Gedichten
(2001)–Jacob WesterbaenAan mijnheer N.N. die mij genodigd had op de harst van 't varkenaant.Beleefde heer en vriend,
dit kleine briefje dient
om u te laten weten,
dat ik mij heden met
5
leedwezen vind belet
bij u te komen eten,
noch zelf kan zijn present
als men het testament
zal openen van 't verken -
10
maar laat niet dies te min
met gasten en gezin
het lichaam te versterken
met wat het achterlaat
bij erf'nis of legaat
15
of vorm van codicillen;
misschien hierna dat ik
een beuling of een stik
nog krijge van de billen.
Voorts dank ik u, mijnheer,
20
voor al de deugd en eer
die gij mij deed voor dezen
en, zo 't de kerfstok lij,
zal ik een vrijdag bij
u op een visje wezen.
|
|