Günther Verheugen te gast bij de Commissie voor Buitenlandse Zaken. Hij had het over Europa 2000 en de top van Keulen en hoe hij de toekomst meende te mogen aankondigen. Ik kwam tussenbeide om eraan te herinneren hoe na de top van Berlijn werd verklaard dat beslissingen inzake defensie in Keulen op de agenda zouden staan. Kon de bewindsman dat nu bevestigen? In zijn antwoord citeerde de minister tweemaal zinnen uit mijn vroegere interventie. Hij viel me bij, maar legde de nadruk op de onmisbaarheid van een politieke wil om tot conclusies te komen.

In het vragenuurtje dat daarop volgde, verwees Hans van den Broek naar een standpunt uit het Tindemansverslag uit 1976 om aan te duiden waar volgens hem de oplossing lag. De voorzitter van de vergadering was overigens de Ier Gerry Collins, die ik nog had meegemaakt als collega in de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken. Alvorens een einde te maken aan het debat sprak hij zijn spijt uit dat ik het parlement verliet. Hij wenste me een gelukkige nieuwe levensfase toe. Mijn zoon Thomas, die daar ook aanwezig was, vond dat een waardig slot van mijn parlementaire bedrijvigheid en deelde in de bewijzen van vriendschap waarmee collega's me overstelpten. Ik zat in mijn hoofd met een bekentenis die Ernst Jünger op zijn 73ste verjaardag had neergeschreven: ‘Het blijft verwonderlijk dat ik nooit een gevoel van bejaardheid heb gekend.’ Dat was ook met mij het geval.

 

Het parlementaire hoofdstuk dat de naam Straatsburg droeg was hiermee afgesloten. Vrijdag brachten we nog onze stem uit en dan begon de thuisvaart. Ik wilde niet sentimenteel doen. Dit deel van mijn leven was nu

[p. 536]

achter de rug. Ik had in de hoofdstad van de Elzas boeiende opdrachten vervuld, nog meer mensenkennis opgedaan, interessante onderwerpen uitgediept, de Europese ontwikkeling als actor en ooggetuige meegemaakt. Ook al zullen ‘nationale’ waarnemers dit negeren, ik had er mijn tijd niet verloren. De vraag was wat het leven me nu zou brengen. Sloeg de klok voor de contemplatie?


Vorige Volgende